ECLI:NL:RBMNE:2016:7613

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
C/16/406694 / KG ZA 15-965
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering van voorschot uit nalatenschap in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en meerdere gedaagden, die allen erfgenamen zijn van de overleden moeder van eiser. Eiser vorderde een voorschot van € 25.000,- op zijn erfdeel uit de nalatenschap. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat er gewichtige redenen waren voor de uitkering van dit voorschot, gezien zijn financiële nood en het feit dat de nalatenschap voldoende middelen bevatte om aan deze vordering te voldoen. De voorzieningenrechter wees erop dat de taak van de executeur is om de nalatenschap te beheren en dat er geen belemmeringen waren om een voorschot uit te keren. De vorderingen van eiser werden toegewezen, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/406694 / KG ZA 15-965
Vonnis in kort geding van 13 januari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [eiser] ,
eiser,
advocaat mr. L.H. Haarsma,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
advocaat mr. J.G.J. Elslo,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
advocaat mr. L.H. Haarsma,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3] ,
advocaat mr. L.H. Haarsma,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 4] ,
advocaat mr. J.G.J. Elslo,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 5] ,
advocaat mr. J.G.J. Elslo,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 6] ,
advocaat mr. L.H. Haarsma,
gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • het faxbericht van 28 december 2015 van de zijde van eiser, met producties,
  • het faxbericht van 28 december 2015 van de zijde van gedaagden, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 29 december 2015,
  • de pleitnota van de zijde van eiser,
  • de pleitnota van de zijde van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[moeder](hierna te noemen: de moeder) is overleden op [2014] .
2.2.
Eiser en gedaagden zijn de kinderen van de moeder. Zij zijn allen, ieder voor een gelijk deel, erfgenaam in de nalatenschap van de moeder. Zij hebben allen de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.3.
Bij testament heeft de moeder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 6] (gezamenlijk dan wel alleen) benoemd tot executeur van de nalatenschap. Bij beschikking van 18 juli 2014 van de kantonrechter is aan [gedaagde sub 6] , op haar verzoek, ontslag verleend als executeur.
2.4.
[eiser] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] hebben een verzoek ingediend bij deze rechtbank (sector kanton) om [gedaagde sub 1] uit zijn functie van executeur te ontslaan wegens het op onbehoorlijke wijze uitvoeren van zijn taak als executeur. In die procedure is een mondelinge behandeling bepaald op 14 januari 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
I. [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur te veroordelen tot betaling van een voorschot aan [eiser] (op het rekeningnummer van [eiser] bij [gedaagde sub 1] genoegzaam bekend) van een bedrag van € 25.000,- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, binnen één dag na betekening van het vonnis;
II. [gedaagde sub 1] in persoon te veroordelen akkoord te gaan met het doen uitbetalen van een voorschot van € 25.000,-, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, aan [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag die [gedaagde sub 1] na betekening van het vonnis weigerachtig is aan de inhoud van het vonnis te voldoen;
III. [gedaagde sub 5] te veroordelen akkoord te gaan met het doen uitbetalen van een voorschot van € 25.000,-, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, aan [eiser] ,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag die [gedaagde sub 5] na betekening van het vonnis weigerachtig is aan de inhoud van het vonnis te voldoen;
IV. [gedaagde sub 4] te veroordelen akkoord te gaan met het doen uitbetalen van een voorschot van € 25.000,-, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, aan [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag die [gedaagde sub 4] na betekening van het vonnis weigerachtig is aan de inhoud van het vonnis te voldoen;
V. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij thans in financiële nood verkeert en dat de omvang van de nalatenschap het toelaat dat aan hem een voorschot op zijn erfdeel wordt betaald.
3.2.
Gedaagden sub 1, 4 en 5 hebben verweer gevoerd. Zij hebben onder meer betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en dat de omvang van de nalatenschap het toelaat dat thans aan [eiser] een voorschot op zijn erfdeel wordt betaald.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft aangevoerd een spoedeisend belang te hebben bij een oordeel van de voorzieningenrechter, nu hij thans niet over inkomen of vermogen beschikt en wel rekeningen moet betalen. De voorzieningenrechter zal daarom op de vorderingen van [eiser] beslissen.
4.2.
De voorzieningenrechter is gebleken dat er geschil is tussen de erfgenamen over de wijze waarop [gedaagde sub 1] zijn taak als executeur uitvoert in het algemeen (in welk kader een procedure aanhangig is gemaakt bij de kantonrechter) en in het bijzonder over de vraag of aan [eiser] een voorschot op zijn erfdeel kan worden betaald, welk geschil thans voorligt. Gebleken is dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] instemmen met de uitkering van een voorschot aan [eiser] , terwijl [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] hiermee niet instemmen.
4.3.
Uitgangspunt bij de afwikkeling van een nalatenschap is dat verdeling eerst aan de orde komt na afsluiting van de executele en dat bij een verdeling de totale gemeenschap dient te worden verdeeld (overeenkomstig artikel 3:179 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat dit uitgangspunt in dit geval niet in de weg aan de uitkering van een voorschot. De strekking van de executele blijkt uit de taak van de executeur. Die taak is, kort gezegd, de goederen van de nalatenschap beheren en de schulden van de nalatenschap voldoen (artikel 4:144 lid 1 BW). Een en ander dient ter voorbereiding van de verdeling van de nalatenschap. In deze nalatenschap is, blijkens de aangifte erfbelasting (productie 9 van de zijde van eiser), het totaal van de bezittingen € 2.625.658,- en is er geen sprake van andere schulden dan is vermeld onder 4.5.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat er thans sprake is van gewichtige redenen voor de uitkering van een voorschot. [eiser] heeft aangevoerd dat hij sinds augustus 2012 geen werk meer heeft en dat hij niet in aanmerking komt voor een uitkering uit hoofde van de Participatiewet nu aan hem vermogen toekomt uit de nalatenschap van de moeder.
Blijkens productie 6 (van de zijde van eiser) bedraagt het saldo van de betaalrekening van [eiser] thans € -999,20 en het saldo van zijn spaarrekening € 0,00. Daarnaast heeft hij openstaande rekeningen overgelegd van Vodafone, KPN en Zilveren Kruis Achmea. Ook is gebleken dat [eiser] half oktober 2015 een bedrag van € 1.000,- heeft geleend van [gedaagde sub 6] . [eiser] heeft zich genoodzaakt gezien om deze kort gedingprocedure aanhangig te maken, nadat hij [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur meerdere malen tevergeefs om een voorschot had gevraagd. Daarbij komt dat gedaagden, hoewel zij het spoedeisend belang van [eiser] hebben betwist, zelf ter zitting hebben verklaard dat [eiser] moeite heeft om zijn financiën op orde te houden.
4.5.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de nalatenschap voldoende ruimte biedt om het gevraagde voorschot aan [eiser] te voldoen. Zoals hiervoor onder 4.3. reeds is vermeld, is het totaal van de bezittingen € 2.625.658,- en is er geen sprake van schulden. Dit is weliswaar zonder rekening te houden met de legaten, de erfbelasting, begrafenis- of crematiekosten en overige kosten in het kader van de executele/verdeling, maar vaststaat dat de nalatenschap ruimschoots toereikend is om daarnaast het gevraagde voorschot van € 25.000,- te voldoen, ook nu eerder aan alle erfgenamen een voorschot van circa € 14.250,- is betaald. [eiser] is immers gerechtigd tot 1/7 deel van de nalatenschap. Dit geldt ook indien zou blijken dat nog een bedrag van € 66.000,- moet worden verrekend, zoals door gedaagden is aangevoerd omdat volgens hen [eiser] dit bedrag tijdens het leven van de moeder als lening heeft ontvangen. Of dat juist is – [eiser] stelt dat het hier om schenkingen gaat die hij niet hoeft terug te betalen (“in te brengen”) – kan in dit kort geding overigens niet worden vastgesteld.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van gedaagden dat er bij uitkering van een voorschot aan [eiser] sprake is van een restitutierisico, gelet op de hoogte van het gevraagde voorschot en de omvang van het erfdeel van [eiser] .
4.6.
Gedaagden hebben ter zitting aangevoerd dat er voldoende liquide middelen in de nalatenschap beschikbaar moeten blijven voor die erfgenamen die geen onroerend goed toegedeeld krijgen. De voorzieningenrechter acht onvoldoende onderbouwd waarom dit in de weg zou staan aan de uitkering van een voorschot aan [eiser] . Er is immers gesteld noch gebleken dat [eiser] een van de onroerende goederen toegedeeld wil krijgen. Het moet er daarom op gehouden worden dat [eiser] aanspraak wil maken op een deel van de liquide middelen.
4.7.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat niet uitsluitend aan [eiser] een voorschot kan worden uitgekeerd, aangezien alle erfgenamen gelijk gerechtigd zijn en gelijk dienen te worden behandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom onder de geschetste omstandigheden niet aan (slechts) één van de erfgenamen een voorschot zou kunnen worden toegekend. Het gaat immers slechts om een voorschot. Overigens is door gedaagden onvoldoende aangetoond dat de omvang van de nalatenschap het niet zou toelaten dat aan alle erfgenamen een voorschot van € 25.000,- wordt voldaan. Volgens de aangifte erfbelasting was er immers een bedrag van € 533.034,- aan bank- of spaartegoeden beschikbaar en stond er een bedrag van € 389.901,- op effectenrekeningen. Ter zitting heeft de advocaat van gedaagden verklaard dat er op dit moment een bedrag van ongeveer € 250.000,- op bankrekeningen zou staan. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd, terwijl dit – gezien het gevorderde voorschot en de bedragen die kennelijk ten tijde van de aangifte erfbelasting beschikbaar waren – wel op de weg van gedaagden had gelegen. De voorzieningenrechter volgt gedaagden daarom niet in hun stelling.
4.8.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur moet worden veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 25.000,- aan [eiser] . Hij heeft het als executeur feitelijk in zijn macht om dit bedrag over te maken. Het gevorderde onder I. zal daarom worden toegewezen.
4.9.
Gedaagden hebben nog aangevoerd dat [gedaagde sub 1] niet correct is gedagvaard. Hij zou uitsluitend zijn gedagvaard in zijn hoedanigheid van executeur. De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagde sub 1] blijkens de dagvaarding “in persoon, alsmede in zijn hoedanigheid van executeur” is gedagvaard. De stelling van gedaagden is dus feitelijk onjuist. Daar komt bij dat de vordering sub 1 (die is gericht tegen [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur) zal worden toegewezen en de overige vorderingen zullen worden afgewezen. Onvoldoende is namelijk gebleken welk belang [eiser] heeft bij de vorderingen II, III en IV. Het gevorderde sub 1 zal immers worden toegewezen en gezien deze veroordeling is het niet noodzakelijk dat alle erfgenamen afzonderlijk instemmen. Het gaat hierbij namelijk niet om de verdeling van de nalatenschap maar enkel om het uitkeren van een voorschot daarop dat later, bij de verdeling, zal moeten worden verrekend.
4.10.
Nu partijen broers en zussen van elkaar zijn en het geschil voortvloeit uit de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen compenseren aldus dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. In dit kader wordt opgemerkt dat het griffierecht, anders dan gedaagden hebben aangevoerd, € 285,- bedraagt en dat dit eenmaal wordt geheven voor zover gedaagden dezelfde advocaat hebben.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur tot betaling van een voorschot aan [eiser] , op het rekeningnummer van [eiser] , van een bedrag van € 25.000,-, binnen één dag na betekening van het vonnis;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: AV