ECLI:NL:RBMNE:2016:7038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
16/659947-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk in vereniging plegen van geweld en medeplegen van bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van openlijk in vereniging plegen van geweld en medeplegen van bedreiging. De zitting vond plaats op 12 december 2016, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I. Appel. De tenlastelegging omvatte twee punten: het openlijk plegen van geweld op 20 april 2016 te Arnhem en het medeplegen van bedreiging met wapens op dezelfde datum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De officier van justitie stelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van een wapen. De verdediging betwistte echter dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld en stelde dat er geen bewijs was voor nauwe samenwerking met de medeverdachten bij de bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de openlijke geweldpleging of de bedreiging, en sprak hem daarom vrij van beide tenlasteleggingen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 23 december 2016. De rechtbank benadrukte dat de enkele aanwezigheid van de verdachte bij het geweld niet voldoende was voor een veroordeling, en dat er geen bewijs was voor opzet op de bedreiging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659947-16
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] , [postcode] te [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1: zich op 20 april 2016 te Arnhem schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld;
onder 2: zich op 20 april 2016 te Arnhem schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging met (een) wapen(s).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. Hij verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte heeft gechauffeerd, dat er van te voren afspraken zijn gemaakt over dat er ‘gebeukt’ ging worden en dat verdachte wist dat er een wapen mee was. Ook is er kleding aangetrokken om onherkenbaar te zijn en heeft verdachte bijgedragen aan getalsmatige versterking door dichtbij te zijn toen er geweld werd uitgeoefend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu niet kan worden bewezen dat hij een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de bedreiging en bovendien geen opzet had op de bedreiging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring voor deelname als medepleger aan openlijke geweldpleging is vereist dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Buiten het feit dat verdachte bij het gevecht aanwezig is geweest en daardoor heeft bijgedragen aan getalsmatige versterking, acht de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig waaruit zij kan afleiden dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld jegens aangever heeft geleverd. De rechtbank is van oordeel dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van medeplichtigheid aan het openlijk geweld maar overweegt dat dit niet tenlastegelegd is. De rechtbank oordeelt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem dan ook daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachten heeft samengewerkt. Er kan immers niet worden bewezen dat verdachte heeft samengewerkt met de bedoeling te komen tot de bedreiging. De enkele wetenschap van een mogelijke bedreiging is immers niet voldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van een bedreiging. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem dan ook daarvan vrijspreken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak-Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Eelkema, voorzitter, mrs. V. van Dam en M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van der Vegte, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Arnhem
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam] , in elk geval op of
aan een openbare weg
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het met een of meer vuurwapens, althans op (een)
vuurwapen gelijkende voorwerpen in de hand (en) achter die [slachtoffer 1] aanrennen, het
vastpakken bij de kleding en/of het meermalen, althans eenmaal slaan, schoppen
en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven mensen die aanwezig
waren in café [naam café] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- dat/die wapens op die [slachtoffer 1] gericht en/of daarbij gezegd: kom mee of ik
schiet jou, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking en/of
- met (een) wapen(s) in de hand zich opgehouden bij de deur van dat café en/of
dat café binnengegaan en/of dat/die wapens gericht op die [slachtoffer 2] en/of die
onbekend gebleven personen en/of daarbij gezegd dat wie er zou bewegen of de
politie zou bellen, zou worden neer- of doodgeschoten, althans woorden van
dergelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht