ECLI:NL:RBMNE:2016:716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
16.659542-15; 16.043033-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en zware mishandeling met opzettelijk zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad. De verdachte, geboren in Polen en gedetineerd in P.I. Overijssel, werd beschuldigd van het toebrengen van opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers op 22 juli 2015 in Emmeloord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de subsidiaire tenlasteleggingen van zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het eerste slachtoffer, dat resulteerde in een gebroken kaak, en dat hij het tweede slachtoffer had mishandeld. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van het tweede slachtoffer. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de getuigenverklaringen en de medische rapporten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659542-15; 16.043033-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1987] ,
gedetineerd in P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.B. Chylinska, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Emmeloord , gemeente Noordoostpolder,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] van een trap heeft geduwd, althans
- die [slachtoffer 1] (terwijl zij (boven) op of bij die trap stond) heeft geslagen
en/of geduwd en/of geschopt en/of getrapt en/of opzij heeft geschoven,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] van die trap is gevallen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Emmeloord , gemeente Noordoostpolder,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (een op drie plaatsen gebroken kaak, waarbij kiezen
en tanden zijn afgebroken), althans enig lichamelijk letsel heeft toegebracht,
door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk
- van een trap te duwen, althans
- ( terwijl zij (boven) op of bij die trap stond) te slaan en/of te duwen en/of
te schoppen en/of te trappen en/of opzij te schuiven, tengevolge waarvan die
[slachtoffer 1] van die trap is gevallen;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Emmeloord , gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 1] van een trap heeft geduwd, althans die [slachtoffer 1] (terwijl zij (boven) op of
bij die trap stond) heeft geslagen en/of geduwd en/of geschopt en/of getrapt
en/of opzij heeft geschoven, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] zwaar
lichamelijk letsel (een op drie plaatsen gebroken kaak, waarbij kiezen en
tanden zijn afgebroken), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Emmeloord , gemeente Noordoostpolder,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak), heeft toegebracht, door
voornoemde [slachtoffer 2] opzettelijk (met veel kracht) (meermalen) op/tegen diens hoofd
te slaan en/of te stompen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Emmeloord , gemeente Noordoostpolder,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (meermalen) (met kracht) op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of
gestompt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (een
gebroken kaak), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en / of pijn
heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging doodslag en de onder feit 2 primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft begaan en vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van deze feiten.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 1] en de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] . Hij baseert zich hierbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en heeft bepleit dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging bepleit dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft zich slechts verdedigd tegen [slachtoffer 2] die hem probeerde te slaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Feit 1 primair
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Niet bewezen is dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer 1] , zodat hij van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, omdat de verwondingen van [slachtoffer 2] -een wond op de lip en kneuzingen en een hematoom aan de onderkaak- niet zijn aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1, subsidiair, feit 2 subsidiair
Aangeefster [slachtoffer 1] deed aangifte van zware mishandeling. Deze mishandeling vond plaats op 22 juli 2015 op het adres [adres] te [woonplaats] . [verdachte] (zijnde: verdachte) is de vriend van aangeefster. [2]
Aangeefster hoorde op voornoemde datum de intercom van de deur gaan. Zij hoorde dat [slachtoffer 2] voor de deur stond en deed de deur voor hem open. Zij hoorde op een gegeven moment iemand kloppen op de deur en zag tot haar schrik dat verdachte binnen kwam. [3] Zij liep naar het trappenhuis en zag dat [slachtoffer 2] onder aan de trap lag. Aangeefster kan zich niet herinneren dat zij de trap is afgelopen. Zij werd de volgende ochtend in het ziekenhuis wakker. [4]
Getuige [getuige] verklaarde dat verdachte op 22 juli 2015 de woning van [slachtoffer 1] binnen kwam. Hij schold [slachtoffer 1] uit en verliet daarna de woning weer. [slachtoffer 1] liep achter verdachte de woning uit. Na vier of vijf minuten zag de getuige haar onderaan de trap liggen onder het bloed . [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaarden dat zij op 22 juli 2015 zagen dat er een vrouw in foetushouding onder aan de trap lag van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Zij zagen dat haar gezicht onder het bloed zat. Ook zagen verbalisanten een andere persoon die onder het bloed zat. Deze persoon bleek te zijn aangever [slachtoffer 2] . [6]
Uit de geneeskundige verklaring en letselbeschrijving van [slachtoffer 1] blijkt dat zij bij aankomst in het ziekenhuis vooral pijn had in het gezicht. Het gezicht vertoonde ook een forse zwelling beiderzijds. Tevens was er een scheurwond op het behaarde hoofd, vanaf het voorhoofd naar achteren lopend, en een scheurwondje links onder de lip met een lengte van circa 1 centimeter. Op de CT-scan van het aangezicht werden twee fracturen van de onderkaak gezien, links van de kaakhals en rechts van de onderkaak zelf. [slachtoffer 1] liep een zenuwbeschadiging op ten gevolge van de kaakfractuur. De verwachting was dat de kaak zich goed zou herstellen. De uitval van de zenuw kan blijvend zijn. Mocht er genezing optreden dan zal dit zeker een half jaar vergen. [7]
Aangever [slachtoffer 2] deed aangifte van mishandeling door de ex vriend van [slachtoffer 1] (zijnde: verdachte). [8] Hij verklaarde dat hij op 22 juli 2015 op de [adres] in [woonplaats] is geslagen door verdachte. Verdachte sloeg aangever met vuisten tegen zijn lip. Aangever verklaarde dat hij op zijn hoofd een dikke bult had en dat deze ook was veroorzaakt door verdachte. Aangever raakte bewusteloos en kwam pas in de ambulance een beetje bij kennis. [9]
Uit de geneeskundige verklaring van aangever [slachtoffer 2] van 24 juli 2015 blijkt dat het volgende uitwendige letsel is waargenomen:
- een wond aan de rechter zijde van zijn bovenlip en
- kneuzing en hematoom aan zijn rechter onderkaak. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 juli 2015 bij de woning van zijn ex vriendin [slachtoffer 1] op de [adres] in [woonplaats] aanwezig was. Hij zag dat aangever [slachtoffer 2] de portiek van de woning in ging. Verdachte wilde ook naar binnen en rende achter hem aan. Verdachte heeft [slachtoffer 2] geslagen en zag dat hij toen viel. Hij is toen naar boven gegaan. Later is hij weer naar beneden gegaan. Mevrouw [slachtoffer 1] stond toen op de trap naar de begane grond. [11]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1, subsidiair
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling en daarvoor aangevoerd dat verdachte geen geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] . Zij heeft niet door toedoen van verdachte het letsel opgelopen. Zij stond voor verdachte op de smalle trap. Verdachte heeft haar slechts opzij geschoven, zodat hij haar kon passeren. Toen hij haar passeerde pakte zij verdachte vast aan zijn capuchon of aan zijn schouders. Hierdoor werd ze meegetrokken van de trap. Verdachte hoorde dat [slachtoffer 1] toen van de trap viel.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van deze verklaring acht geslagen op de letselbeschrijving van GGD Flevoland van 11 augustus 2015, waarin het volgende wordt omschreven.
“Opvallend is dat er bij betrokkene op meerdere plaatsen aan het hoofd letsels zijn opgetreden, inclusief een meervoudige onderkaakfractuur, terwijl er verder nauwelijks ander letsel is. Je moet dan wel een rare buiteling maken en hard op je kaak landen om dit vanuit een trapvalscenario te verklaren. Statisch gezien is het vreemd dat er nauwelijks ander letsel is. Of je moet van geringe hoogte vallen, maar dan moet de kans dat je daarbij een dubbelzijdige kaakfractuur oploopt als klein worden beschouwd. Op de onderkaak is in ieder geval zodanig groot uitwendig geweld uitgeoefend dat deze aan beide zijden brak. Dit laat zich dus minder goed verstaan met een val van een trap van geringe hoogte. De combinaties van letsels op verschillende plekken aan het hoofd en nauwelijks letsel op andere plaatsen van het lichaam maakt dat dit letsel alleen ten gevolge van het vallen een trap is ontstaan minder waarschijnlijk.
De conclusie moet dan ook luiden dat de bevindingen beter passen bij een scenario van toegebracht letsel dan bij een scenario waarbij deze uitsluitend ten gevolge van een val van een trap, zeker als dat van relatief geringe hoogte zou zijn, zijn ontstaan. Niet uitgesloten kan worden dat het letselbeeld kan ontstaan ten gevolge van een combinatie van toegebracht en accidenteel toegebracht letsel.”
Het door de verdediging geschetste scenario over het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer 1] wordt ontkracht door de bevindingen en de conclusie uit de geneeskundige verklaring.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de gewelddadige handelingen die hebben geleid tot het lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] zijn gepleegd nadat zij samen met verdachte de deur van haar woning uit liep en voordat zij door getuige [getuige] bewusteloos onderaan de trap werd aangetroffen. Dit betrof een tijdsspanne van hoogstens 5 minuten. Op dat moment waren verdachte en [slachtoffer 1] alleen in het trappenhuis. Het kan daarom niet anders dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] het opgelopen letsel heeft toegebracht en dat hij dit feit opzettelijk heeft begaan.
Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde en hiervoor beschreven letsel, waarvoor zij in ziekenhuis heeft moeten verblijven en medische ingrepen heeft ondergaan en waarvan zij thans nog de gevolgen ondervindt, is voldoende ernstig en ingrijpend om als zwaar lichamelijk letsel te worden aangeduid conform artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Noodweer verweer feit 2
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en daarbij gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. De toegangsdeur van de portiek werd geopend door [slachtoffer 2] . Verdachte ging achter hem aan en trapte tegen de deur om te voorkomen dat deze in het slot zou vallen. Verdachte zag dat hij werd geslagen door [slachtoffer 2] en heeft hem toen geslagen met zijn linkerhand; zijn slechte hand. Verdachte is immers rechtshandig.
Nu dit verweer ziet op het onderdeel “mishandelend” van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling zal de rechtbank het verweer als bewijsverweer bespreken.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het dossier is niet gebleken van een situatie waarbij verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of dat van een ander. Niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] verdachte heeft proberen te slaan of geslagen. Van een noodweersituatie is dan ook niet gebleken.
Het beroep op noodweer faalt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
subsidiair
op 22 juli 2015 te Emmeloord aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak) heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk
- (terwijl zij (boven) op of bij die trap stond) te slaan en/of te duwen en/of te schoppen en/of te trappen.
2.
subsidiair
op 22 juli 2015 te Emmeloord opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1 subsidiair: zware mishandeling;
feit 2 subsidiair: mishandeling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 en ten aanzien van feit 2 wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer 2] , een voor hem onbekende man, die aanbelde bij de woning van verdachtes ex vriendin [slachtoffer 1] , mishandeld. Verdachte heeft daarna zijn ex vriendin opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht, dat haar dagelijks leven geruime tijd ontregeld heeft. Verdachte heeft haar ook angstig gemaakt. Verdachte heeft zijn slachtoffers leed toegevoegd. Beide slachtoffers zijn in verband met hun letsel in te ziekenhuis geweest; [slachtoffer 1] is daar ook enkele dagen opgenomen geweest. [slachtoffer 2] is nog als verdachte aangemerkt van de mishandeling van [slachtoffer 1] , waaraan verdachte zich schuldig gemaakt heeft, hetgeen voor hem, [slachtoffer 2] , belastend geweest is.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten en in een proeftijd liep. Deze proeftijd heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
- een hem betreffend psychologisch rapport van 28 september 2015, opgemaakt door S.J.M.A. Matthijssen, GZ-psycholoog i.o., waaruit blijkt dat er in het onderzoek geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens wordt vastgesteld. Het is ook niet mogelijk deze volledig uit te sluiten. Wel zijn er problematische gedragingen te zien, voortvloeiend uit krenkbaarheid en bestaand uit agressie. Verder neigt verdachte tot ontkenning en externalisatie, wat op meerdere terreinen zichtbaar is. Het is in het huidige onderzoek niet mogelijk tot een uitspraak te komen over de mate van toerekeningsvatbaarheid en tot een goed onderbouwde inschatting te komen van het recidiverisico. Om die reden is het ook niet mogelijk een behandeling in een juridisch kader te adviseren.
Gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, met name het door hem gepleegde excessieve geweld tegen zijn ex vriendin, komt geen andere straf in aanmerking dan een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Alles afwegende wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.647,46 (zeggen: tweeduizendzeshonderdzevenenveertig euro zesenveertig cent), te weten € 2.000,00 aan immateriële schade en € 647,46 aan materiële schade. De vordering kan dan ook worden toegewezen.
De immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. De materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De behandeling van de vordering van
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 602,60 (zeshonderdtwee euro en zestig cent), te weten € 500,00 aan immateriële schade en € 102,60 aan materiële schade. De materiële schade bestaat uit € 62,62 aan wettelijke eigen
risico en € 39,98 aan vervoerskosten ten behoeve van een bezoek aan slachtofferhulp. De vordering kan dan ook worden toegewezen.
De immateriële schade en het wettelijk eigen risico zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vervoerskosten zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 augustus 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement in de zaak met parketnummer 16.043033-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 2 oktober 2013 van de politierechter te Lelystad, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 1 (één) week, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 2 primair niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair: zware mishandeling;
feit 2 subsidiair: mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1, subsidiair)
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot € 2.647,46 (zegge tweeduizendzeshonderdzevenenveertig euro zesenveertig cent), waarvan € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, en € 647,46 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.647,46 (zegge tweeduizendzeshonderdzevenenveertig euro zesenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 35 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2, subsidiair)
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot € 602,60 (zeshonderdtwee euro en zestig cent), bestaande uit:
- € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; en
- € 102,60 aan materiële schade, waarvan € 62,62 aan wettelijke eigenrisico, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en € 39,98 aan vervoerskosten ten behoeve van een bezoek aan slachtofferhulp, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 602,60 (zeshonderdtwee euro en zestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 12 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Tenuitvoerlegging 16.043033-13
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 2 oktober 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk
een gevangenisstraf van één week.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter,
mrs. C.A. de Beaufort en H. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal 2015225525, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1042 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1044 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1045 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1006 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1001 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
7.Geneeskundige verklaring – Letselbeschrijving GGD Flevoland d.d. 11 augustus 2015.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 1023 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
9.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 1015 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
10.Geneeskundige verklaring d.d. 24 juli 2015, p. 1066 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 januari 2016.