ECLI:NL:RBMNE:2016:756

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
3476492 UC EXPL 14-15858 aw/1370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over standplaats voor chalet op camping in Utrecht met betrekking tot opzegging en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen Bouwpro B.V. en een huurder, aangeduid als [gedaagde], over een standplaats voor een chalet op een camping in Utrecht. De verhuurder, Bouwpro, heeft de huur opgezegd in verband met de renovatie van de camping. De huurder heeft echter een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin is afgesproken dat het chalet uiterlijk op 1 september 2014 door de verhuurder naar een andere standplaats op de camping zal worden verplaatst. De huurder betwist de opzegging van de huur en stelt dat de verhuurder zijn verplichtingen niet is nagekomen door het chalet niet te verplaatsen.

De procedure begon met een vordering van Bouwpro om te verklaren dat de huurovereenkomst per 1 april 2014 was geëindigd. De huurder voerde als verweer aan dat de verhuurder niet bevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen, omdat deze nog steeds door V.O.F. [VOF] werd beheerd. De kantonrechter oordeelde dat Bouwpro wel degelijk bevoegd was om namens V.O.F. [VOF] op te treden, maar dat de vaststellingsovereenkomst van 10 juni 2014, die na de opzegging was gesloten, leidde tot de conclusie dat de vorderingen van Bouwpro niet toewijsbaar waren.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Bouwpro tekort is geschoten in haar verplichtingen door de verhuizing van het chalet niet uit te voeren. De vordering van Bouwpro is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van de huurder. De vordering van de huurder in reconventie is eveneens afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar was. De rechter heeft de proceskosten in reconventie gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3476492 UC EXPL 14-15858 aw/1370
Vonnis van 10 februari 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bouwpro B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bouwpro,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J. van Ravenhorst,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. O.P. van der Linden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 september 2015
  • de akte met producties van Bouwpro, gedateerd 24 november 2015
  • de akte met producties A t/m C van [gedaagde] , gedateerd 2 december 2015
  • de comparitie van partijen gehouden op 10 december 2015, waarvan aantekening is gehouden door de griffier
  • de pleitnota van Bouwpro.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[camping] is gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De grond waarop de camping is gelegen is eigendom van de gemeente Utrecht. Deze heeft de grond in erfpacht gegeven aan V.O.F. [VOF] , eigenaar van de camping.
2.2.
[gedaagde] huurt sinds 2001 van V.O.F. [VOF] een standplaats voor een chalet op [camping] . Op die standplaats, aangeduid met nummer [nummer] , bevond zich in 2001 al een chalet. [gedaagde] heeft dat chalet van de vorige eigenaar, tevens vorige huurder van die standplaats, gekocht voor een bedrag van f .172.000,00.
2.3.
De huur voor de standplaats wordt aan [gedaagde] jaarlijks, per seizoen gefactureerd en wordt door hem in twee halfjaarlijkse termijnen betaald. In het seizoen 1 april 2013 tot 1 april 2014 bedroeg de kale huur € 1.802,50.
2.4.
Bouwpro heeft de erfpacht van de grond waarop de camping is gelegen op 4 september 2013 gekocht van V.O.F. [VOF] . De levering heeft nog niet plaatsgevonden, omdat de voor de levering vereiste toestemming van de gemeente Utrecht nog niet is verkregen.
2.5.
V.O.F. [VOF] heeft met ingang van 1 april 2013 en tot aan de leveringsdatum van de erfpacht de camping, dat wil zeggen het perceel met opstallen, aan Bouwpro verhuurd. Bouwpro heeft de exploitatie van de camping per 1 april 2013 overgenomen. Zij is begonnen met een herstructurering van de camping.
2.6.
Op 28 september 2013 schrijft de heer [B] namens Bouwpro aan [gedaagde] :
“Zoals u wellicht reeds heeft vernomen, wordt de camping geherstructureerd en gerenoveerd. (…) Concreet betekent dit, dat de camping in de komende maanden – tevens – in twee fases wordt heringedeeld. De eerste fase van deze werkzaamheden zullen plaatsvinden in het gedeelte rondom de beheerderswoning en bij de ingang van de camping. Voor geïnteresseerden liggen de plannen voor de herindeling van de camping bij mij ter inzage.
De herindeling betekent ook dat uw huidige standplaats niet blijft bestaan. Derhalve zal ik met u voor uw huidige standplaats geen nieuwe gebruiksovereenkomst voor het seizoen 1 april 2014 tot 1 april 2015 aangaan. Voor zover rechtens vereist, zeg ik bij deze de (gebruiks)overeenkomst met u op per 1 april 2014. U dient uw standplaats c.q. jaarplaats per uiterlijk 1 april 2014 te hebben ontruimd en als zwarte grond te hebben opgeleverd.
U hoeft echter niet van de camping te vertrekken! Bij deze bied ik u een nieuwe standplaats c.q. jaarplaats aan. De eerste nieuwe standplaatsen worden op dit moment aangelegd en zullen binnen enkele weken gereed zijn. (…)
Ik bied u derhalve aan om in goed overleg met ondergetekende vóór 1 november 2013 een nieuwe standplaats c.q. jaarplaats te kiezen. De voorwaarden waaronder u de nieuwe standplaats kunt gebruiken, waaronder ook de verhuizing van uw huidige standplaats naar de nieuwe standplaats, zullen in goed overleg worden vastgelegd. Het doel is om de herstructurering voor alle partijen zo goed en soepel mogelijk te laten verlopen.
(…)”
2.7.
Op 27 januari 2014 schrijft de gemachtigde van Bouwpro aan [gedaagde] onder meer:
“U huurt een standplaats op het campingterrein van [naam] . De standplaatshuur betreft een jaarlijkse (bepaalde) periode van 1 april tot en met 31 maart (van het opvolgende jaar). De standplaatshuur wordt (ook) gefactureerd van 1 april tot en met 31 maart. Derhalve eindigt de huidige gebruiksperiode van uw standplaats van rechtswege per 1 april 2014.
(…)
Verder heeft cliënte nog immer geen (substantiële) betaling(en) ontvangen ter zake de betalingsachterstand(en) aangaande de standplaatshuur en de nota’s voor water en elektra. Thans resteert door u te betalen een (totaal)bedrag ad € 530,00.
Cliënte heeft u over de betalingsachterstanden gemaand en aangeschreven. Ondanks voorgenoemde betalingsherinneringen van cliënte voldeed u het door u verschuldigde bedrag niet. U bent ten aanzien van de betaling derhalve reeds geruime tijd in verzuim. De wanprestatie van uw zijde met betrekking tot de betaling van de standplaatshuur (zo blijkt u weigerachtig de standplaatshuur ineens te betalen) is dusdanig ernstig en structureel dat cliënte de (huur)overeenkomst met betrekking tot de standplaats per heden ontbindt en/of opzegt. U dient de standplaats per uiterlijk dinsdag 1 april 2014 te ontruimen en ontruimd te houden. (…)
Cliënte heeft u bij brief van 27 september 2013, voor zover rechtens vereist, de (huur)overeenkomst met betrekking tot de door u gebruikte standplaats opgezegd. U dient uw standplaats per uiterlijk 1 april 2014 te hebben ontruimd en als zwarte grond te hebben opgeleverd. Deze opzegging dan wel huurontbinding vindt, onder andere, plaats op de volgende grond c.q. gronden: cliënte is genoodzaakt om de camping te herstructureren, te renoveren en opnieuw in te richten. Dit met het oog op een rendabele exploitatie van de camping, nu en in de toekomst. Derhalve is het niet mogelijk uw huidige standplaats te behouden.
(…)
Cliënte wil u middels dit schrijven nog eenmaal haar aanbod tot een nieuwe standplaats herhalen. Cliënte biedt u derhalve aan om in goed overleg met haar vóór 7 februari 2014 een nieuwe standplaats elders op het campingterrein te kiezen. (…)”
2.8.
Op 10 juni 2014 hebben Bouwpro enerzijds en [gedaagde] en haar echtgenoot [gedaagde] anderzijds, de volgende vaststellingsovereenkomst ondertekend:
“Ondergetekenden:
[gedaagde](…)
en
[A](…), hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,
en
de besloten vennootschap Bouwpro B.V.,
(…) hierna gezamenlijk (tevens) genoemd: “partijen”.
Nemen in aanmerking:
[gedaagde] huurt op de camping aan de [adres] te ( [woonplaats] een jaarstandplaats met standplaatsnummer 96 (hierna: “de standplaats”).
[gedaagde] en [gedaagde] hebben voorts het eigendom van een chalet dat is geplaatst op de [adres] te ( [woonplaats] , jaarplaats nummer [nummer] (hierna: “het chalet”). [gedaagde] en [gedaagde] verklaren uitdrukkelijk het chalet niet aan (andere) derden in gebruik te hebben gegeven.
Bouwpro exploiteert [camping] te ( [woonplaats] aan de [adres] en verhuurt (onder andere) jaarstandplaatsen op de camping aan verschillende gasten. Bouwpro is gemachtigd om in deze namens de verhuurder (de vennootschap onder firma VOF [VOF] ) op te treden.
Partijen zijn het eens geworden over de verplaatsing van het chalet naar een andere standplaats op het campingterrein van [camping] te ( [woonplaats] aan de [adres]
Partijen komen het volgende overeen:
De huurvoorwaarden als overeengekomen in de huurovereenkomst tussen [gedaagde] en de VOF [VOF] ter zake de standplaats met nummer [nummer] blijven gelden ter zake de nieuwe standplaats totdat voorgenoemde huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
De nieuwe standplaats (zie bijlage 1) is gesitueerd op de zuidoostelijke oever van het campingterrein en partijen welbekend. De nieuwe standplaats is per uiterlijk 1 september 2014 beschikbaar. [gedaagde] en/of [gedaagde] accepteert/accepteren reeds nu voor alsdan deze nieuwe standplaats en gaat/gaan er uitdrukkelijk mee akkoord dat het chalet naar de nieuwe standplaats wordt verplaatst.
[gedaagde] ontruimt met al het hare en al de haren, waaronder mede begrepen haar (eventuele) medebewoners, de in deze overeenkomst bedoelde standplaats uiterlijk op maandag 1 september 2014. Zij geeft daarmee tevens ieder recht tot gebruik ter zake de standplaats prijs.
Voor het gebruik door [gedaagde] van de betreffende standplaats over de periode van datum ondertekening van deze overeenkomst tot 1 september 2014 is zij aan Bouwpro de gebruikelijke vergoeding verschuldigd. [gedaagde] zal in voorgenoemde periode de standplaats en/of het chalet niet aan derden anders dan [gedaagde] in gebruik geven.
4.
Het chalet en toebehoren zal door c.q. in opdracht van Bouwpro per uiterlijk de onder 3. genoemde datum worden verplaatst naar de nieuwe standplaats op het campingterrein. Bouwpro zal alle kosten en werkzaamheden die de ontruiming en de verplaatsing met zich mee brengen, voor haar rekening nemen. Bouwpro zal [gedaagde] in kennis stellen van de voorgenomen verplaatsing, ten minste drie weken van tevoren, met vermelding van de exacte datum van verplaatsing.
5.
Deze overeenkomst is niet vatbaar voor ontbinding, vernietiging of nietigverklaring, behoudens voor zover door enige partij bij de totstandkoming van deze overeenkomst bedrog of misleiding jegens de andere partij zou hebben plaatsgevonden.
6.
Deze overeenkomst geldt uitdrukkelijk als vaststellingsovereenkomst in de zin der wet.
(…)”.

3.De vordering en het verweer

In conventie

3.1.
Bouwpro vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
te verklaren voor recht dat de tussen V.O.F. [VOF] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats met standplaatsnummer [nummer] , gelegen op [camping] te [woonplaats] , per 1 april 2014, dan wel een door u in goede justitie te bepalen datum, is geëindigd, dan wel ontbonden;
Subsidiair:
de tussen V.O.F. [VOF] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst, met betrekking tot de standplaats met standplaatsnummer [nummer] , gelegen op [camping] te [woonplaats] , te ontbinden;
Primair en subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de standplaats op [camping] te ontruimen en ontruimd ter beschikking van Bouwpro te stellen en [gedaagde] daarbij te verbieden om, eenmaal ontruimd hebbende, de standplaats opnieuw in gebruik te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de 15de dag na de datum van het vonnis;
[gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
Bouwpro legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag
primairdat een huurovereenkomst voor de bepaalde tijd van één jaar is aangegaan, die op 1 april 2014 van rechtswege is geëindigd. [gedaagde] dient de standplaats dan ook per die datum te ontruimen.
Subsidiairstelt Bouwpro dat zij de huurovereenkomst (namens V.O.F. [VOF] ) rechtsgeldig heeft opgezegd dan wel ontbonden middels haar schrijven d.d. 21 juni en 27 september 2013 en 27 januari 2014). Bij dit schrijven is tevens de opzegging/ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming aangezegd. De reden van de opzegging/ontbinding is de herstructurering van de camping alsmede de wanprestatie (wanbetaling) van [gedaagde] . Voor zover rechtens vereist verzoekt zij de kantonrechter de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen de standplaats te ontruimen.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer onder meer aan dat niet Bouwpro, maar V.O.F. [VOF] moet worden beschouwd als (materiële) procespartij, omdat niet Bouwpro, maar V.O.F. [VOF] partij is bij de huurovereenkomst en eigenaar van het erfpachtsrecht. Als [gedaagde] door de kantonrechter niet in dat standpunt wordt gevolgd dat meent zij dat Bouwpro niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Zij heeft als beheerder van de camping immers geen eigen titel om de beëindiging van de met V.O.F. [VOF] gesloten huurovereenkomst te vorderen.
3.4.
Voorts stelt [gedaagde] dat zij, naar aanleiding van de brieven van Bouwpro over de herstructurering van de camping, contact heeft gezocht met de heer [B] van Bouwpro. Afgesproken is dat zij een andere standplaats zou krijgen in de zuidoosthoek van het park en dat het chalet op kosten van Bouwpro wordt verplaatst, onder gestanddoening van de lopende huurovereenkomst. Die afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst gedateerd 10 juni 2014, die door of namens beide partijen is ondertekend (productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). [gedaagde] betwist dat er een betalingsachterstand bestaat dan wel dat deze de ontbinding rechtvaardigt. Er is een vaststellingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de verplaatsing van het chalet. Onduidelijk is waarom de afgesproken verplaatsing op kosten van Bouwpro niet meer zou moeten doorgaan en de huurovereenkomst zou moeten worden opgezegd. De vaststellingsovereenkomst dient te worden uitgevoerd. Bouwpro heeft geen enkel belang bij haar vordering, aldus [gedaagde] .
3.5.
Op de inhoud van de wederzijdse standpunten zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.
In reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert te verklaren voor recht dat de door Bouwpro in conventie ingestelde vorderingen zijn ingesteld namens V.O.F. [VOF] en dat Bouwpro naast de V.O.F. [VOF] en haar vennoten aansprakelijk is voor de gevolgen van de rechtshandelingen c.q. de ingestelde vorderingen, met veroordeling van Bouwpro in de proceskosten.
3.7.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij er belang bij heeft dat Bouwpro zich niet achter [VOF] zal kunnen verschuilen als het aankomt op schadevergoeding en [VOF] in deze procedure geen partij blijkt te zijn.
3.8.
Bouwpro voert verweer.
In voorwaardelijke reconventie
3.9.
[gedaagde] vordert, voor het geval de kantonrechter in conventie oordeelt dat de huurovereenkomst door opzegging is geëindigd of de kantonrechter deze ontbindt, te verklaren voor recht dat de opzegging van de huurovereenkomst slechts tot beëindiging leidt wanneer [gedaagde] wordt schadeloos gesteld voor haar investering in het chalet en de overige inrichting van de standplaats; en daarbij te bepalen dat de ontruiming van de standplaats slechts kan geschieden nadat het vastgestelde c.q. overeengekomen schadebedrag zal zijn uitbetaald aan [gedaagde] en Bouwpro te veroordelen om aan [gedaagde] te betalen het bedrag van de door haar als gevolg van de beëindiging/opzegging geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van Bouwpro in de proceskosten.
3.10.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarvoor de regel geldt dat deze in beginsel kan worden opgezegd, maar dat dit niet in alle gevallen tot beëindiging leidt. In de onderhavige situatie kan alleen worden opgezegd als sprake is van volledige schadeloosstelling van de huurder, zoals reeds is uitgewerkt in de jurisprudentie van het Hof Amsterdam en het Hof Den Haag. De schade van [gedaagde] als gevolg van de opzegging is immens. De investering voor de mooie plaats is in één keer waardeloos en er zijn enorme kosten aan het verplaatsen van het chalet verbonden. Haar schade bedraagt ten minste € 80.000,00. Zij verzoekt de kantonrechter dan ook om aan een eventueel toe te wijzen ontruiming de voorwaarde te verbinden dat eerst ontruimd mag worden als de schadeloosstelling is betaald, om te voorkomen dat [gedaagde] nog jaren op de vaststelling en uitbetaling van de schade moet wachten, waarbij zij het risico loopt dat Bouwpro zal failleren.
3.11.
Bouwpro voert verweer.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.12.
Op de inhoud van de wederzijdse standpunten zal hierna, voor zover aan een beoordeling wordt toegekomen en voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Ontvankelijkheid Bouwpro
4.1.
[gedaagde] voert als verweer aan dat Bouwpro alleen als vertegenwoordiger van V.O.F. [VOF] haar vorderingen kan instellen, omdat niet Bouwpro, maar V.O.F. [VOF] partij is bij de onderhavige huurovereenkomst en het erfpachtsrecht nog niet aan Bouwpro is geleverd. Als dit anders is, moet Bouwpro volgens [gedaagde] niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
4.2.
De kantonrechter constateert dat Bouwpro bij het instellen van de vordering te kennen heeft gegeven dat zij namens V.O.F. [VOF] optreedt, die haar schriftelijk heeft gemachtigd om ter zake van het onderhavige geschil in en buiten rechte op te treden. Zij verwijst naar de machtiging gedateerd 17 juni 2013, die zij als productie 3 bij dagvaarding in het geding heeft gebracht. Uit die schriftelijke machtiging, die door beide vennoten van V.O.F. [VOF] is ondertekend, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat Bouwpro inderdaad bevoegd is V.O.F. [VOF] in deze procedure te vertegenwoordigen. Bouwpro is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
De vaststellingsovereenkomst
4.3.
[gedaagde] beroept zich, ter afwering van de vordering van Bouwpro, op de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst van 10 juni 2014.
4.4.
Dit verweer slaagt. De vorderingen van Bouwpro zijn niet toewijsbaar, nu tussen partijen geldt hetgeen in de vaststellingsovereenkomst van 10 juni 2014 is bepaald. Die vaststellingsovereenkomst dateert van ná de door Bouwpro gestelde opzegging/ontbinding van de huurovereenkomst en ook van ná het door Bouwpro gestelde einde van rechtswege van die huurovereenkomst (namelijk per 1 april 2014). De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor onder de rechtsoverwegingen 2.6. tot en met 2.8. is opgenomen. Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken (artikel 7:900 lid 1 BW).
4.5.
In die vaststellingsovereenkomst is weliswaar opgenomen dat [gedaagde] de standplaats uiterlijk op 1 september 2014 dient te ontruimen, maar ook dat die ontruiming feitelijk door Bouwpro en op kosten van Bouwpro zal geschieden, namelijk doordat Bouwpro het chalet verplaatst naar de nieuwe standplaats of een derde daartoe opdracht geeft, en wel uiterlijk op 1 september 2014. Bouwpro heeft dit, zonder opgaaf van redenen, niet gedaan. [gedaagde] heeft zich ter comparitie nogmaals bereid verklaard om te verhuizen naar de nieuwe standplaats en daaraan haar medewerking te verlenen. Geconstateerd wordt dan ook dat niet [gedaagde] , maar Bouwpro tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen. Zij eist in deze procedure dat [gedaagde] de standplaats ontruimt, terwijl zij zich ten opzichte van [gedaagde] heeft verplicht die ontruiming zelf, en op haar kosten, uit te voeren.
4.6.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd begrijpt de kantonrechter dat er aanvankelijk verschil van mening bestond over de vraag of [gedaagde] in verband met de overeengekomen verhuizing naar de nieuwe standplaats een nieuwe huurovereenkomst, met andersluidende voorwaarden, diende te tekenen. Ter comparitie heeft Bouwpro die voorwaarde/eis echter uitdrukkelijk ingetrokken. Over de uitleg van de vaststellingsovereenkomst bestaat op dit punt dus geen verschil van mening meer, en niets staat er nu nog aan in de weg dat de overeenkomst wordt uitgevoerd.
4.7.
Bouwpro heeft nog aangevoerd dat er een betalingsachterstand bestaat. Zij stelt dat [gedaagde] de huur, die zij eenmaal per jaar factureert, ten onrechte niet in één keer, maar in twee halfjaarlijkse termijnen betaalt.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat Bouwpro niet heeft betwist dat [gedaagde] de huur al sinds 2001 in twee termijnen betaalt. Niet is gesteld of gebleken dat V.O.F. [VOF] zich ooit op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een betalingsachterstand. Bouwpro heeft geen schriftelijke huurovereenkomst overgelegd waaruit blijkt dat betaling in één keer is overeengekomen. De kantonrechter aanvaardt daarom als juist dat tussen V.O.F. [VOF] en [gedaagde] is overeengekomen dat de jaarlijkse huur in twee termijnen mag worden voldaan.
4.9.
Ook als ervan uit zou moeten worden gegaan dat er een betalingsachterstand is ter hoogte van de helft van de jaarhuur, als gevolg van het feit dat [gedaagde] de huur in twee termijnen voldoet, dan kan deze achterstand de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden niet rechtvaardigen.
4.10.
Dit alles leidt ertoe dat de vordering van Bouwpro in haar geheel zal worden afgewezen.
4.11.
Bouwpro wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde (3 punten x het tarief van € 150,00, namelijk 1 punt antwoord, 1 punt dupliek, 1 punt comparitie).
In reconventie
4.12.
[gedaagde] vordert voor recht te verklaren dat Bouwpro haar vorderingen in conventie heeft ingesteld namens V.O.F. [VOF] . Zij heeft bij die vordering echter geen belang, omdat partijen daarover niet van mening verschillen. Bouwpro stelt immers zelf dat zij door V.O.F. [VOF] is gemachtigd om de onderhavige procedure namens haar te voeren. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor in conventie, onder r.o. 4.2. is overwogen.
4.13.
Daarnaast vordert [gedaagde] om te verklaren voor recht dat Bouwpro naast V.O.F. [VOF] en haar beide vennoten aansprakelijk is voor “de gevolgen van de rechtshandelingen c.q. de ingestelde vorderingen”. Zij wenst zeker te stellen dat Bouwpro zich niet achter V.O.F. [VOF] zal kunnen verschuilen als het op betalen van schadevergoeding aankomt, mocht V.O.F. [VOF] geen partij blijken te zijn in deze procedure.
4.14.
Ook dit deel van de vordering is niet toewijsbaar. Dit volgt reeds uit het rechtskarakter van volmacht. De door Bouwpro binnen de grenzen van haar bevoegdheid in naam van V.O.F. [VOF] verrichte rechtshandelingen treffen in haar gevolgen V.O.F. [VOF] en dus niet Bouwpro (artikel 3:66 BW). Bouwpro staat jegens [gedaagde] in voor het bestaan en de omvang van de volmacht (artikel 3:70 BW). Daarnaast heeft [gedaagde] bij haar vordering geen belang, omdat de vorderingen van Bouwpro in conventie worden afgewezen.
4.15.
Gelet op de nauwe samenhang met de vordering van Bouwpro in conventie worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd.
In voorwaardelijke reconventie
4.16.
[gedaagde] heeft aan haar eis in reconventie deels voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de kantonrechter in conventie oordeelt dat de opzegging leidt tot beëindiging van de huurovereenkomst dan wel de huurovereenkomst wordt ontbonden.
Nu aan die voorwaarde niet is voldaan, komt de kantonrechter aan dit deel van de vordering van [gedaagde] niet toe.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Bouwpro tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde;
In reconventie
5.3.
wijst de vordering af;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In voorwaardelijke reconventie
5.5.
verstaat dat aan de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld, niet is voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.