ECLI:NL:RBMNE:2016:7268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
16 januari 2017
Zaaknummer
4293728
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werknemer voor schade aan werkgever door opzet en bewuste roekeloosheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Xforce B.V. (voorheen Unacle B.V.) en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade die de werkgever zou hebben geleden door het handelen van de werknemer. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 14 september 2016 geoordeeld dat de werknemer mogelijk opzet of bewuste roekeloosheid heeft getoond door offertes uit te brengen namens een concurrent, Xpletus, terwijl hij nog in dienst was bij Unacle. De werknemer heeft betwist dat hij opzet had en heeft aangevoerd dat hij geen opdracht had gekregen om namens Xpletus te handelen. De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat de werknemer wel degelijk opzet heeft getoond door de offertes te verzenden, en dat hij zich bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedragingen. De kantonrechter heeft de schade van Unacle begroot op € 5.500,= en heeft de werknemer veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 28 december 2016.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4293728 UC EXPL 15-10748 BA/25174
Vonnis van 28 december 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Conclusion Xforce B.V., voorheen genaamd Unacle B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen Unacle,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.F. Nijenhuis,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.F.M. Schouten.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 14 september 2016, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich nader uit te laten.
1.2.
Unacle heeft zich bij akte van 11 oktober 2016 uitgelaten en heeft daarbij een nadere productie in het geding gebracht.
1.3.
[gedaagde] heeft op 8 november 2016 een antwoordakte genomen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij en bouwt voort op hetgeen in het tussenvonnis van 14 september 2016 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van de door Unacle gevorderde contractuele boete geoordeeld dat er sprake is van nietigheid van het boetebeding zoals opgenomen in artikel 12 van de tussen Unacle en [gedaagde] gesloten arbeidsovereenkomst. Unacle vordert in dit geding ook schadevergoeding van [gedaagde] . Hierover heeft de kantonrechter in punt 2.7 van het tussenvonnis (kortweg) overwogen dat voor de vaststelling van aansprakelijkheid van [gedaagde] (als werknemer) vereist is dat door het handelen van [gedaagde] , te weten het maken en verzenden van de offertes B namens Xpletus, schade is veroorzaakt én dat [gedaagde] de opzet had om Unacle te schaden of dat hij zich daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloos karakter van zijn gedragingen (vgl. HR 20 september 1996, NJ 1997/198 inzake Pollemans/Hoondert). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over deze juridische maatstaf als ook over de vraag of de tussen partijen vaststaande feiten al dan niet voldoende zijn voor het aannemen van opzet dan wel bewuste roekeloosheid van [gedaagde] onmiddellijk voorafgaand aan of tijdens het maken en verzenden van de offertes B namens Xpletus. Tevens is de aktewisseling door de kantonrechter aangewend om partijen in de gelegenheid te stellen zich (nogmaals) uit te laten over de schade die Unacle stelt te hebben geleden als gevolg van het handelen van [gedaagde] .
2.3.
In haar akte van 11 oktober 2016 heeft Unacle zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van opzet aan de zijde van [gedaagde] om Unacle te schaden. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Unacle (onder meer) naar de omstandigheid dat [gedaagde] zélf de offertes B ten gunste van Xpletus heeft uitgebracht en dat hij géén opdracht hiertoe heeft gekregen, dat [gedaagde] de intentie had om bij Xpletus in dienst te treden, dat op de offertes B de gegevens van Xpletus stonden en dat uit verschillende e-mails blijkt dat [gedaagde] zich tijdens zijn dienstverband met Unacle al bewust strijdig met de belangen van Unacle bezig hield. [gedaagde] betwist in zijn akte van 8 november 2016 dat er sprake was van opzet dan wel bewuste roekeloosheid. [gedaagde] stelt dat hij niets van doen had met het plan (van [A] ) om de Nagios-tak van Unacle over te nemen en dat hij geen belang had om werkzaamheden te verrichten ten gunste van Xpletus. [gedaagde] stelt dat hij nooit de opdracht heeft gekregen om namens Xpletus offertes te verzenden. Voorts is door knip- en plakwerk de kop- en voettekst op de offertes per abuis onjuist gewijzigd. Ten slotte is het niet de bedoeling van [gedaagde] geweest om namens een ander dan Unacle te handelen.
2.4.
Anders dan hetgeen [gedaagde] heeft betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] door het maken en verzenden van de offertes B wel degelijk blijk heeft gegeven van de opzet om Unacle te schaden en dat hij zich daadwerkelijk bewust moet zijn geweest van het roekeloos karakter van zijn gedragingen. Hiertoe dient het volgende.
2.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op 20 januari 2015 een e-mail heeft gezonden naar de heer [B] van Xpletus (met een cc naar [A] ), met de tekst:
“(..) Jullie doen ook alles bij Xpletus he…..jullie gaan het nog druk krijgen met al die handel en klanten die eraan komen…..Ik mis alleen nog de bank en kvk gegevens ”. Bij deze e-mail was een bijlage gevoegd, een opzet voor een offerte met bovenaan de vermelding van de naam en het adres van Xpletus. Vervolgens heeft [gedaagde] in de periode van 16 april 2015 tot en met 4 juni 2015 de offertes B verzonden, waarbij het bankrekeningnummer en het KvK-nummer van Xpletus vermeld was. De kantonrechter heeft in haar vonnis van 6 april 2016 hierover reeds geoordeeld (i) dat er géén sprake was van een vergissing van [gedaagde] , nu deze gegevens als te specifiek moet worden aangemerkt voor een vergissing (zie punt 5.2 van voornoemd vonnis) en (ii) dat [gedaagde] de offertes B
namensXpletus heeft verzonden (punt 5.1 van voornoemd vonnis). Daar komt bij dat [gedaagde] in de onderhavige procedure zélf heeft gesteld dat hij – ten tijde van het uitbrengen van de offertes B – in de veronderstelling verkeerde dat de Nagiosactiviteiten aan Xpletus zou worden verkocht. Voorts is [gedaagde] naar eigen zeggen in mei 2015 benaderd voor een overstap naar Xpletus en heeft hij op 8 juni 2015 zijn arbeidsovereenkomst met Unacle opgezegd voor een daadwerkelijke overstap naar Xpletus. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] ruim vóór een mogelijke overname van de Nagiosactiviteiten door Xpletus, en vooruitlopend op zijn eigen overstap naar Xpletus, welbewust de offertes B namens Xpletus heeft verzonden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] derhalve de opzet gehad om Unacle te schaden en is hij zich daadwerkelijk bewust geweest van het roekeloos karakter van zijn gedragingen. Aldus is [gedaagde] ook op grond van artikel 7:661 lid 1 BW aansprakelijk voor de door Unacle geleden schade.
2.6.
Unacle heeft ten aanzien van de omvang van de door haar gestelde schade ad € 43.500,= aan interne (consultancy-)uren nog het volgende opgemerkt. Een groot aantal uren zou zijn besteed aan klanten die de verkeerde offerte zouden hebben gekregen. Voorts heeft Unacle nadat zij bekend werd met de offertes B een aantal (tijdrovende) besluiten genomen, zoals korting geven aan klanten, inwerken van nieuwe consultants en het afscheid nemen van Xpletus nu Xpletus niet betrouwbaar was gebleken. Unacle stelt dat de causaliteit van deze schade is gegeven nu deze besluiten het directe gevolg zijn van het heimelijke handelen van [gedaagde] . [gedaagde] heeft in zijn akte gesteld dat Unacle in het geheel geen schade heeft ondervonden van zijn handelen. Uit de door hem verzonden offertes B hebben uiteindelijk vier klanten (Motiv, [bedrijf 1] , Bose EMS en Topdesk Nederland) een opdracht verstrekt aan Unacle. Volgens [gedaagde] is dit een zeer gebruikelijk ‘slagingspercentage’ en ondervindt Unacle dan ook geen schade door zijn handelen. Ook is er volgens [gedaagde] géén causaal verband tussen de door Unacle gestelde schade en zijn handelen.
2.7.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat Unacle door zijn handelen in het geheel geen schade zou hebben geleden. Het verweer van [gedaagde] dat klanten zogezegd niets zouden hebben gemerkt van de onjuiste gegevens in de offertes B, doet namelijk niets af aan de omstandigheid dat Unacle (onbetwist) tijd heeft moeten besteden aan het informeren van haar klanten nadat zij geconfronteerd werd met de omstandigheid dat [gedaagde] de offertes B had verzonden waarin het bankrekeningnummer en KvK-nummer van Xpletus stond vermeld. Anderzijds volgt de kantonrechter Unacle niet in haar standpunt dat de causaliteit tussen het handelen van [gedaagde] en enkele besluiten van Unacle (korting geven aan klanten, inwerken van nieuwe consultants, afscheid nemen van Xpletus) is gegeven. Met dit standpunt miskent Unacle namelijk dat zij zélf beleidsvrijheid heeft (gehad) ten aanzien van de genoemde besluiten en dat haar keuze voor deze besluiten is gebaseerd op een afweging van méér omstandigheden dan alleen het handelen van [gedaagde] . Voorts volgt de kantonrechter Unacle eveneens niet in haar standpunt dat zij schade zou hebben ondervonden doordat een offerte later zou zijn geaccepteerd (en dus dat er later omzet is gerealiseerd). Zoals in het tussenvonnis is aangekondigd, zal de kantonrechter de schade van Unacle in overeenstemming met artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering begroten. Nu vast staat dat Unacle door het handelen van [gedaagde] tijd heeft moeten besteden aan het informeren van klanten, zal de kantonrechter voor de begroting van deze schade aansluiten bij de door Unacle opgegeven uren én bedragen van schade (productie 25). De kantonrechter acht het aannemelijk dat de directeur van Unacle ongeveer 50 uur van zijn tijd heeft moeten besteden aan het informeren van klanten (met een verkeerde offerte en/of lopende implementaties). Voorts acht de kantonrechter het eveneens aannemelijk dat er door het handelen van [gedaagde] een administratieve last is ontstaan, welke neer komt op 60 uren. Het door Unacle opgegeven tarief van € 50,= acht de kantonrechter redelijk, waardoor de totale schade van Unacle wordt begroot op € 5.500,=. Voor het toewijzen van méér van de door Unacle begrote schade ziet de kantonrechter, mede gezien al het voorgaande, geen aanleiding. De kantonrechter zal over het bedrag aan de schade de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding toewijzen.
2.8.
Unacle vordert voorts een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten
verschuldigdzijn daarom toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk-II. Unacle heeft ten aanzien van voormelde criteria voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten te kunnen overgaan. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit van toepassing is voor de vaststelling van de
hoogtevan de vergoeding nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Voorts wordt een substantieel deel van de in eerste instantie gevorderde hoofdsom afgewezen, waardoor het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) is om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, te weten € 750,=.
2.9.
Unacle vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten en de door haar gemaakte beslagkosten. De beslagkosten zijn gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar, welk bedrag aan beslagkosten wordt begroot op € 377,84 voor verschotten en € 600,00 voor het salaris advocaat (1 punt x tarief voor vorderingen tot € 100.000,=).
2.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Unacle worden begroot op:
- dagvaarding € 79,47
- griffierecht € - (€ 932,00 minus griffierecht beslagrekesten)
- griffierecht rekesten € 932,00
- salaris gemachtigde €
1.200,00(2 punten x tarief € 600,00)
Totaal € 2.211,47
Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat er voor de eerste aktewisseling géén punt in rekening is gebracht ten gunste van Unacle (zie punt 5.6 van het tussenvonnis van 6 april 2016). De kantonrechter sluit niet uit dat doordat Unacle daags voor de comparitie haar eis heeft gewijzigd, het debat tussen partijen over de toepasselijke juridische toets – in dit geval artikel 7:661 BW – aanvankelijk niet uit de verf is gekomen en de laatste aktewisseling mede daardoor alsnog nodig was. Om deze reden heeft de kantonrechter ook voor de laatste aktewisseling géén punt in rekening gebracht voor de tweede aktewisseling. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
2.11.
Unacle heeft ten slotte veroordeling gevraagd van [gedaagde] in de nakosten. Voorop staat dat nakosten vooraf mogen worden begroot en toegewezen (HR 19 maart 2010; LJN BL1116). De nakosten worden door de kantonrechter begroot op een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris (te weten € 300,=), met een maximum van € 100,00.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Unacle te betalen € 5.500,= (vijfduizend vijfhonderd euro) ten titel van schadevergoeding op grond van artikel 7:661 lid 1 BW voor het maken en verzenden van de offertes B, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2015 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Unacle te betalen € 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 977,84, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Unacle, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.211,47, waarin begrepen € 1.200,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Unacle volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening’
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 december 2016.