ECLI:NL:RBMNE:2016:7146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
16/705190-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bezit van harddrugs met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 3 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man uit De Meern, die zich in 2014 schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van de productie van harddrugs. De man had in zijn bezit 22 kilo amfetamine, 7 kilo metamfetamine, 3 kilo MDMA en 24 kilo hasj. De rechtbank oordeelde dat de man niet overtuigend kon aantonen dat de drugs niet van hem waren, ondanks zijn poging om de schuld bij een overleden vriend te leggen. Buurtbewoners en zijn zoon verklaarden dat hij regelmatig in de woning verbleef. De rechtbank vond het verhaal van de verdachte niet onderbouwd en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast werden goederen, waaronder stacaravans en een geldtelmachine, die verkregen waren uit de drugshandel, verbeurd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het voorbereiden van de productie van drugs en witwassen van crimineel geld. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om op te treden tegen de productie en handel in harddrugs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705190-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 oktober 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Rijnmond, De Schie te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2016 en
19 september 2016.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 12 mei 2014 tot en met 5 juni 2014 al dan niet samen met een
ander of anderen, ten behoeve van de voorbereiding van de productie en handel in
amfetamine en/of andere middelen die zijn vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of kon vermoeden dat deze bedoeld waren voor het voorbereiden van de productie en de handel in deze verdovende middelen.
feit 2: op 5 juni 2014 al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 22,29 kilogram amfetamine en/of 7,45 kilogram metamfetamine en/of
3 kilogram MDMA;
feit 3: op 5 juni 2014 al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 24 kilogram hasjiesj.
feit 4: zich in de periode van 14 april 2014 tot en met 5 juni 2014 al dan niet samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 62.000,00, 32,7 kilogram harddrugs, 24 kilogram softdrugs, twee stacaravans en een aantal goederen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat alleen ten aanzien van de op de zolder van de woning aangetroffen goederen een bewezenverklaring kan volgen.
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat de aangetroffen soft- en harddrugs en de voorwerpen die zijn bestemd voor de productie van synthetische drugs niet van hem zijn, maar van een onlangs overleden vriend. Verdachte woonde slechts in de weekenden in de woning, het overige deel van de week werd de woning door deze vriend gebruikt. Zonder dat verdachte dit wist, sloeg deze vriend drugs en de aangetroffen goederen op in de woning.
Verdachte heeft de voorwerpen die zijn bestemd voor de productie van synthetische drugs die op de zolder lagen éénmaal gezien en hij heeft, nadat hij deze goederen heeft verplaatst en een volgelaatsmasker dat er lag heeft opgezet, de woning verlaten en nooit meer betreden.
De verdediging heeft betoogd dat voornoemd alternatief scenario niet onaannemelijk kan worden geacht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 5 juni 2014 komt een melding binnen van een poging tot inbraak bij een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De politie gaat ter plaatse en houdt twee mannen aan, die aangeven dat zij wilden inbreken omdat in de woning veel geld en drugs zouden liggen. [2]
De politie treedt de woning diezelfde dag binnen. In de woning is op dat moment niemand aanwezig. [3] De politie treft in de oven van een kinderspeelfornuis een stapel bankbiljetten aan met een totale waarde van € 62.000,00. Ook treft de politie in de woonkamer een geldtelmachine aan.
Op de zolder worden een trechter, een volgelaatmasker, een weegschaal, een aantal maatscheppen en maatbekers, metselkuipen, een meettoestel, een vacumeerapparaat en een aantal geheel of gedeeltelijk gevulde en/of lege jerrycans gevonden. Daarnaast treft de politie op de zolder vier (geheel of deels gevulde) twintig liter kannen aan met een etiket met de aanduiding “methanol” en een deels gevuld 30 liter vat met het opschrift “zwavel.” [4] In de woning worden diverse aantekeningen, grondstoffacturen en apparatuur voor het vervaardigen van synthetische drugs aangetroffen. [5]
In de trapkast van de woning treft de politie een aantal pakken poeders aan. [6] Deze poeders zijn door de politie gewogen en bemonsterd. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft deze monsters vervolgens nader onderzocht.
Uit het onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat het gaat om onder meer in totaal 22,28 kilogram [7] amfetamine, [8] 7,45 kilogram [9] metamfetamine [10] en drie kilogram [11] MDMA (3,4-methyleendiocymethamfetamine). [12]
Amfetamine, metamfetamine en MDMA (3,4-methyleendiocymethamfetamine) zijn middelen vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [13]
Verder worden in de trapkast in een big shopper van Cranenbroek twaalf blokken van één kilogram aangetroffen, met daarin een bruine, samengeperste substantie en een plastic tas van de Albert Heijn aan, met ook daarin twaalf brokken van één kilogram bruine samengeperste substantie. [14] Zowel de in de big shopper van Cranenbroek aangetroffen substantie, als de in de plastic tas van de Albert Heijn aangetroffen substantie wordt door de politie herkend als hasjiesj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. [15] Monsters van de aangetroffen substanties worden onderzocht. De MMC Cannabistest geeft telkens een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. [16]
In de woonkamer worden in een asbak twee peuken gevonden en bemonsterd (AAHE4197NL en AAHE4198NL). Op de zolderverdieping wordt een volgelaatsmasker aangetroffen en in de badkamer een tandenborstel. Ook deze goederen worden bemonsterd (respectievelijk AAHE4199NL en AAHE4202NL). [17] Het uit voorgaande bemonsteringen verkregen DNA-profiel, blijkt te matchen met het profiel dat in de DNA-databank is opgenomen van verdachte. De kans op deze match wordt door het Nederlands Forensisch Instituut ingeschat als 1 op 1 miljard. [18]
In de garage van de woning wordt een Fiat met kenteken [kenteken] aangetroffen. [19] Deze auto staat op naam van [getuige 1] . Zij heeft op 23 juni 2014 verklaard dat haar ex [verdachte] haar ongeveer anderhalve maand daarvoor vroeg of hij haar auto mocht lenen. Zij stemde hiermee in en gaf hem de enige sleutel die zij van de auto heeft. [20] Ook de zoon van verdachte, [getuige 2] , heeft bevestigd dat zijn vader in de auto reed. [21]
In de woning wordt een huurovereenkomst voor de woning gevonden op naam van
[getuige 3] . De huurovereenkomst is ondertekend op 12 mei 2014. [22] De eigenaar van de woning bevestigt dat hij de woning heeft verhuurd aan [getuige 3] . [23]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij niet in de woning heeft gewoond, maar de woning alleen op zijn naam heeft gezet tegen een vergoeding. Verder verklaarde hij dat [verdachte] hem na enige tijd vertelde dat er was ingebroken bij de woning en dat de politie daarna nog in de woning was geweest. Hij vertelde dat er contant geld lag en dat er iets van ‘olie’ lag wat ze gebruikten om drugs te maken. [24] [verdachte] vertelde hem dat hij het er heen heeft gebracht en dat hij waarschijnlijk gevolgd is door mensen die daarna wilden inbreken. [25] [verdachte] had een chalet in [woonplaats] , waar [getuige 3] heen kon. [26] Dat deed [getuige 3] . Het chalet waar hij verbleef was nummer [nummer] . [27] [verdachte] kwam twee of drie keer in de week en vertelde [getuige 3] het verhaal van [woonplaats] op zich te nemen. [28] Als [getuige 3] dat zou doen, dan zou hij van [verdachte] het chalet krijgen. [29] Hij vertelde [getuige 3] wat hij moest vertellen als hij aangehouden zou worden. [30] Hij moest zeggen dat een vriend van hem daar die spullen had neergezet omdat hij een tijdelijke opvang zocht. [31] Het hele verhaal van [verdachte] zou hij daar dan buiten laten. [32] De zoon van [verdachte] , [getuige 2] , vertelde [getuige 3] dat [verdachte] was opgepakt. [33] [getuige 3] ontving een brief, ondertekend door “ [bijnaam] .” Dat is [verdachte] . [34]
De brief werd de dag daarna weer opgehaald. [getuige 3] heeft een kopie van de brief gemaakt. [35] De brief is in het dossier opgenomen. In de brief is - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende opgenomen:
“ [getuige 3] .Dan ga je jezelf melden bij de politie en ga je zeggen dat je mij al 15 jaar kent en dat je voor mij dat huis hebt gehuurd. Dat ik twee weken wegging. Dat jij die week ervoor een andere kennis had gezien die ruimte nodig had om spullen in te pakken. Dat je de sleutel aan die kennis hebt gegeven. Dat ik toch thuis was geweest omdat ik wat nodig had en de spullen heb gezien. Dat ik jou gelijk heb gebeld dat de rotzooi gelijk weg moest en dat je dat de volgende dag zou gaan doen. Zo ga je het doen en ik wist van niks. [getuige 3] je zou wel een aantal maanden moeten gaan zitten maar daar krijg je wel een chalet voor ter waarde van 55.000 en ik geef je die chalet pas als alles goed geregeld is en ik erbuiten blijf. Ik wil gewoon zekerheid en dat chalet is van jou als je dit goed regelt. Regel [woonplaats] zo snel mogelijk.Groetjes [bijnaam]
Schrijf alle details over zodat je weet wat je moet zeggen.” [36]
Verdachte heeft erkend dat hij deze brief heeft geschreven en de brief door zijn zoon naar
[getuige 3] heeft laten brengen. [37]
Getuige [getuige 4] woont op camping [camping] in [woonplaats] . [38] Hij heeft verklaard dat
[getuige 3] sinds begin juni 2014 in een stacaravan met standplaatsnummer [nummer] woont. De eigenaar van deze caravan is [A] . [39] De caravan is op 14 april 2012 gekocht voor
€ 30.000,00. [40] De caravan werd betaald door de man van mevrouw [B] en is contant afgerekend met briefjes van € 50,00. [41] De caravan op standplaatsnummer [nummer] staat sinds 24 april 2012 op naam van mevrouw
[B] . De caravan is gekocht door de man van [B] voor € 8.000,00 en werd door hem contant afgerekend in biljetten van € 50,00. [42] Als aan getuige [getuige 4] een foto wordt getoond van verdachte, herkent hij verdachte als de persoon die hij de man van [B] noemt. [43] Voor de standplaatsen [nummer] , [nummer] en [nummer] stond nog € 15.000,00 á € 16.000,00 open aan kosten voor elektra en standplaatsgeld. In februari 2014 kwam [getuige 2] dit geldbedrag betalen. Hij betaalde het bedrag met biljetten van € 50,00. [44]
Verdachte heeft verklaard dat de twee caravans op naam van zijn vrouw en zijn neef staan. Verdachte bevestigde dat hij de aankoopprijs van de caravan van [B] , voor een bedrag van € 8.000,00, in contanten heeft betaald. Hij heeft ook bevestigd dat zijn zoon voornoemde openstaande posten van de drie caravans heeft betaald. [45]
In de woning wordt een aantal facturen en kassabonnen aangetroffen, waaruit volgt dat de goederen die zijn gekocht contant zijn afgerekend.
Het gaat daarbij om het volgende:
- een factuur van Royal Brinkman te ‘s-Gravenzande van 17 mei 2014 van een volgelaatsmasker ter waarde van € 108,00. Het bedrag is contant afgerekend. [46]
- een kassabon van de Blokker te Den Haag, waaruit volgt dat op 15 mei 2014 onder meer een koelbox is gekocht en contant is afgerekend. [47]
- een kassabon van de Media Markt te Utrecht, waaruit volgt dat op 18 mei 2014 omstreeks 17.53 uur een Dyson stofzuiger ter waarde van € 579,00 is gekocht en contant is afgerekend.
Op door de politie opgevraagde beelden van de Media Markt te Utrecht is te zien dat omstreeks voornoemd tijdstip een man, die door de politie wordt herkend als verdachte, bij de kassa een stapel geld uit zijn broekzak haalt en contant betaalt. [48]
  • een verkooporder van BCC The Wall te Utrecht, waaruit volgt dat op 24 mei 2014 een Bose campan is aangeschaft ter waarde van € 409,00. Dit bedrag is contant voldaan;
  • een kassabon van de Media Markt te Rijswijk, waaruit volgt dat op 27 mei 2014 omstreeks 17.53 uur een Samsung Galaxy telefoon is gekocht ter waarde van
Uit een door de politie opgemaakt overzicht volgt dat door verdachte in de periode van
2 mei 2014 tot en met 4 juni 2014 in totaal € 13.792,23 aan goederen en diensten contant is afgerekend.
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met
5 juni 2014 [50] legale inkomsten heeft ontvangen. Er is één rekeningnummer van verdachte bekend. Na 1 januari 2012 hebben vanaf dit rekeningnummer geen geldopnamen plaatsgevonden. [51]
Verdachte heeft aangegeven dat het in de woning aangetroffen geldbedrag van € 62.000,00 van hem is. [52]
Betrouwbaarheid verklaring getuige [getuige 3]De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 3] in twijfel getrokken.
Dit verweer wordt verworpen.
De verklaringen [getuige 3] zijn voldoende betrouwbaar, geloofwaardig en op de essentiële punten voldoende consistent. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat sinds [getuige 3] verhoor bij de politie, op 24 oktober 2014 en zijn verhoor bij de rechter-commissaris, op 12 september 2016, bijna twee jaren zijn verstreken. De verklaring van [getuige 3] wordt verder ondersteund door voornoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder de door verdachte opgestelde brief, die redelijkerwijs niet anders kan worden uitgelegd dan als een verzoek aan een ander om de schuld op zich te nemen.
Alternatief scenario
Het door verdachte geschetste alternatief scenario dat hiervoor onder 4.2 is omschreven, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier en is niet aannemelijk.
Verdachte heeft zijn stelling dat de drugs en goederen bestemd voor de productie van synthetische drugs, van een ander waren en dat hij niet wist dat deze drugs en goederen zich in de woning bevonden, op geen enkele wijze onderbouwd.
Daarbij komt dat uit de verklaring van buurtbewoner [getuige 5] van 5 juni 2014 volgt dat in de betreffende woning sinds ongeveer een maand een man en een vrouw en (in de weekenden) twee kinderen verblijven en dat de man door de weeks elke avond rond 19.30 uur thuiskomt. [53] Ook de zoon van verdachte is gehoord en hij heeft verklaard dat zijn vader sinds een aantal weken tijdelijk in de betreffende woning verblijft. [54]
Ook andere scenario’s zijn niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie aangegeven dat de aangetroffen € 62.000,00 van hem is.
Ter zitting is verdachte hierop teruggekomen en hij heeft hij verklaard dat het geld van zijn zoon [getuige 2] zou zijn, maar hieraan wordt voorbij gegaan. [getuige 2] heeft aangegeven dat het geld niet van hem is.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en de productie van (synthetische) drugs gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Het in een woning bewaren van een grote hoeveelheid contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen.
Voorts verhoudt voornoemd geldbedrag zich niet tot het bij de Belastingdienst bekende inkomen en vermogen van verdachte.Bovendien is niet gebleken dat, na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van het geld, iemand het geld heeft opgeëist. De zoon van verdachte, die volgens verdachte eigenaar zou zijn van het geld en dit geld op legale wijze zou hebben verkregen, heeft ontkend dat hij hiervan de eigenaar is.
Voornoemde omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verwacht dat hij een voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag.
Verdachte heeft een dergelijke verklaring, inhoudende dat het bij hem aangetroffen geldbedrag mogelijk op legale wijze is verkregen, niet gegeven.
Ook overigens biedt het dossier geen enkele aanwijzing dat het aangetroffen geldbedrag op legale wijze is verkregen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dat het aangetroffen geldbedrag – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Het onder 4 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. in de periode van 12 mei 2014 tot en met 5 januari 2014 in De Meern ,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen en aanwezig hebben en vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en een hoeveelheid van een materiaal bevattende een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- zich gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft verdachte telkens opzettelijk daartoe:
- een hoeveelheid methanol en zwavelzuur voorhanden gehad en
opgeslagen en
- materialen en voorwerpen, te weten een trechter en een weegschaal
en een vacumeerapparaat en een volgelaatsmasker en maatscheppen en
maatbekers en metselkuipen en een meettoestel en geheel of gedeeltelijk gevulde en
lege jerrycans voorhanden gehad en opgeslagen en een geldtelmachine voorhanden
gehad.
2. op 5 juni 2014 te De Meern opzettelijk aanwezig gehad:
- 22,28 kilogram amfetamine,
- 7,45 kilogram metamfetamine,
- 3,0 kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine),
zijnde amfetamine en metamfetamine en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3. op 5 juni 2014 te De Meern opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 24 kilogram hasjiesj, zijnde hasjiesj, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4. in de periode van 14 april 2012 tot en met 5 juni 2014 te De Meern en Utrecht en Den Haag en ’s Gravezande en Brielle , voorwerpen te weten:
- 62.000,00 euro en
- een hoeveelheid harddrugs (32,7 kilogram aan amfetamine, metamfetamine en MDMA) en een hoeveelheid softdrugs (24 kilogram hasjiesj) en
- twee stacaravans (stacaravan standplaats [nummer] en stacaravan standplaats [nummer] op camping [camping] te [woonplaats] ) en
- een aantal goederen, te weten een stofzuiger merk Dyson, en een telefoon merk Samsung en een koelbox en een gelaatsmasker en geluidsapparatuur merk Bose,
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Strafbaarheid van feit 4 ten aanzien van € 62.000,00 en een hoeveelheid soft- en harddrugs
Ten aanzien van feit 4 dient verdachte deels te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 62.000,00 en een hoeveelheid hard- en softdrugs.
Volgens bestendige rechtspraak kan een gedraging slechts dan worden gekwalificeerd als witwassen indien de verdachten een uit eigen misdrijf verkregen voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. De rechtbank gaat ervan uit dat de in de woning aangetroffen soft-, harddrugs en de daar aangetroffen € 62.000,00 afkomstig zijn uit de productie van en handel in soft- en harddrugs door verdachte. Niet is gebleken dat de verdachte gedragingen heeft verricht om de criminele herkomst hiervan te verbergen of verhullen. Het enkele feit dat verdachte het geld in de oven van een speelgoedkeukentje en de soft- en harddrugs in een trapkast heeft verstopt is daarvoor niet voldoende. Het onder 4 bewezenverklaarde kan ten aanzien van het geldbedrag van € 62.0000,00 en een hoeveelheid soft- en harddrugs deels niet worden gekwalificeerd als witwassen.
Strafbaarheid van feit 1, 2 en 3 en het overige onder feit 4 tenlastegelegde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd.
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod.
feit 4: witwassen, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Bij de bepaling van de eis heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop en met de omstandigheid dat verdachte op 2 mei 2016 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda is veroordeeld en nu schuldig wordt verklaard aan misdrijven die voor de hierboven genoemde datum zijn gepleegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan is verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. De voorbereidingshandelingen bestonden uit het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarmee onder meer amfetamine kan worden gemaakt.
De verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan de voorbereiding van de productie van harddrugs die, eenmaal in handen van gebruikers, een serieus risico voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. De rechtbank acht het van groot belang dat er wordt opgetreden tegen personen die feitelijk aan de basis staan van de (productie van en de) handel in harddrugs en de daarmee samenhangende criminaliteit.
Verder heeft verdachte een hoeveelheid amfetamine, metamfetamine, MDMA en hasjiesj voorhanden gehad.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juli 2016, waaruit volgt dat verdachte meerdere malen eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte is kennelijk niet bereid zijn criminele gedrag te veranderen.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de bewezen verklaarde feiten en het onderzoek ter terechtzitting en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van drie jaren een passende en geboden reactie op de bewezen verklaarde feiten.

9.Het beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
- bankbiljetten met een totale waarde van € 62.000,00;
- drie Bose geluidsboxen;
- een geldtelmachine;
- stacaravan nummer [nummer] locatie camping [camping] te [woonplaats] , na verkoop omgezet in een geldbedrag van € 9.857,61.
- (€ 30.000,00 zekerheidstelling van) stacaravan nummer [nummer] op locatie camping [camping] te [woonplaats] .
Nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen Samsung flatscreen televisie.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33ab, 36c, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd.
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod.
feit 4: witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde niet strafbaar voor zover dit feit ziet op
€ 62.000,00 en een hoeveelheid soft- en harddrugs en ontslaat de verdachte ten aanzien hiervan van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2, 3 bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar voor zover dit feit ziet op twee stacaravans en een aantal goederen.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie jaren.
Verklaart verbeurd:
- drie Bose geluidsboxen;
- een geldtelmachine;
- stacaravan nummer [nummer] locatie camping [camping] te [woonplaats] , na verkoop omgezet in een geldbedrag van € 9.857,61;
- (€ 30.000,00 zekerheidstelling van) stacaravan nummer [nummer] op locatie camping [camping] te [woonplaats] .
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een Samsung flatscreen televisie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter,
mrs. A. van Maanen en J. Mendlik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2016.
Mr. Mendlik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2014 tot en met 05 juni 2014 te De
Meern, gemeente Utrecht, in elk geval binnen het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van
((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende) amfetamine, zijnde
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een)
(ander(e)) middel(en) vermeld op e bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te
bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen)
en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad
waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens)
opzettelijk daartoe:
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of amfetaminebase en/of
zwavelzuur vervaardigd en/of voorhanden gehad en/of opgeslagen en/of
- ( een) materia(a)l(en) en/of voorwerp(en), te weten (onder andere) een
trechter en/of een weegschaal en/of een vacuummeerapparaat en/of een
volgelaatsmasker en/of (een) maatschep(pen) en/of (een) maatbeker(s) en/of
(een) metselkuip(en) en/of (een) meettoestel en/of (een) (geheel of
gedeeltelijk gevulde en/of lege) jerrycan('s) voorhanden gehad en/of
opgeslagen en/of een geldtelmachine voorhanden gehad en/of opgeslagen;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 05 juni 2014 te De Meern , gemeente Utrecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 22,29 kilogram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ongeveer 7,45 kilogram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende metamfetamine, en/of
- ongeveer 3,0 kilogram MDMA (3,4-methyleeendioxymethamfetamine), in elk
geval een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 05 juni 2014 te De Meern , gemeente Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 24 kilogram
hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj), zijnde hasjiesj en/of hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2012 tot en met 05 juni 2014, te
De Meern , gemeente Utrecht, en/of Utrecht en/of Den Haag en/of 's Gravezande
en/of Brielle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten:
- 62.000,= euro, althans een (groot) geldbedrag en/of
- een (grote) hoeveelheid harddrugs (32,7 kilogram aan amfetamine,
metamfetamine en/of MDMA, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, metamfetamine en/of MDMA) en/of een (grote) hoeveelheid softdrugs
(24 kilogram hasjies) en/of
- twee stacaravan(s) (stacaravan standplaats [nummer] en/of stacaravan standplaats
[nummer] op camping [camping] te [woonplaats] ) en/of
- een aantal goederen, te weten een stofzuiger (merk Dyson) en/of een telefoon
(merk Samsung) en/of een koelbox en/of een gelaatsmasker en/of
geluidsapparatuur (merk Bose),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van voornoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,
dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2014145134/201414724 van 12 januari 2015 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2014, pagina 14.
3.Het proces-verbaal van binnentreden van 6 juni 2014, pagina 16.
4.Idem, pagina 19.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2014, pagina 245.
6.Het proces-verbaal van binnentreden van 6 juni 2014, pagina 18.
7.22 kilogram wit poeder, goednummer 1170365 bemonsterd als SIN: AADY8472NL en 280 gram wit poeder, goednummer 1170373, bemonsterd als SIN: AADY8471NL, het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2014, pagina 41.
8.Een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, van 14 augustus 2014, pagina 46.
9.8 gram wit poeder, goednummer 1170380, SIN: AADY8466NL, 7,4 kilogram wit poeder, goednummer 1170389, SIN AADY8465NL, 40 gram wit poeder, SIN AADY8479, 6,3 gram wit poeder, goednummer 1170390, SIN AADY8464NL, het proces-verbaal van bevindingen van
10.Een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut van 14 augustus 2014, pagina 46.
11.3 kilogram poeder, goednummer 1170397, SIN AADY8461NL, het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2014, pagina 43.
12.Een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, van 14 augustus 2014, pagina 46.
13.Idem, pagina 47.
14.Goednummer 1170399 en goednummer 1170400, het proces-verbaal van bevindingen van
15.Idem, pagina 40.
16.Goednummer 1170399 en goednummer 1170400, het proces-verbaal van bevindingen van
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2014, pagina 83 tot en met 85.
18.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederland Forensisch Instituut van 19 juni 2014, pagina 89, 92 en 93.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2014, pagina 111.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 23 juni 2014, pagina 112 en 113.
21.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 21 oktober 2014, pagina 202.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2014, pagina 51.
23.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] van 19 juni 2014.
24.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 24 oktober 2014, pagina 215.
25.Idem, pagina 219.
26.Idem, pagina 215.
27.Idem, pagina 223.
28.Idem, pagina 215.
29.Idem.
30.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] bij de rechter-commissaris van
31.Idem.
32.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 24 oktober 2014, pagina 223.
33.Idem, pagina 215.
34.Idem, pagina 216.
35.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] bij de rechter-commissaris van
36.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 24 oktober 2014, pagina 226.
37.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2016.
38.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 15 juli 2014, pagina 142.
39.Idem, pagina 144.
40.Een geschrift te weten een koopovereenkomst voor een stacaravan op standplaats [nummer] van
41.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 15 juli 2014, pagina 144.
42.Idem, pagina 143.
43.Idem, pagina 148.
44.Idem, pagina 143.
45.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2016.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2014, pagina 50.
47.Idem.
48.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2014, pagina 96.
49.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2014, pagina 51.
50.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 4 februari 2016, rapportnummer 20141125.1405.
51.Idem.
52.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2014, pagina 195.
53.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2014, pagina 73.
54.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 21 oktober 2014, pagina 199.