ECLI:NL:RBMNE:2016:7616

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/058879-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerderjarige in vereniging

Op 24 juni 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juni 2013 samen met een ander een mobiele telefoon heeft gestolen van een slachtoffer in Nieuwegein. De verdachte is in persoon verschenen en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M. van Dam. Tijdens de zitting heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis is gehecht, beschrijft dat de verdachte en zijn mededader de telefoon van het slachtoffer hebben afgenomen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte herkenbaar was op camerabeelden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft een taakstraf van 60 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 30 dagen indien de taakstraf niet wordt uitgevoerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.317,10, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/058879-15 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] locatie [woonplaats] .

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 10 juni 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 juni 2013 samen met een ander te [woonplaats] [slachtoffer] van zijn telefoon heeft beroofd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van het dossier niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij verdachte niet herkent op de in het dossier aanwezige afdrukken van de camerabeelden. Op aanwijzing van het slachtoffer kwam men eerst bij een woning aan de [straatnaam] , maar daar woonde verdachte niet. Voorts herkent getuige [getuige 1] verdachte niet.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[slachtoffer] heeft op 13 juni 2013 aangifte gedaan. Op 13 juni 2013 was hij samen met [B] ter hoogte van het […] te [woonplaats] . Er kwamen twee jongens op hen aflopen. [2] Jongen 1 pakte zijn telefoon uit zijn hand en gaf deze aan jongen 2. Aangever zei dat hij zijn telefoon terug wilde. Jongen 2 zei: “Moet ik je slaan of zo.” Jongen 2 gaf de telefoon aan jongen 1. Beide jongens liepen weg. Aangever vroeg meerdere keren zijn telefoon terug. Jongen 1 gaf hem met zijn vuist een klap onder zijn oog. Beide jongens renden weg in de richting van het [straatnaam] . [3]
Aangever werd opgehaald door zijn vader en samen reden zij naar het [straatnaam] . Daar zag hij bij de voetbalkooi een jongen die hij kende, [getuige 2] . [getuige 2] vertelde dat hij twee jongens had zien rennen. Jongen 1 heette “ [voornaam] ”. Jongen 2 heette “ [roepnaam van verdachte] ”, zou op de [adres] te [woonplaats] wonen en had als telefoonnummer [telefoonnummer] .
Aangever was met zijn vader naar de [adres] gereden, daar zag hij door het raam in de woning een jongen zitten, hij herkende deze jongen als jongen 2. [4]
[B] zag op 13 juni 2013 dat jongen 1 en jongen 2 wegliepen met de telefoon van [slachtoffer] .. [slachtoffer] vroeg meerdere malen zijn telefoon terug. Hij zag dat jongen 1 [slachtoffer] met zijn vuist onder zijn oog sloeg. [5]
[getuige 3] was na de beroving met zijn zoon [slachtoffer] naar de woning van de door de jongens bij de voetbalkooi genoemde “ [roepnaam van verdachte] ” gereden. Aangekomen bij de woning hoorde hij zijn zoon zeggen dat hij de jongen in de woning herkende. [6] [getuige 3] had bij de woning aangebeld en had aan de man die opendeed gevraagd of hij zijn zoon wilde vragen om de telefoon terug te geven. De man zei dat zijn zoon [roepnaam van verdachte] de telefoon niet had, de andere jongen zou de telefoon hebben. Het adres waar hij met zijn zoon [slachtoffer] was geweest was op de [straatnaam] te [woonplaats] . [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij “ [roepnaam van verdachte] ” zijn roepnaam is. [8]
Uit onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie volgt dat verdachte [verdachte] op 14 juni 2013 ingeschreven stond op de [adres] te [woonplaats] . [9]
Uit onderzoek in het BHV systeem van de politie volgt dat [A] op 19 december 2013 aangifte had gedaan van vermissing van zijn zoon [verdachte] . Als telefoonnummer van [verdachte] werd opgegeven [telefoonnummer] . [10]
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van 13 juni 2013 van het betreffende […] Filiaal bekeken. [11] Op de beelden was te zien dat aangever en getuige samen met de jongens 1 en 2 weglopen. Jongen 2 draagt onder andere een zwarte gewatteerde jas met capuchon en een wit rond logo op de linkerborst. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich zelf herkent op de bovenste foto op pagina 57 van het proces-verbaal. [13]
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat er een sterke gelijkenis is tussen de jas en het petje die verdachte draagt op de foto op de bovenste foto op pagina 57 en de jas en het petje die jongen 2 op de foto op pagina 57 draagt.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de door aangever genoemde jongen 2 is.
De rechtbank overweegt daartoe dat de door getuige [getuige 2] genoemde naam “ [roepnaam van verdachte] ” en het telefoonnummer zijn te herleiden naar verdachte.
In de woning waar men op aangeven van getuige [getuige 2] naar toe was gegaan, herkende aangever de jongen in de woning, als jongen 2 van de beroving. Het feit dat aangever in eerste instantie [adres] noemt, doet daar niet aan af, mede gelet op het feit dat de vader van aangever heeft bevestigd dat zij op de [straatnaam] , het woonadres van verdachte, zijn geweest. Voorts zijn er sterke overeenkomsten tussen de kleding van verdachte op de foto van verdachte en de kleding op de foto van jongen 2.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 juni 2013 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader, nadat de telefoon van voornoemde [slachtoffer] was afgepakt,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Moet ik je slaan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- vervolgens die [slachtoffer] tegen het gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren , terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft geen standpunt ingenomen over een op te leggen strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het
bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
Verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer van zijn telefoon beroofd, waarbij het slachtoffer is geslagen en bedreigd. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Het is algemeen bekend dat de slachtoffers hier nog lange tijd de nadelige gevolgen van ondervinden.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de onder parketnummer 16/659871-15 omtrent verdachte opgemaakte rapportage van drs. [C] , GZ-psycholoog en van de reclasseringsadviezen van het Leger des Heils van 3 februari 2016 en 24 mei 2016.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor een diefstal met (licht) geweld een taakstraf van 60 uur passend en geboden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op respectievelijk 13 maart 2015 en 3 juni 2014 is veroordeeld door de kinderrechter en nu wordt schuldig verklaard aan misdrijven die vóór de hierboven genoemde data zijn gepleegd.
De rechtbank heeft verder – in het voordeel van verdachte - rekening gehouden met de ouderdom van het onderhavige feit en de opgelegde straf in de strafzaak onder parketnummer 16/659871-15, welke strafzaak tegelijk, maar niet gevoegd, met de onderhavige strafzaak ter terechtzitting is behandeld. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet degene is die geslagen heeft.
Alles afwegende acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, te vervangen door een jeugddetentie van 30 dagen indien verdachte voornoemde werkstraf niet verricht.

9.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.317,10, bestaande uit € 717,10 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente, kosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet betwist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade van € 1.317,10 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 717,10 aan materiële schade en
€ 600,00 aan immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 13 juni 2013 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren , terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
Verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot:
- een
taakstrafbestaande uit
een werkstrafvoor de duur van
60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
- beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, v
ervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
30 dagen.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 1.317,10, bestaande uit € 703.10 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 1.317,10 te betalen, bestaande uit € 703.10 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening; bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. H.A. Gerritse en mr. A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 juni 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 13 juni 2013 te Nieuwegein, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s), nadat de telefoon van voornoemde [slachtoffer] was afgepakt,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Moet ik je slaan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL0960-2014041598, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 30.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 31.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 34.
5.Proces-verbaal van verhoor [B] , pagina 44.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 40.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 41.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2016.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 54.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 48 en 49.
13.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2016.