ECLI:NL:RBMNE:2016:7237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
C/16/384709 / HL ZA 15-29
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan sluisdeur na aanvaring door motorvrachtschip

In deze zaak vordert de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, vergoeding van schade die is ontstaan door een aanvaring van een motorvrachtschip met de sluisdeur van het sluizencomplex in Amerongen. De aanvaring vond plaats op 22 oktober 2012, waarbij de Staat de eigenaar van het schip, [gedaagde] B.V., aansprakelijk stelt voor zowel zichtbare als niet-zichtbare schade aan de sluisdeur. De zichtbare schade is vastgesteld op € 13.302,10, maar de Staat vordert daarnaast een bedrag van € 79.739,65 voor de niet-zichtbare schade aan de tandwielen en de tandwielkast van de sluisdeur.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij diverse rapporten en inspecties zijn ingediend door beide partijen. De Staat heeft betoogd dat de tandwielkast en de tandwielen voor de aanvaring in goede staat verkeerden, terwijl [gedaagde] dit betwist en stelt dat de schade niet het gevolg is van de aanvaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het causaal verband tussen de aanvaring en de niet-zichtbare schade. De rechtbank concludeert dat de Staat niet heeft aangetoond dat de tandwielkast en de tandwielen voor de aanvaring in goede staat waren, en wijst de vordering van de Staat af. Tevens wordt de Staat veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/384709 / HL ZA 15-29
Vonnis van 5 oktober 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiser,
advocaat mr. J. Hu te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de Staat en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 14 januari 2015 waarbij deze zaak is verwezen naar de zittingslocatie Lelystad;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek;
  • het verkort proces-verbaal van de zitting, gehouden op 16 februari 2016 met de daaraan gehechte pleitnotities.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Staat is belast met het toezicht en beheer van de rivier de Nederrijn en als zodanig verantwoordelijk voor het onderhoud van de Nederrijn en de bijbehorende waterstaatswerken, waartoe het sluizencomplex in Amerongen behoort.
2.2.
Het sluizencomplex in Amerongen is in 1967 gebouwd. Vanaf 2005 staat er een grootscheepse renovatie gepland van (delen van) dit sluizencomplex, waarbij de aandrijving van de sluisdeuren (de tandwielkasten) wordt vervangen door een hydraulische aandrijving.
2.3.
In het kader van voornoemde renovatie werd in 2009 een zogenoemde nulinspectie uitgevoerd. Het in 2009 opgestelde rapport vermeldt met betrekking tot voornoemd sluizencomplex, zijnde een samenvatting van de situatie in 2005, voor zover van belang:
“De status van de met olie gesmeerde tandwielkasten van de aandrijvingen van de sluisdeuren en vizierschuiven is goed. Er zijn door middel van de visuele inspectie geen schades en/of buitengewone slijtage waargenomen.
De olie in de tandwielkasten van de aandrijvingen van de sluisdeuren is schuimig en in sommige kasten is veel condens aanwezig.
Er wordt geadviseerd de olie van alle tandwielkasten nader te onderzoeken. Met de uitkomsten van de olieanalyse en slijtagescan kan mede worden bepaald wat de mate van slijtage is van de overbrengingen in de tandwielkasten.
(…)
Alle open met vet gesmeerde aandrijvingen van de sluisdeuren en van de vizierschuiven vertonen gecombineerde schades van pitting en vreten.
Sommige overbrengingen naar de panamawielen vertonen een onregelmatige slijtage over de breedte van de tanden wat mogelijk duidt op een slechte uitlijning. (…)
Een slechte (axiale) uitlijning is goed waarneembaar bij de aandrijving van de sluisdeur van het bovenhoofd. Hier steekt het rondsel ca. 15 mm uit boven het panamawiel. (…)
De tandwielkast is in een redelijke staat. De tanden van de tandwielen in de tandwielkast vertonen geringe schades. In de olie zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Ook bij deze tandwielkast wordt geadviseerd om de olie nader te onderzoeken. Met de uitkomsten van de olieanalyse en slijtagescan kan mede worden bepaald wat de mate van slijtage is van de overbrenging in de tandwielkasten.”
2.4.
Een rapport van een namens de Staat verrichte onderhoudsinspectie van de sluisdeur Midden Noord van het sluizencomplex in Amerongen (hierna: de sluisdeur) d.d. 24 september 2012 vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Deurbeweging (…) Opmerking (…)
- Dikte remvoering minimaal 4 mm slecht (…)
Krofts hydraulische koppeling: (…)
- Algemene toestand matig (…)
Remtrommelkoppeling: (…)
  • Rubberproppen op speling en slijtage slecht
  • Oppervlakte van de remtrommel bekend
  • Algemene toestand slecht (…)
Afwijking panamawiel t.o.v. rondsel bekend (…)
Sluisdeuren en schuiven
(2 deuren en 6 schuiven per sluishoofd) vervangen
Halsbeugels vervangen”
2.5.
Op 22 oktober 2012 is het motorvrachtschip met de naam [naam] . (hierna: [naam] .) op de Nederrijn tegen de sluisdeur aangevaren.
2.6.
[gedaagde] is eigenaar van [naam] .
2.7.
[naam] . is verzekerd bij verzekeringsmaatschappij SON Scheepsverzekeringen (hierna: SON).
2.8.
De Staat heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de aanvaring door [naam] .
2.9.
De Staat heeft aan Knook Staalkonstructies B.V. (hierna: Knook Staal) opdracht gegeven om de schade aan het sluizencomplex op te nemen.
2.10.
Knook Staal heeft vervolgens duik- en bergingsbedrijf Europa ingeschakeld om de schade aan de sluisdeur onder water op te nemen. Tijdens deze inspectie op 22 oktober 2012, waarbij de heer [A] als schade-expert van SON aanwezig was, is onder water geen zichtbare schade vastgesteld. Boven water werd aan de bovenzijde van de sluisdeur coatingschade geconstateerd en bleek het staalwerk licht beschadigd.
2.11.
Knook Staal heeft hierop MRC Techniek Rotterdam B.V. (hierna: MRC Techniek) opdracht gegeven om inspectie te verrichten aan de aandrijving van de sluisdeur.
2.12.
MRC Techniek heeft vervolgens op 24 oktober 2012, 18 december 2012 en op 19 februari 2013 inspecties verricht.
MRC Techniek schrijft in haar rapport van 24 oktober 2012, voor zover van belang:
“Tijdens de inspectie zijn, voor zover mogelijk, alle tandflanken in de tandwielkast bekeken. Het was niet mogelijk om te tornen tijdens de inspectie. (…)
1-3 Tandwielkast (…)
Foto 5: algemene indruk binnenwerk tandwielkast (redelijk goed)
(…)
Foto 6: algemene indruk, uitgaande rondselas vertoont op twee punten uitgebroken stukjes en tandverschuiving
(…)
Algemene conclusie en aanbevelingen
De aanwezigheid van vreetsporen en lichte pitting op de belaste flanken, van zowel de rondselassen en tandwielen, is naar alle waarschijnlijkheid een normaal slijtage proces van gebruik.
Wel constateerde wij op één plaats een zware beschadiging
Het is dan ook verstandig om deze beschadiging nogmaals te beoordelen binnen een maand na inbedrijfstelling om een beter oordeel over deze schade vast te stellen.”
Op 18 december 2012 rapporteerde MRC Techniek, voor zover van belang:
“Naar aanleiding van onze inspectie 23 oktober 2012 bleken er toch meerdere beschadigingen plaats te vinden, nadat te tandwielkast in bedrijf is genomen
Dit keer konden wij tornen om een beter beeld te krijgen van de conditie in de tandwielkast
Wij zien dan ook dat de conditie van de tandwielkast slechter geworden is en diverse schades vertonen die onacceptabel zijn.
(…)
Algemene conclusie (…)
De aanwezigheid van zware pitting en afschilvering na twee maanden in bedrijf te zijn geweest, na het ongeval, duidt op het evenement wat plaats gevonden heeft.
Wij vermoeden dan ook dat de uitgaande as krom is en deze schade veroorzaakt.”
2.13.
Na de schadevaring zijn namens de Staat onderhoudsinspecties verricht aan de sluisdeur d.d. 22 oktober 2012, 23 november 2012 en 19 december 2012.
2.14.
Jaarlijks vindt er namens de Staat een meting van de smeerolie van de tandwielkasten plaats. De olieanalyses van de verschillende tandwielkasten in de jaren 2010 en 2012 tot en met 2014 zijn door de Staat in het geding gebracht. In 2013 bleek dat de hoeveelheid ijzer, lood, kalium, molybdeen en antimonium in de smeerolie van de tandwielkast van de sluisdeur - Midden Noord - ten opzichte van de voorgaande jaren was toegenomen. Het rapport van de smeerolieanalyse van de tandwielkast van de sluisdeur Midden Noord d.d. 7 mei 2013 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“Volledige informatie over de machine/voertuig (merk en type), de gebruikte olie en de gebruiksduur zijn noodzakelijk voor een juiste conclusie.”
2.15.
In april 2013 heeft de Staat SON verzocht om een garantieverklaring af te geven voor de geraamde schade aan de aandrijving van de sluisdeur, in het bijzonder de tandwielkast en de tandwielen, ad € 300.000,--. SON heeft dit geweigerd, maar heeft wel namens [gedaagde] de aansprakelijkheid voor de schadevaring door [naam] . aanvaard.
2.16.
De Staat heeft vervolgens opdracht gegeven aan Expertise- en Taxatiebureau Bosdijk B.V. (hierna: Bosdijk) om de omvang van de schade te onderzoeken en vast te stellen.
2.17.
Vervolgens heeft SON namens [gedaagde] de heer ing. [B] , werkzaam als schade-expert bij Halyard Survey B.V. (hierna: Halyard), ingeschakeld voor het verrichten van een contra-expertise naar de door de Staat gestelde schade aan de tandwielkast.
2.18.
Op 26 april 2013 vond een gezamenlijke inspectie van de sluisdeur plaats waarbij onder andere Bosdijk (als expert aan de zijde van de Staat) en de heer [B] (als expert aan de zijde van SON namens [gedaagde] ) aanwezig waren.
2.19.
Tussen de Staat en SON (namens [gedaagde] ) werd afgesproken dat de heer [B] van Halyard zou worden uitgenodigd voor de demontage van de tandwielkast en de tandwielen van de sluisdeur.
2.20.
Op 22 mei 2013 zijn namens de Staat de tandwielkast en de tandwielen uit het machinehuis van de sluis gedemonteerd en naar de werkplaats van MRC Techniek getransporteerd voor revisie. De heer [B] van Halyard was hiervoor niet uitgenodigd en was niet aanwezig was bij de demontage.
2.21.
In opdracht van de Staat heeft MRC Techniek op 22 mei 2013 de tandwielkast en tandwielen van de sluisdeur hersteld.
2.22.
Op 23 mei 2013 is de heer [B] van Halyard namens de Staat uitgenodigd voor een gezamenlijke inspectie aan de tandwielkast en de tandwielen (na demontage en transport) die de dag erna gepland stond, op 24 mei 2013. De heer [B] was niet aanwezig bij deze inspectie.
2.23.
Bosdijk heeft voorts op 24 mei 2013, 28 mei 2013 en 4 juni 2013 de schade aan de tandwielkast en tandwielen opgenomen. Bij de opname van de schade op 28 mei 2013 was de heer [B] van Halyard ook aanwezig.
2.24.
Bosdijk heeft naar aanleiding van zijn onderzoeken en de rapporten van Knook Staal en MRC Techniek op 25 juli 2013 een expertiserapport opgesteld waarin, voor zover van belang, staat vermeld:
“(…) De tandwielkast werd uit de sluis losgenomen en naar Rotterdam getransporteerd. Na gehele demontage werd bevonden dat de reductiekast 4 trappen heeft wat betekent 8 tandwielen. (…) De tanden van de tandwielen van trap 2 hadden aan één zijde plaatselijke schade en de tanden van het kleine tandwiel van trap 3 had aan weerszijde schade en dusdanig dat de schade zich aan de ene zijde aan de onderzijde en aan de andere zijde aan de bovenzijde bevond. Dit wordt overhoeks genoemd. (…)
De elektromotor heeft een hoog toerental. Deze moet via kleine naar grote tandwielen een grote kracht en vertraging opleveren. Doordat de sluisdeur aangevaren is, zijn de krachten en snelheden tegenovergesteld. Deze installatie heeft aan de elektromotorzijde een rem. Vanwege de blokkering door de rem van de ingaande as aan de elektromotorzijde, komen de krachten en versnellingen, die door de aanvaring op de sluisdeur zijn gekomen, via de trek- en drukstang via het Panamawiel en bonkelaar in de reductiekast terecht.
Vanwege de blokkering van de as aan de elektromotorzijde, werd de installatie aan die zijde geblokkeerd en is de ontstane kracht op enkele tandflanken terecht gekomen, met als gevolg dat er beschadiging c.q. vervormingen aan de tanden van de tandwielen van trap 3 ontstaan zijn. Deze beschadigingen betreffen vervormingen van een tandflank aan zowel de linker- alsmede de rechterzijde van de denkbeeldige hartlijn die door een tandflank loopt. (…)
Daar de installatie na het evenement diverse keren werd gebruikt, hebben de beschadigingen aan de tandwielen van trap 3, de andere tandflanken eveneens beschadigd.
(…)
De relatie tussen het beschadigd raken van de tandwielen en de aanvaring is overduidelijk.
Geconcludeerd wordt dat de schade in de reductiekast alsmede de raakschade aan de deur het gevolg zijn van de genoemde aanvaring.”
2.25.
Op 14 oktober 2013 heeft de Staat SON gesommeerd tot betaling van de herstelkosten ad (in totaal) € 99.695,68.
2.26.
Het rapport van Halyard d.d. 30 januari 2014 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“28 mei 2013 (…)
“De reductiekast bleek inmiddels reeds, volledig in tegenspraak met de eerder gemaakte afspraken, uit het sluizencomplex te zijn verwijderd, naar de werkplaats van MRC te Vlaardingen getransporteerd en aldaar gedemonteerd.
Als gevolg hiervan kon de positie van de “ingrijping” (contact) tussen de tanden van de verschillende tandwielen en daarmee een eventuele directe relatie met de aanvaring niet meer worden onderzocht. Een belangrijke inspectie, waarover duidelijk overeenstemming was bereikt, bleek nu niet meer mogelijk.(…)
Een aantal oorspronkelijke, tijdens de reparatie vervangen onderdelen waren nog beschikbaar. De gestelde schade aan de overige delen, welke volgens opgave reeds waren hersteld/gereviseerd, kon niet meer worden geïnspecteerd. (…)
De inspectierapporten [van 2010 tot en met 2013; rb] geven naar onze mening specifiek over de tandwielkast geen duidelijk oordeel. (…) Op basis van de vorengenoemde inspectierapporten en de olie analyserapporten [2010, 2012 en 2013; rb] is dus naar onze mening niets af te leiden over de door Rijkswaterstaat beweerde goede conditie van de tandwielkast juist voor de aanvaring. (…)
Het vorenstaande in aanmerking genomen concluderen wij dat de geclaimde schade aan de sluis, met uitzondering van de zichtbare schade aan de sluisdeur zelf, niet het gevolg is van de aanvaring op 22 oktober 2012 door (…) [naam] .”
2.27.
Op grond van het rapport van Halyard heeft SON alleen de zichtbare schade aan de sluisdeur ad € 13.302,10 aan de Staat vergoed.

3.Het geschil

3.1.
De Staat vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 79.739,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De Staat legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is aansprakelijk voor de door de Staat geleden schade als gevolg van de schadevaring door [naam] . Deze schade betreft zichtbare en niet zichtbare schade aan de sluisdeur. De niet zichtbare schade betreft schade aan de tandwielen en de tandwielkast van de sluisdeur. Nu [gedaagde] slechts een bedrag van € 13.302,10 ter zake van de zichtbare schade heeft voldaan, resteert een bedrag van € 79.739,65 ter zake van de niet zichtbare schade, zijnde de schade aan de tandwielen en tandwielkast van de sluisdeur.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent aansprakelijkheid voor de schadevaring door [naam] ., maar betwist de omvang van de door de Staat gestelde schade aan de sluisdeur als gevolg van die schadevaring. Zij betwist dat er een causaal verband is tussen de schadevaring en de niet zichtbare schade aan de tandwielen en tandwielkast van de sluisdeur. Om die reden heeft zij enkel de zichtbare schade aan de sluisdeur ad (in totaal) € 13.302,10 aan de Staat betaald. Voorts betwist [gedaagde] de door de Staat gestelde omvang van de schade aan de tandwielkast en tandwielen van de sluisdeur.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan de sluisdeur als gevolg van de schadevaring door [naam] . In geschil is de omvang van die schade.
4.2.
Vaststaat dat de zichtbare schade aan de sluisdeur ad (in totaal) € 13.302,10 door de schadevaring is ontstaan. De kernvraag is of de niet zichtbare schade aan de sluisdeur, zijnde de schade aan de tandwielen en de tandwielkast, is ontstaan door de schadevaring door [naam] .
Conditio sine qua non
4.3.
Op de Staat rust, als degene die zich op de rechtgevolgen van zijn stelling beroept, de stelplicht en de bewijslast van zijn stelling dat er een causaal verband (conditio sine qua non-verband) bestaat tussen de schade aan de tandwielen en de tandwielkast van de sluisdeur en de schadevaring door [naam] .
4.4.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat de schade aan de tandwielen en de tandwielkast het gevolg is van de schadevaring door [naam] . heeft de Staat aangevoerd dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen voor de schadevaring goed was.
Onderhoudsrapporten
4.4.1.
Dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen voor de schadevaring goed was blijkt volgens de Staat uit de inhoud van het rapport onderhoudsinspectie van de sluisdeur d.d. 24 september 2012 (punt 2.4). Uit de onderhoudsinspecties na de schadevaring (punt 2.13) blijkt volgens de Staat dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen verslechterd is. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] blijkt uit het rapport van 24 september 2012 juist dat op dat moment meerdere onderdelen van de sluisdeurbeweging in slechte conditie verkeerden, dat er bij de inspectie meerdere onderdelen vervangen zijn en dat er een afwijking bestond van het panamawiel ten opzichte van het rondsel. [gedaagde] heeft in dit verband ook verwezen naar de inhoud van het rapport van de door haar ingeschakelde schade-expert, de heer [B] van Halyard, ten aanzien van deze onderhoudsinspecties (punt 2.26). Volgens Halyard is uit die inspectierapporten niets af te leiden over de gestelde goede conditie van de tandwielkast voor de schadevaring. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] had het op de weg van de Staat gelegen om zijn stelling dat uit de onderhoudsrapporten blijkt dat de tandwielen en de tandwielkast op 24 september 2012 - dus kort voor de schadevaring - in goede conditie verkeerden en dat deze nadien verslechterd zijn, nader te onderbouwen. Nu de Staat dit heeft nagelaten kan op grond van (enkel) de onderhoudsrapporten niet worden aangenomen dat de tandwielen en de tandwielkast (kort) voor de schadevaring in goede staat waren.
Nulinspectie 2009
4.4.2.
Voorts blijkt volgens de Staat uit de in 2009 uitgevoerde nulinspectie dat er op dat moment geen schade of slijtage aan de tandwielkasten van de sluisdeuren in Amerongen waarneembaar was. [gedaagde] heeft ook dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] volgt uit dat rapport van 2009 dat reeds in 2005 uit een globale visuele inspectie bleek dat de tandwielen geringe schades vertoonden en dat er sprake was van slijtage in de overbrenging van de tandwielkasten. Nader onderzoek in de vorm van een olieanalyse en slijtagescan werd nodig geacht. De olie in de tandwielkasten was schuimig en er werd geadviseerd de olie van alle tandwielkasten nader te onderzoeken. Voorts bleek dat er in de aandrijving en in de overbrenging sprake was van slechte uitlijning. Een slijtagescan werd geadviseerd om te kunnen bepalen wat de mate van slijtage was van de overbrenging in de tandwielkasten door de slechte uitlijning. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [gedaagde] kan zonder een nadere toelichting aan de zijde van de Staat - die ontbreekt - ook niet op grond van de nulinspectie in 2009 worden aangenomen dat de tandwielen en tandwielkast voor de schadevaring in goede staat verkeerden.
Olieanalyses
4.4.3.
Dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen kort voor de schadevaring goed was blijkt volgens de Staat tot slot uit de door hem overgelegde olieanalyses van de verschillende tandwielkasten van het sluizencomplex met betrekking tot de jaren 2010, 2012 en 2013. In 2013 bleek dat de hoeveelheid ijzer, lood, kalium, molybdeen en antimonium in de smeerolie van de tandwielkast van de sluisdeur - Midden Noord - ten opzichte van de voorgaande jaren was toegenomen. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat uit deze olieanalyses blijkt dat de tandwielkast en de tandwielen in goede staat waren voor de schadevaring en dat zij nadien verslechterd zijn. Volgens [gedaagde] laten de analyses van de verschillende jaren geen instabiel beeld zien van de tandwielkast Midden Noord noch van de overige tandwielkasten, met uitzondering van die van Boven Zuid. Dit is te zien aan de “ernstigheidsindex” in deze rapporten. Ook wijst zij in dit verband op het commentaar in het rapport bij de olieanalyse met betrekking tot Midden Noord van 2013, inhoudende onder meer: “Volledige informatie over de machine/voertuig (merk en type), de gebruikte olie en de gebruiksduur zijn noodzakelijk voor een juiste conclusie (punt 2.14).” Ook in dit verband heeft [gedaagde] gewezen op de inhoud van het rapport van Halyard, nu ten aanzien van deze olieanalyses (punt 2.26). Volgens Halyard kan uit deze olieanalyses evenmin iets worden afgeleid over de door de Staat beweerde goede conditie van de tandwielkast voor de schadevaring. Gelet op dit gemotiveerde verweer kunnen naar het oordeel van de rechtbank de olieanalyses alleen evenmin de conclusie dragen dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen kort voor de schadevaring goed was. Het had derhalve op de weg van de Staat gelegen om zijn stelling op dit punt nader te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten.
4.5.
Gelet op het vorenstaande is niet komen vast te staan dat de conditie van de tandwielkast en de tandwielen voor de schadevaring goed was. Op grond hiervan kan geen causaal verband worden aangenomen tussen de gevorderde (niet zichtbare) schade aan de tandwielen en de tandwielkast en de schadevaring door [naam] .
4.6.
Ook overigens heeft de Staat, gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende nadere feiten en omstandigheden gesteld waaruit voornoemd causaal verband zou moeten blijken.
4.6.1.
De Staat heeft in dit verband gewezen op de inhoud van het rapport van Bosdijk van 25 juli 2013. Bosdijk heeft tijdens en na de demontage van de tandwielkast inspecties verricht en heeft gerapporteerd dat de relatie tussen het beschadigd raken van de tandwielen en de aanvaring overduidelijk is. Zijn conclusie is dat de schade in de reductiekast (tandwielkast) het gevolg is van de schadevaring (punt 2.24).
4.6.2.
Vaststaat dat Bosdijk is ingeschakeld door de Staat om de omvang van de schade aan de tandwielkast en de tandwielen te onderzoeken en vast te stellen. SON heeft namens [gedaagde] de heer [B] van Halyard ingeschakeld voor een contra-expertise. Voorts staat vast dat de tandwielkast en de tandwielen uit het machinehuis van de sluis zijn gedemonteerd en naar de werkplaats van MRC Techniek zijn gebracht zonder dat Halyard hiervan op de hoogte is gebracht. Dit was in strijd met de tussen de Staat en SON (namens [gedaagde] ) gemaakte afspraak (punt 2.19). Hierdoor is Halyard de mogelijkheid ontnomen een contra-expertise te verrichten tijdens de demontage van de tandwielkast. Halyard heeft in zijn rapport vermeld dat het gevolg hiervan is dat de positie van de “ingrijping” (contact) tussen de tanden van de verschillende tandwielen en daarmee een eventuele directe relatie met de aanvaring niet meer kon worden onderzocht. Nu geen contra-expertise meer mogelijk is kan de Staat zich, gelet op voornoemde omstandigheden, niet met succes beroepen op de inhoud van het rapport van Bosdijk. Bovendien is Bosdijk geen onafhankelijke deskundige, aangezien hij is ingeschakeld door de Staat.
4.6.3.
Daarnaast geldt dat Halyard op grond van de gezamenlijke inspectie op 26 april 2013 en op grond van een inspectie na demontage op 28 mei 2013 de conclusies van Bosdijk weerspreekt in zijn rapport van 30 januari 2014. Volgens Halyard duiden de aangetroffen sporen op langdurige slijtage. Ter zitting van 16 februari jl. heeft de heer [B] namens Halyard aangegeven: “
Er is sprake van een algeheel slijtagebeeld. Ik wil schetsen waarom het niet denkbaar is dat alle schade is veroorzaakt door de lichte aanvaring door de [naam] . De schade is vergelijkbaar met schade bij een aanrijding bij het inparkeren van een auto. In de tandwielkast haken 2-3 tanden op elkaar in. Als er dan enorme impact zou zijn geweest (tandwielen aan land, dus beperkte impact) dan zouden maar 2-3 tanden schade hebben. Maar nu zijn alle tanden gelijkelijk versleten.”
4.6.4.
Gelet op het vorenstaande kan ook niet op grond van het rapport van Bosdijk een
causaal verband worden aangenomen tussen de gevorderde (niet zichtbare) schade aan de tandwielen en de tandwielkast en de schadevaring door [naam] .
4.7.
De slotsom is dat de Staat tegenover de zorgvuldig gemotiveerde en degelijk onderbouwde betwisting door [gedaagde] onvoldoende nadere feiten en omstandigheden gesteld heeft waaruit een causaal verband zou moeten blijken tussen de gevorderde schade en de schadevaring, zodat er voor bewijslevering geen plaats is. De vordering zal dan ook worden afgewezen. De stellingen en weren met betrekking tot de (door de Staat gestelde en door [gedaagde] betwiste) omvang van de niet zichtbare schade kunnen derhalve onbesproken blijven.
4.8.
De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,--
- salaris advocaat
€ 3.576,--
Totaal € 5.468,--

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de Staat in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op een bedrag van € 5.468,--;
5.3.
veroordeelt de Staat, onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, mr. J.M. van Jaarsveld en mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2016.