ECLI:NL:RBMNE:2016:7037

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
16/659948-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer over gebruik van een echt vuurwapen en veroordeling tot gevangenisstraf voor openlijk geweld en bedreiging met een wapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 april 2016 te Arnhem openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging en bedreiging met een wapen. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Sytema. Tijdens de zitting op 12 december 2016 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte het openlijk plegen van geweld en het medeplegen van bedreiging met een wapen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd, terwijl de verdediging betwistte dat het wapen een echt vuurwapen was. De rechtbank concludeerde op basis van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en DNA-onderzoek, dat de verdachte een echt vuurwapen had gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan openlijk geweld en bedreiging met een wapen, en legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt mee dat de feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de samenleving, en dat de verdachte recidive vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659948-16
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de PI Arnhem, HvB Arnhem Zuid, Ingenieur Molsweg 5.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H. Sytema, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1: zich op 20 april 2016 te Arnhem schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld;
onder 2: zich op 20 april 2016 te Arnhem schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging met (een) wapen(s).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. Hij verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte op zitting. Verdachte heeft een grote rol in het geheel gespeeld nu hij met het wapen aan kwam lopen en het wapen op aangever heeft gericht. De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat dit een nepwapen is geweest. Verdachte heeft immers een tegenstrijdige verklaring afgelegd over het wapen. Derhalve acht de officier van justitie bewezen dat het een echt vuurwapen betrof.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een echt vuurwapen in zijn hand heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij een nepwapen had meegenomen. Het DNA dat is aangetroffen op het vuurwapen, gevonden in de kelder van de medeverdachte, is een mengprofiel waardoor de verklaring van verdachte dat hij het wapen wel eens een keer heeft vastgehouden niet kan worden uitgesloten. Bovendien kan niet bewezen worden dat dit hetzelfde wapen is dat gebruikt is op 20 april 2016. Voor het overige heeft de verdediging aangegeven dat verdachte bij beide feiten betrokken is geweest en dat het gelet op het feit dat beide feiten in vereniging zijn gepleegd voor de bewezenverklaring niet uitmaakt wie precies wat heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het wapen dat verdachte vasthield een echt vuurwapen betrof. De rechtbank zal op dit onderdeel hierna nader ingaan. Aangezien verdachte het overige van het onder 1 tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank voor zover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het overige van het onder 1 tenlastegelegde bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2016; [2]
- het proces-verbaal aangifte; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen. [4]
Voor wat betreft het vuurwapen gaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij [medeverdachte 2] hoorde zeggen dat één van de jongens zo snel mogelijk een vuurwapen op moest halen op het door [medeverdachte 2] gegeven adres. Dat heeft de jongen vervolgens ook gedaan. Toen ze in een zijstraat van de straat waar café [café] zit waren zei [medeverdachte 2] tegen de jongen: ‘Als het uit de hand loopt dan moet je schieten’. [5]
Op 7 juni 2016 werd de woning aan de [adres] te [woonplaats] , het adres van medeverdachte [medeverdachte 1] , [6] doorzocht. [7] Tijdens de doorzoeking werd het volgende in de schuur in beslag genomen: vuurwapen (inclusief patronen). [8]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaarden dat uit eerste onderzoek het bleek te gaan om een revolver van het merk Bruni en type Olympus 38. Het vuurwapen was voorzien van 5 patronen kaliber .22 en het vuurwapen was ook voorzien van een huls. [9]
Uit het deskundigenrapport van het NFI d.d. 8 september 2016 volgt dat van het spoor met SIN AAJI4256NL#03 (bemonstering van de ruwe delen van het vuurwapen), het celmateriaal afkomstig kan zijn van [verdachte] en minimaal één onbekend persoon. Het is een DNA-mengprofiel. [10] Het kenmerk van de aanvrager is PL0600-2016195087-100. [11]
De documentcode van het proces-verbaal in deze zaak is 2016195087. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat in het NFI-rapport het proces-verbaal nummer wordt genoemd dat ziet op dit onderzoek. In dit onderzoek is één wapen aangetroffen en in beslag genomen, waaruit volgt dat het spoor met SIN AAJI4256NL#03 afkomstig moet zijn van het wapen dat in dit onderzoek in de schuur van de [adres] in beslag is genomen.
Uit het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden volgt dat verdachte een wapen in zijn hand heeft gehad. De rechtbank overweegt dat er een echt vuurwapen in de schuur van de medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen met het DNA-mengpofiel van verdachte en minimaal één onbekend persoon. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tegen een jongen gezegd dat hij een vuurwapen moest halen en eenmaal in de buurt van het café heeft hij gezegd dat de jongen moest schieten als het uit de hand liep. Aangezien [medeverdachte 2] over schieten sprak, moet het naar het oordeel van de rechtbank om een echt vuurwapen zijn gegaan. Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bekeken, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de jongen is geweest die het echte vuurwapen uit de schuur van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepakt en dat dit het wapen was wat hij op 20 april 2016 bij zich had. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte een echt vuurwapen bij zich had.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 december 2016 verklaard dat hij op 20 april 2016 met vier andere jongens te Arnhem was. Hij heeft het wapen op [aangever] gericht. [13]
De aangever [aangever] verklaarde dat hij op 20 april 2016 buiten café [café] in Arnhem stond. [14] Hij zag vijf mannen richting het café lopen. Hij zag dat de jongen met de bijnaam [verdachte] iets zwarts in zijn rechterhand vast had, het leek duidelijk op een pistool. Hij zag dat [verdachte] een beweging maakte alsof hij het pistool doorlaadde. Hij zag dat [medeverdachte 2] ook iets in zijn hand in zijn jaszak vasthield. Hij zag dat dit een pistool was. Hij is vervolgens het café in gerend. [medeverdachte 2] stond voor de deur en liet hem de helft van een zwart pistool vanuit zijn jaszak zien. [15] Terwijl zij hem sloegen zag hij dat [verdachte] de helft van een wapen uit zijn jaszak liet zien en hoorde hem hierbij zeggen ‘Kom mee, kom mee of ik schiet jou’. Zij hadden twee wapens. [16]
De getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op 20 april 2016 in het café [café] te Arnhem was. [17] Hij zag dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een jongen met een zonnebril binnen kwamen. Hij hoorde dat [medeverdachte 2] riep: ‘Wie beweegt schiet ik neer’ en ‘Wie de politie belt schiet ik neer’. Hij zag toen het wapen bij [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] trok het wapen uit zijn jaszak. De jongen met de zonnebril haalde een kleine zwarte revolver uit zijn jas. Hij zag dat de jongen de revolver richtte op [aangever] . [18]
De getuige [getuige 2] verklaarde dat hij op 20 april 2016 in het café [café] te Arnhem was. [19] Er verschenen vijf jongens en één trok een pistool en hield hen onder schot. De man zei: ‘Wie beweegt, schiet ik. Als iemand de politie belt schiet ik’. [20]
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 20 april 2016 te Arnhem openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het met een vuurwapen en een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand achter die [aangever] aanrennen, het vastpakken bij de kleding en het meermalen slaan en schoppen tegen het lichaam van die [aangever] ;
2.
op 20 april 2016 te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever] , [getuige 1] en meer onbekend gebleven mensen die aanwezig waren in café [café] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend
- een wapen op die [aangever] gericht en daarbij gezegd: kom mee of ik
schiet jou,
- met een wapen in de hand zich opgehouden bij de deur van dat café en
dat café binnengegaan en een wapen gericht op die [getuige 1] en die
onbekend gebleven personen en daarbij gezegd dat wie er zou bewegen of de
politie zou bellen, zou worden neer- of doodgeschoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft meegewogen in de strafmaat dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat sprake is van recidive. Ook heeft hij meegewogen dat het zeer ernstige feiten zijn en dat verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken met de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat gelet op de oriëntatiepunten er kan worden volstaan met de zes maanden die verdachte nu in voorarrest heeft gezeten. Er is immers geen enkel zwaarwegend argument waardoor zou moeten worden afgeweken van de oriëntatiepunten. De proceshouding van verdachte moet in de strafmaat worden meegenomen omdat hij eerlijk over zijn aandeel heeft verklaard en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Meerdere elementen zoals het planmatig handelen en het letsel van aangever, dat overigens geen zwaar letsel betrof, worden door de officier van justitie meegenomen in de strafmaat, maar dat is niet terecht omdat deze elementen niet zijn tenlastegelegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Met een groep hebben zij aangever aangevallen, waarbij ook een vuurwapen en een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn gebruikt. Verdachte heeft een forse bijdrage geleverd aan het geweld door aangever te schoppen en te slaan en hij was één van de twee personen met een wapen. De rechtbank weegt mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Diverse personen zijn getuige geweest van dit geweld. Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst.
Verdachte heeft zich bovendien samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging, waarbij ook wapens zijn gebruikt. Verdachte heeft een grote rol gehad in de bedreiging door met een vuurwapen te richten op de aangever waarbij bedreigende woorden zijn geuit terwijl er verschillende mensen in het café aanwezig waren. Verdachte heeft met zijn gedrag een beangstigende situatie gecreëerd en de aanwezigen schrik aangejaagd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 oktober 2016 waaruit blijkt dat sprake is van recidive en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft acht geslagen op een door [A] van het Leger des Heils op 18 oktober 2016 uitgebracht reclasseringsadvies. De reclassering adviseert, gelet op de houding van verdachte, om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van
10 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63, 141, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring- Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
-
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Eelkema, voorzitter, mrs. V. van Dam en M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van der Vegte, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Arnhem
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of
aan een openbare weg
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [aangever] ,
welk geweld bestond uit het met een of meer vuurwapens, althans op (een)
vuurwapen gelijkende voorwerpen in de hand (en) achter die [aangever] aanrennen, het
vastpakken bij de kleding en/of het meermalen, althans eenmaal slaan, schoppen
en/of trappen tegen het lichaam van die [aangever] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[aangever] , [getuige 1] en/of een of meer onbekend gebleven mensen die aanwezig
waren in café [café] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- dat/die wapens op die [aangever] gericht en/of daarbij gezegd: kom mee of ik
schiet jou, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking en/of
- met (een) wapen(s) in de hand zich opgehouden bij de deur van dat café en/of
dat café binnengegaan en/of dat/die wapens gericht op die [getuige 1] en/of die
onbekend gebleven personen en/of daarbij gezegd dat wie er zou bewegen of de
politie zou bellen, zou worden neer- of doodgeschoten, althans woorden van
dergelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0600-2016195087 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering, van pagina 1 tot en met 587. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2016, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina’s 54 – 59.
4.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 131 – 134.
5.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, doorgenummerde pagina 526.
6.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, doorgenummerde pagina 530.
7.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, doorgenummerde pagina 187.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, doorgenummerde pagina 188.
9.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 194.
10.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in Arnhem, pagina 1 en 2.
11.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in Arnhem op 20 april 2016, pagina 1.
12.Definitief proces-verbaal van onderzoek Netel, pagina 1.
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2016, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
14.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 54.
15.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 57.
16.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 58..
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde pagina 85.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde pagina 86.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde pagina 113.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde pagina 114.