4.3.2Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Feit 1, subsidiair, feit 2 subsidiair
Aangeefster [slachtoffer 1] deed aangifte van zware mishandeling. Deze mishandeling vond plaats op 22 juli 2015 op het adres [adres] te [woonplaats] . [verdachte] (zijnde: verdachte) is de vriend van aangeefster.
Aangeefster hoorde op voornoemde datum de intercom van de deur gaan. Zij hoorde dat [slachtoffer 2] voor de deur stond en deed de deur voor hem open. Zij hoorde op een gegeven moment iemand kloppen op de deur en zag tot haar schrik dat verdachte binnen kwam.Zij liep naar het trappenhuis en zag dat [slachtoffer 2] onder aan de trap lag. Aangeefster kan zich niet herinneren dat zij de trap is afgelopen. Zij werd de volgende ochtend in het ziekenhuis wakker.
Getuige [getuige] verklaarde dat verdachte op 22 juli 2015 de woning van [slachtoffer 1] binnen kwam. Hij schold [slachtoffer 1] uit en verliet daarna de woning weer. [slachtoffer 1] liep achter verdachte de woning uit. Na vier of vijf minuten zag de getuige haar onderaan de trap liggen onder het bloed .
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaarden dat zij op 22 juli 2015 zagen dat er een vrouw in foetushouding onder aan de trap lag van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Zij zagen dat haar gezicht onder het bloed zat. Ook zagen verbalisanten een andere persoon die onder het bloed zat. Deze persoon bleek te zijn aangever [slachtoffer 2] .
Uit de geneeskundige verklaring en letselbeschrijving van [slachtoffer 1] blijkt dat zij bij aankomst in het ziekenhuis vooral pijn had in het gezicht. Het gezicht vertoonde ook een forse zwelling beiderzijds. Tevens was er een scheurwond op het behaarde hoofd, vanaf het voorhoofd naar achteren lopend, en een scheurwondje links onder de lip met een lengte van circa 1 centimeter. Op de CT-scan van het aangezicht werden twee fracturen van de onderkaak gezien, links van de kaakhals en rechts van de onderkaak zelf. [slachtoffer 1] liep een zenuwbeschadiging op ten gevolge van de kaakfractuur. De verwachting was dat de kaak zich goed zou herstellen. De uitval van de zenuw kan blijvend zijn. Mocht er genezing optreden dan zal dit zeker een half jaar vergen.
Aangever [slachtoffer 2] deed aangifte van mishandeling door de ex vriend van [slachtoffer 1] (zijnde: verdachte).Hij verklaarde dat hij op 22 juli 2015 op de [adres] in [woonplaats] is geslagen door verdachte. Verdachte sloeg aangever met vuisten tegen zijn lip. Aangever verklaarde dat hij op zijn hoofd een dikke bult had en dat deze ook was veroorzaakt door verdachte. Aangever raakte bewusteloos en kwam pas in de ambulance een beetje bij kennis.
Uit de geneeskundige verklaring van aangever [slachtoffer 2] van 24 juli 2015 blijkt dat het volgende uitwendige letsel is waargenomen:
- een wond aan de rechter zijde van zijn bovenlip en
- kneuzing en hematoom aan zijn rechter onderkaak.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 juli 2015 bij de woning van zijn ex vriendin [slachtoffer 1] op de [adres] in [woonplaats] aanwezig was. Hij zag dat aangever [slachtoffer 2] de portiek van de woning in ging. Verdachte wilde ook naar binnen en rende achter hem aan. Verdachte heeft [slachtoffer 2] geslagen en zag dat hij toen viel. Hij is toen naar boven gegaan. Later is hij weer naar beneden gegaan. Mevrouw [slachtoffer 1] stond toen op de trap naar de begane grond.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1, subsidiair
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling en daarvoor aangevoerd dat verdachte geen geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] . Zij heeft niet door toedoen van verdachte het letsel opgelopen. Zij stond voor verdachte op de smalle trap. Verdachte heeft haar slechts opzij geschoven, zodat hij haar kon passeren. Toen hij haar passeerde pakte zij verdachte vast aan zijn capuchon of aan zijn schouders. Hierdoor werd ze meegetrokken van de trap. Verdachte hoorde dat [slachtoffer 1] toen van de trap viel.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van deze verklaring acht geslagen op de letselbeschrijving van GGD Flevoland van 11 augustus 2015, waarin het volgende wordt omschreven.
“Opvallend is dat er bij betrokkene op meerdere plaatsen aan het hoofd letsels zijn opgetreden, inclusief een meervoudige onderkaakfractuur, terwijl er verder nauwelijks ander letsel is. Je moet dan wel een rare buiteling maken en hard op je kaak landen om dit vanuit een trapvalscenario te verklaren. Statisch gezien is het vreemd dat er nauwelijks ander letsel is. Of je moet van geringe hoogte vallen, maar dan moet de kans dat je daarbij een dubbelzijdige kaakfractuur oploopt als klein worden beschouwd. Op de onderkaak is in ieder geval zodanig groot uitwendig geweld uitgeoefend dat deze aan beide zijden brak. Dit laat zich dus minder goed verstaan met een val van een trap van geringe hoogte. De combinaties van letsels op verschillende plekken aan het hoofd en nauwelijks letsel op andere plaatsen van het lichaam maakt dat dit letsel alleen ten gevolge van het vallen een trap is ontstaan minder waarschijnlijk.
De conclusie moet dan ook luiden dat de bevindingen beter passen bij een scenario van toegebracht letsel dan bij een scenario waarbij deze uitsluitend ten gevolge van een val van een trap, zeker als dat van relatief geringe hoogte zou zijn, zijn ontstaan. Niet uitgesloten kan worden dat het letselbeeld kan ontstaan ten gevolge van een combinatie van toegebracht en accidenteel toegebracht letsel.”
Het door de verdediging geschetste scenario over het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer 1] wordt ontkracht door de bevindingen en de conclusie uit de geneeskundige verklaring.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de gewelddadige handelingen die hebben geleid tot het lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] zijn gepleegd nadat zij samen met verdachte de deur van haar woning uit liep en voordat zij door getuige [getuige] bewusteloos onderaan de trap werd aangetroffen. Dit betrof een tijdsspanne van hoogstens 5 minuten. Op dat moment waren verdachte en [slachtoffer 1] alleen in het trappenhuis. Het kan daarom niet anders dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] het opgelopen letsel heeft toegebracht en dat hij dit feit opzettelijk heeft begaan.
Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde en hiervoor beschreven letsel, waarvoor zij in ziekenhuis heeft moeten verblijven en medische ingrepen heeft ondergaan en waarvan zij thans nog de gevolgen ondervindt, is voldoende ernstig en ingrijpend om als zwaar lichamelijk letsel te worden aangeduid conform artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Noodweer verweer feit 2
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en daarbij gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. De toegangsdeur van de portiek werd geopend door [slachtoffer 2] . Verdachte ging achter hem aan en trapte tegen de deur om te voorkomen dat deze in het slot zou vallen. Verdachte zag dat hij werd geslagen door [slachtoffer 2] en heeft hem toen geslagen met zijn linkerhand; zijn slechte hand. Verdachte is immers rechtshandig.
Nu dit verweer ziet op het onderdeel “mishandelend” van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling zal de rechtbank het verweer als bewijsverweer bespreken.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het dossier is niet gebleken van een situatie waarbij verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of dat van een ander. Niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] verdachte heeft proberen te slaan of geslagen. Van een noodweersituatie is dan ook niet gebleken.
Het beroep op noodweer faalt.