ECLI:NL:RBMNE:2016:7071
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van akkoord in schuldsanering met weigerachtige schuldeiser
Op 27 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel recht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een schuldsanering. De schuldenares, geboren in 1972, had een verzoek ingediend om een akkoord vast te stellen dat door de meerderheid van haar schuldeisers was aangenomen, ondanks de tegenstem van één schuldeiser. Tijdens de verificatievergadering was de bewindvoerder aanwezig, evenals de schuldenares, de weigerachtige schuldeiser en diens raadsman, mr. J.E. Huard. Van de acht concurrente schuldeisers stemden zeven voor het akkoord, terwijl de weigerachtige schuldeiser tegenstemde. Dit betekende dat drievierde van de schuldeisers voor het akkoord had gestemd, wat voldeed aan de vereisten van artikel 332 lid 4 van de Faillissementswet (Fw).
De rechter-commissaris, mr. A.M. Crouwel, overwoog dat de weigerachtige schuldeiser slechts een gedeelte van zijn vordering zou ontvangen en voor het overige kwijting zou krijgen. Dit akkoord zou inbreuk maken op zijn recht op volledige voldoening van zijn vordering. De rechter-commissaris weegt de belangen van de weigerachtige schuldeiser tegen die van de schuldenares en de andere schuldeisers die voor het akkoord stemden. Het belang van de schuldenares en de meerderheid van de schuldeisers was dat bij voortzetting van de schuldsanering minder geld beschikbaar zou zijn dan bij aanvaarding van het akkoord. De bewindvoerder had berekend dat bij voortzetting van de regeling slechts 17,41% van de vorderingen betaald kon worden, terwijl het akkoord een betaling van 26,19% zou inhouden.
Uiteindelijk concludeerde de rechter-commissaris dat de weigerachtige schuldeiser in redelijkheid niet tot zijn stemgedrag had kunnen komen. De bezwaren van de weigerachtige schuldeiser zouden mogelijk in een later stadium door de rechtbank worden beoordeeld. De rechter-commissaris stelde het aangeboden akkoord vast als ware het aangenomen en bepaalde dat de homologatie van het akkoord op 6 januari 2017 zou worden behandeld.