ECLI:NL:RBMNE:2016:7623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/702803-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen in harddrugs en poging zware mishandeling van politieagent

Op 9 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het dealen van harddrugs en poging tot zware mishandeling van een politieagent. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden en aanwezig hebben van cocaïne, heroïne en amfetamine op 22 oktober 2013 in Utrecht, alsook van het handelen in harddrugs in de periode van 2 mei 2013 tot en met 22 oktober 2013. Daarnaast werd de verdachte verweten opzettelijk geprobeerd te hebben een politieambtenaar van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hem in te rijden. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 19 juni 2015 en 26 augustus 2016.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor de feiten 1, 3 en 5, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de feiten 2, 4 en 6 wel bewezen.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. Ook werd de schadevergoeding aan de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan de politieagent die zwaar lichamelijk letsel had opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/702803-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 19 juni 2015 en 26 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 samen met anderen op 22 oktober 2013 in Utrecht opzettelijk 29,2 cocaïne, 0.8 gram heroïne en 96,9 gram amfetamine heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad;
feit 2 samen met anderen in de periode van 2 mei 2013 tot en met 22 oktober 2013 in Utrecht in harddrugs heeft gehandeld;
feit 3 samen met anderen op 22 oktober 2013 in Utrecht middelen en voorwerpen in zijn bezit heeft gehad, die bedoeld waren om de handel in verdovende middelen voor te bereiden of te bevorderen.
feit 4 op 22 oktober 2013 te Utrecht opzettelijk geprobeerd heeft politieambtenaar [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel heeft mishandeld;
feit 5 samen met anderen op 22 oktober 2013 te Utrecht opzettelijk politieambtenaar [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel heeft mishandeld, welke mishandeling (zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg had;
feit 6 op 24 april 2013 te Utrecht 0,25 gram cocaïne heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt of vervoerd, in elk geval in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 5 subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten en de onder 4 primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag en het onder 5 primair tenlastegelegde heeft gepleegd. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Verdachte dient derhalve voor deze feiten vrijgesproken te worden.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte, al dan niet samen met anderen, de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het enkele feit dat verdachte korte tijd in de woning heeft verbleven is daartoe onvoldoende.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn bij hun verhoor bij de rechter-commissaris op hun eerdere bij de politie afgelegde verklaringen teruggekomen. Op basis van die verklaringen kan niet worden vastgesteld dat verdachte de drugsverkopende “ [naam] ” is. Voor het overige bevat het dossier slechts aanwijzingen, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had [slachtoffer 1] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het vanuit stilstand achteruit rijden, waarbij de snelheid nooit hoog kan zijn geweest, is onvoldoende voor de aanmerkelijke kans op het toe brengen van zwaar lichamelijk letsel, laat staan de dood, van [slachtoffer 1] . Daarnaast kon de scooter die tussen [slachtoffer 1] en de auto stond als buffer dienen. Uit het dossier volgt voorts niet dat verdachte zich er bewust van was dat er iemand achter de auto stond op het moment dat hij achteruit reed. Als niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans, dan heeft hij deze ook nooit kunnen aanvaarden.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de feitelijke gedragingen zoals omschreven in de tenlastelegging, het enkel inrijden op iemand, geen mishandeling opleveren.
Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat, zoals ten laste is gelegd onder feit 5, het door [slachtoffer 2] opgelopen vingerletsel - naar gewoon spraakgebruik - als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Of de vinger niet zal genezen staat niet vast.
Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had – te proberen - [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] . Daarnaast is de aanmerkelijke kans dat er, enkel door het wegrijden, zwaar lichamelijk letsel ontstaat bij iemand die bij/in het portier van de auto staat niet zonder meer aanwezig.
Eveneens kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Ook kan niet worden uitgesloten dat het letsel bij [slachtoffer 2] het gevolg is van enkel het handelen van de medeverdachte.
Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 1, 3 en 5
feit 1 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is bij deze feiten, echter dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de omstandigheid, uitgaande van de informatie in het dossier, dat verdachte op 22 oktober 2013 slechts korte tijd, minder dan een half uur, in de woning is geweest. Voorts is verdachte kort na het verlaten van de woning aangehouden. In de auto van verdachte en bij verdachte en zijn medeverdachte, die vanaf het moment van het verlaten van de woning tot het moment van hun aanhouding niet uit het zicht van de politie zijn geweest, zijn geen verdovende middelen aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
feit 5 primair, subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte het, al dan niet voorwaardelijk, opzet had om (te proberen) [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te mishandelen. Immers niet kan worden vastgesteld of verdachte zich bewust was of bewust moet zijn geweest van de positie van [slachtoffer 2] ten opzichte van de auto, op het moment dat de verdachte deze auto bestuurde. Evenmin kan worden vastgesteld of de verdachte zich bewust was of moet zijn geweest van het gegeven dat [slachtoffer 2] enige tijd de auto en de bijrijder heeft vastgehouden. Voorts is niet uit te sluiten dat het letsel van [slachtoffer 2] is veroorzaakt door pech. Zeker gezien het feit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de benarde positie van [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 5 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde
4.3.2
feit 2, 4 en 6
feit 2
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 22 oktober 2013 werd verdachte als bestuurder van een Volkswagen Polo in Utrecht staande gehouden en aangehouden. [2] In de Volkswagen Polo werd door verbalisant [verbalisant 1] , onder andere, een mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen. [3] De door verbalisant [verbalisant 1] aangetroffen telefoon werd voorzien van het nummer […] . Het telefoonnummer behorende bij deze telefoon was [telefoonnummer] . [4] Uit onderzoek aan voornoemde telefoon volgt dat van de eerste 50 telefoonnummers, 17 nummers te relateren zijn aan personen die bij de politie bekend staan als gebruikers van verdovende middelen. [5]
Op 17 december 2013 werd door verbalisant [verbalisant 2] een persoon gehoord, voorkomende in de contactenlijst van de telefoon met nummer [telefoonnummer] . Verbalisant hoorde dat deze persoon verklaarde [6] dat zij haar verdovende middelen had gekocht van “ [naam] ”. [7] Zij vertelde dat zij wist dat [naam] al weer vrij was. [naam] kende zij al als klein kind, net als zijn broertje [A] , beide jongens woonden op de [straatnaam] . [8]
Verbalisant [verbalisant 2] tekent hierbij aan dat verdachte [verdachte] een broertje heeft genaamd [A] en dat zij op de [straatnaam] woonden. [9]
De rechtbank merkt hierbij op dat uit het dossier volgt dat verdachte op 22 oktober 2013 werd aangehouden en op 9 december 2013 in vrijheid werd gesteld.
[getuige 2] heeft op 9 november 2013 verklaard dat hij sinds begin januari 2013 dagelijks heroïne en cocaïne kocht van [naam] . [10] Aan [getuige 2] werd tijdens zijn verhoor een foto van verdachte [verdachte] getoond. Getuige verklaarde dat hij de persoon op de foto herkende als de “ [naam] ” waarvan hij drugs kocht. [11]
[getuige 1] heeft op 8 november 2013 verklaard dat zij sinds januari 2013 heroïne en cocaïne kocht bij “ [naam] ”. [12]
Aan [getuige 1] werd tijdens zijn verhoor een foto van verdachte [verdachte] getoond. Getuige verklaarde dat zij de persoon op de foto herkende als de “ [naam] ” waarvan zij drugs kocht. [13]
Bewijsoverwegingen
Verklaringen [getuige 1] en [getuige 2] .
Beide getuigen hebben op 9 november 2013 bij de politie gedetailleerd en gelijkluidend verklaard over de “ [naam] ” van wie zij met grote regelmaat verdovende middelen kochten. Zij hebben beiden verdachte van een foto herkend als zijnde de “ [naam] ” bij wie zij hun verdovende middelen kochten. De getuigen hebben ieder afzonderlijk de door hen bij de politie afgelegde verklaring, voordat zij deze ondertekenden, doorgelezen en hebben verklaard bij deze verklaring te blijven.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat getuigen bij de politie niet in staat waren een verklaring af te leggen. Dat de getuigen twee jaar later bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting hebben aangegeven dat zij ten tijde van het verhoor onder invloed van slaapmedicatie verkeerden, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Voorts hebben ook bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting getuigen [getuige 1] en [getuige 2] een verklaring afgelegd en bevestigd dat zij verdachte kenden onder de naam “ [naam] ” en dat hij de persoon is op de hen door de politie getoonde foto.
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] zoals deze bij de politie zijn afgelegd betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs.
De rechtbank acht, gelet op het hiervoor overwogene, hetgeen getuigen bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting hebben verklaard - dat zij toch geen drugs van verdachte, of zoals getuige [getuige 1] heeft verklaard, misschien één keer, drugs van deze “ [naam] ”, zijnde verdachte hebben gekocht - niet aannemelijk.
telefoonnummer [telefoonnummer]
De rechtbank is van oordeel dat in de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik was bij verdachte. De telefoon is aangetroffen in de auto van (de vriendin van) verdachte. Uit onderzoek naar de personen achter de telefoonnummers uit de contactenlijst van de telefoon zijn een aantal personen naar voren gekomen, welke personen bij de politie bekend waren als gebruikers van verdovende middelen. Voorts volgt uit onderzoek van de historische gegevens van de telefoon in combinatie met verrichte observaties op de woning gelegen aan de [straatnaam] te [woonplaats] , dat verdachte degene was die in de periode van 21 september 2013 tot en met 23 september 2013 meerdere malen aanbelde bij voornoemde woning. Kort voordat verdachte telkens bij de woning aanbelde had de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] telkens contact met het telefoonnummer dat op naam stond van de bewoner van het adres aan de [straatnaam] te [woonplaats] . Er zijn geen aanknopingspunten waaruit volgt dat de telefoon mogelijk toebehoorde of in gebruik was bij de in de auto aanwezige medeverdachte of een ander persoon.
De verklaring van de op 13 december 2013 gehoorde getuige dat “ [naam] ” die van het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruik maakt, de verdachte is wordt ondersteund door het feit dat deze getuige ook weet dat en wanneer verdachte in vrijheid is gesteld.”
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
feit 4
poging doodslag
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met opzet geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder feit 4 primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag.
poging zware mishandeling
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [14]
Verbalisant [slachtoffer 1] kreeg op 23 oktober 2013 te Utrecht de melding dat de bestuurder van een Volkswagen Polo, kenteken [kenteken] , aangehouden kon worden. [15] Verbalisant zag dat een persoon plaatsnam op de bestuurderstoel van de Volkswagen Polo. Verbalisant zette zijn bromfiets, op ongeveer 1 meter afstand, achter de Polo. Hij zag dat de achteruitrijverlichting van de auto aanging en hoorde dat de motor van de auto in toeren toenam. Verbalisant stapte aan de andere kant van zijn bromfiets af. Hij zag dat de auto snel naar achteren reed, hard tegen zijn bromfiets aanreed en hij voelde dat bromfiets tegen hem aankwam en dat hij door de klap naar achteren vloog. [16]
Verbalisant [slachtoffer 2] zag op 22 oktober 2013 te Utrecht [17] dat verdachte [verdachte] in donkerkleurige Volkswagen Polo stapte. Zijn collega [slachtoffer 1] zette zijn scooter achter de Volkswagen. Verbalisant hoorde het toerental van de auto klimmen. Hij zag dat auto van verdachte zeer hard achteruit reed, vol tegen scooter van [slachtoffer 1] . [18]
Verbalisant [verbalisant 3] zag en hoorde dat de bestuurder van de Volkswagen Polo flink gas gaf en bijna over de collega heen reed. Hij zag dat de scooter van de collega onder de auto terechtkwam en werd meegesleurd en dat de collega net kon wegspringen. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet vooruit weg kon rijden en naar achteren moest rijden om weg te komen. Hij had wel iemand gezien die van de scooter was afgestapt, maar dat was aan de zijkant van de auto. Er kwamen nog meer mensen aan en hij wilde zo snel mogelijk wegrijden. Hij had gas gegeven en niet achteruit gekeken. [20]
Bewijsoverwegingen
voorwaardelijk opzet
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen ten gevolge van het handelen van verdachte. [slachtoffer 1] bevond zich op zeer korte afstand, één meter of minder, achter de auto van verdachte. De kans dat hij niet op tijd weg zou kunnen springen en door de auto aangereden zou worden op het moment dat de auto plotseling vol gas enkele meters achteruit reed, is daardoor aanzienlijk. Dat [slachtoffer 1] toch net op tijd weg heeft kunnen komen doet daar niet aan af. [slachtoffer 1] liep door het handelen van verdachte het risico dat hij ten val zou komen en door de auto meegesleurd zou worden, dan wel bekneld zou komen te zitten onder de auto, waardoor hij, gelet op de massa van de auto, de aanmerkelijke kans liep zwaar lichamelijk letsel op te lopen.
Verdachte zag voor het wegrijden dat er meerdere mensen op de auto waarin hij zat, afliepen. Verdachte wilde ten koste van alles met de auto wegkomen. Verdachte is vervolgens, terwijl hij wist dat zich rondom de auto verschillende personen bevonden, vol gas enkele meters achteruit gereden en heeft daarbij niet achterom of in de achteruitkijkspiegel gekeken om zo te kijken of er zich één of meer personen achter de auto bevonden. Verdachte heeft door zo te handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een persoon of meerdere personen die zich op zeer korte afstand van de achterzijde van de auto bevond(en), aan zou kunnen rijden.
De gedragingen van verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tenminste met voorwaardelijk opzet geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
feit 6
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [21]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] surveilleerden op 24 april 2013 in Utrecht. De surveillance was, na klachten van wijkbewoners, met name gericht op mogelijke dealers en kopers van verdovende middelen. [B] , ambtshalve bekend als koper van drugs, kwam in beeld. Van collega [verbalisant 5] vernamen verbalisanten dat er op de [straatnaam] een witte scooter bij [B] stopte en dat er iets werd uitgewisseld. De scooter reed weg over de [straatnaam] . [22]
Ter hoogte van het winkelcentrum […] , nabij de [straatnaam] , zagen de verbalisanten een witte scooter aan komen rijden. De bestuurder van de scooter werd staande gehouden en bleek te zijn [verdachte] . [23]
Verbalisant [verbalisant 5] zag [B] op de [straatnaam] . Uit de richting van winkelcentrum […] kwam vanaf de [straatnaam] een witte scooter aangereden. De bestuurder bleek later [verdachte] te zijn. Verbalisant zag dat [B] en [verdachte] contact hadden, meerdere keren schichtig om zich heen keken [24] en dat er iets werd overgegeven. [verdachte] reed weg richting winkelcentrum […] . [B] werd direct staande gehouden en verklaarde: “Ja ik heb gekocht”. Onderweg naar de auto liep [B] ineens naar de bosschages, hield haar handen op haar rug. Op de plaats waar [B] had gestaan trof verbalisant een klein zakje aan, met daarin een wit poeder. [25]
Het in beslag genomen poeder betreft 0,25 gram wit poeder. Het poeder testte positief op de aanwezigheid van cocaïne. [26]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 ten laste gelegde feit.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op een of meer tijdstippen in de periode van 2 mei 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4 primair
op 22 oktober 2013 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (politieagent politie Utrecht) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (VW Polo, [kenteken] ) (met een aanzienlijke, snelheid) op die [slachtoffer 1] is ingereden/afgereden, die zich op dat moment aan de achterkant van voornoemde auto bevond, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 6
op 24 april 2013 te Utrecht opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd ongeveer 0,25 gram cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feiten op.
feit 2 medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4 primair poging tot zware mishandeling;
feit 6 handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
De officier van justitie heeft bij zijn vordering rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de wijze waarop verdachte is aangehouden en het daarbij door hem opgelopen letsel en gevolgen die dat voor verdachte heeft gehad.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met, subsidiair, daarnaast een voorwaardelijk strafdeel en/of een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het
bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door achteruit met een auto op hem af te rijden. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en zij kunnen nog lange tijd de gevolgen daarvan ondervinden in hun dagelijks functioneren. De rechtbank houdt er daarbij - in het voordeel van verdachte - rekening mee dat niet vast staat dat verdachte zich er van bewust was of wist dat het hier om een politieambtenaar ging.
Daarnaast heeft verdachte zich – al dan niet samen met anderen - schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Harddrugs brengen een onaanvaardbaar risico met zich mee. Het risico ligt met name op het gebied van de gezondheid, het verslavende effect en de openbare orde. Met betrekking tot dit laatste is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien.
Uit het strafblad van verdachte van 16 juni 2016 volgt dat hij meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 4 november 2015 is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte thans een andere weg is ingeslagen en zijn leven op orde lijkt te hebben. Verdachte heeft aangegeven dat hij werk heeft, een opleiding volgt en binnenkort vader wordt.
De rechtbank acht het gelet op het tijdsverloop in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet noodzakelijk en ook niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten.
Een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank wel op zijn plaats omdat verdachte, gelet op zijn strafblad, een stevige stok achter de deur nodig heeft om te voorkomen dat hij zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig maakt en dat hij, hetgeen hij nu aan het opbouwen is, teniet doet.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, die is gaan lopen op 22 oktober 2013. De zaak tegen verdachte en zijn medeverdachten is – binnen de redelijke termijn - op 19 juni 2015 aangebracht ter terechtzitting. Op deze zitting zijn de zaken aangehouden in verband met het, op verzoek van de verdediging, horen van getuigen. Het laatste getuigenverhoor heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016.
De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn mede voor rekening komt van de verdediging. De rechtbank zal bij haar oordeel rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en nu zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden: een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet verricht.

9.De benadeelde partijen

9.1
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 400,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 4 aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 400,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2013 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2013 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
9.2
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 5 aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij deels toe te wijzen tot een bedrag van € 400,00, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

10.Het beslag

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen scooter en het in beslag genomen geldbedrag van € 166,70. De op de beslaglijst vermelde telefoons kunnen teruggegeven worden aan verdachte.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de op de beslaglijst vermelde goederen teruggegeven dienen te worden aan verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het de beslag genomen scooter, verbeurd verklaren.
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag betrekking heeft op het onder feit 6 onder verdachte in beslag genomen geldbedrag.
Dit betreft een bedrag van € 151,50
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag van € 151,50, verbeurd verklaren.
Dit voorwerp is geheel of grotendeels uit baten van het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit verkregen.
De rechtbank zal de in beslag genomen scooter, merk Piaggio, type C25, verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 6 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen telefoons, te weten de gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] en de gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerp is het onder 2 bewezen verklaarde feit voorbereid/begaan.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] .

11.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2 medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4 primair poging tot zware mishandeling;
feit 6 handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
Verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 130 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- een
taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 400,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 400,00 te betalen, bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[slachtoffer 2]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
- een geldbedrag van € 151,50,
- een scooter, merk Piaggio, type C25;
- gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] ;
- gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] ;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen gsm, merk Nokia, kleur zwart, […] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en mr. M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 september 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad 29,2 gram cocaïne en/of 0,8 gram heroïne en/of 96,9 gram amfetamine, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 mei 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Utrecht, althans het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- versnijdingsmiddel(en) en/of
- verpakkingsmateriaal en/of
- versnijdingsapparatuur en/of
- een weegschaal
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
art 3b lid 1 Opiumwet
art 10 lid 2 Opiumwet
4. primair
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (politieagent politie Utrecht) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (VW Polo, [kenteken] ) (met een aanzienlijke, althans meer dan geringe snelheid) op die [slachtoffer 1] is ingereden/afgereden, die zich op dat moment aan de achterkant van voornoemde auto bevond
zijnde de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijven niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. subsidiair
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer 1] (politieagent politie Utrecht) heeft mishandeld door met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (VW Polo, [kenteken] ) (met een aanzienlijke, althans meer dan geringe snelheid) op die [slachtoffer 1] in/af te rijden (terwijl die [slachtoffer 1] zich op dat moment aan de achterkant van voornoemde auto bevond)
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. primair
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [slachtoffer 2] (politieambtenaar van de politie Utrecht) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (gescheurde strekpees linker middelvinger) door opzettelijk
- de deur (bijrijderszijde) van de personenauto waarin verdachte(n) zat(en) (VW Polo, [kenteken] ) dicht te trekken (terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) voornoemde auto in beweging te brengen;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. subsidiair
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer 2] (politieambtenaar van de politie Utrecht) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- de deur (bijrijderszijde) van de personenauto waarin verdachten zaten (VW Polo, [kenteken] ) dicht heeft/hebben getrokken (terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) voornoemde auto in beweging heeft/hebben gebracht
zijnde de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- de deur (bijrijderszijde) van de personenauto waarin verdachte(n) zat(en) (VW Polo, [kenteken] ) dicht te trekken (terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, en/of zijn mededader vast had) voornoemde auto in beweging te brengen
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (gescheurde strekpees linker middelvinger), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
6
hij op of omstreeks 24 april 2013 te Utrecht opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,25 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL0910-2014048654, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 170 en 171.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 106.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 110.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 107.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 127.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 127.
10.Proces-verbaal verhoor van verdachte [getuige 2] , pagina 117.
11.Proces-verbaal verhoor van verdachte [getuige 2] , pagina 118.
12.Proces-verbaal verhoor van verdachte [getuige 1] , pagina 122.
13.Proces-verbaal verhoor van verdachte [getuige 2] , pagina 123.
14.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL0910-2014048654, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 159.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 160.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 157.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 158.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 154.
20.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
21.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL091A-2013090794, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 23.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 25.
26.Rapport Opiumwet, pagina 42.