ECLI:NL:RBMNE:2016:7071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
C/16/16/110 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van akkoord in schuldsanering met weigerachtige schuldeiser

Op 27 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel recht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een schuldsanering. De schuldenares, geboren in 1972, had een verzoek ingediend om een akkoord vast te stellen dat door de meerderheid van haar schuldeisers was aangenomen, ondanks de tegenstem van één schuldeiser. Tijdens de verificatievergadering was de bewindvoerder aanwezig, evenals de schuldenares, de weigerachtige schuldeiser en diens raadsman, mr. J.E. Huard. Van de acht concurrente schuldeisers stemden zeven voor het akkoord, terwijl de weigerachtige schuldeiser tegenstemde. Dit betekende dat drievierde van de schuldeisers voor het akkoord had gestemd, wat voldeed aan de vereisten van artikel 332 lid 4 van de Faillissementswet (Fw).

De rechter-commissaris, mr. A.M. Crouwel, overwoog dat de weigerachtige schuldeiser slechts een gedeelte van zijn vordering zou ontvangen en voor het overige kwijting zou krijgen. Dit akkoord zou inbreuk maken op zijn recht op volledige voldoening van zijn vordering. De rechter-commissaris weegt de belangen van de weigerachtige schuldeiser tegen die van de schuldenares en de andere schuldeisers die voor het akkoord stemden. Het belang van de schuldenares en de meerderheid van de schuldeisers was dat bij voortzetting van de schuldsanering minder geld beschikbaar zou zijn dan bij aanvaarding van het akkoord. De bewindvoerder had berekend dat bij voortzetting van de regeling slechts 17,41% van de vorderingen betaald kon worden, terwijl het akkoord een betaling van 26,19% zou inhouden.

Uiteindelijk concludeerde de rechter-commissaris dat de weigerachtige schuldeiser in redelijkheid niet tot zijn stemgedrag had kunnen komen. De bezwaren van de weigerachtige schuldeiser zouden mogelijk in een later stadium door de rechtbank worden beoordeeld. De rechter-commissaris stelde het aangeboden akkoord vast als ware het aangenomen en bepaalde dat de homologatie van het akkoord op 6 januari 2017 zou worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/16/110 R
Beschikking op grond van artikel 332 lid 4 Fw d.d. 27 december 2016
in de zaak van
[schuldenares] ,
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
schuldenares,
hierna: [schuldenares] .
Tijdens de verificatievergadering heeft de bewindvoerder in bedoelde schuldsaneringsregeling verzocht het akkoord vast te stellen als ware het aangenomen. Bij deze verificatievergadering waren aanwezig [schuldenares] , de bewindvoerder, de heer [schuldeiser] – schuldeiser – (hierna: [schuldeiser] ) en zijn raadsman mr. J.E. Huard.
In het onderhavige geval is er alleen sprake van acht concurrente schuldeisers. Zeven van de ter vergadering, door middel van een gevolmachtigde, verschenen schuldeisers hebben voor het aangeboden akkoord gestemd. [schuldeiser] is de enige die tijdens de raadpleging en stemming tegen het aangeboden akkoord heeft gestemd. Dit betekent dat drievierde van de concurrente schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd, zodat aan het bepaalde in artikel 332 lid 4 onder a van de Faillissementswet (Fw ) is voldaan.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of [schuldeiser] in redelijkheid tot zijn stemgedrag heeft kunnen komen. De rechter-commissaris overweegt als volgt.
Op basis van het aangeboden akkoord ontvangt [schuldeiser] slechts een gedeelte van zijn vordering en verleent hij voor het overige kwijting. Het akkoord, in het geval dat wordt aangenomen door een bepaalde meerderheid van schuldeisers en daarmee verbindend is voor de minderheid, maakt derhalve inbreuk op het beginsel dat [schuldeiser] volledige voldoening van zijn vordering kan verlangen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van een akkoord is “eene buitengerechtelijke voldoening der schuldeisers met bevrijding des schuldenaars te stellen in de plaats van de gerechtelijke liquidatie met blijvende aansprakelijkheid des schuldenaars voor het tekortkomende”. Het akkoord vormt daarmee een uitzondering op de wettelijk voorgeschreven wijze van vereffening. Het belang van [schuldeiser] bij verwerping van het akkoord is hiermee in beginsel gegeven.
Tegenover het belang van [schuldeiser] staan de belangen van [schuldenares] en de schuldeisers die voor het akkoord hebben gestemd. Bij het laten voortduren van de schuldsaneringsregeling zal er gelet op het bedrag dat [schuldenares] in de resterende reguliere looptijd nog zou kunnen afdragen en de nog te maken kosten voor de bewindvoering minder geld beschikbaar zijn voor de schuldeisers dan bij aanvaarding van het akkoord. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat bij voortduring van de regeling – rekening houdend met het hogere salaris van [schuldenares] – naar verwachting 17,41% van de vorderingen op [schuldenares] kan worden betaald, terwijl het akkoord een betaling van 26,19% inhoudt. Gelet hierop, geldt dat [schuldeiser] in redelijkheid niet tot zijn stemgedrag heeft kunnen komen.
De bezwaren die [schuldeiser] heeft tegen aanname van het akkoord zullen mogelijk door de rechtbank in het kader van een homologatie nader kunnen worden beoordeeld. In de ter vergadering gestelde omstandigheden ziet de rechter-commissaris onvoldoende aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Gelet op artikel 332 lid 4 van de Faillissementswet;
Beschikkende:
- stelt het aangeboden akkoord vast als ware het aangenomen;
- bepaalt dat de homologatie van het akkoord zal worden behandeld op 6 januari 2017 te 10.45 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, rechter-commissaris, op 27 december 2016.