ECLI:NL:RBMNE:2016:7021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
16/705322-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een criminele organisatie voor grootschalige cocaïnetransporten naar het Verenigd Koninkrijk

Op 22 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep mannen die betrokken waren bij grootschalige cocaïnetransporten naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft bewezen geacht dat er tussen september en november 2015 in totaal acht transporten van cocaïne hebben plaatsgevonden, waarbij een negende transport werd onderschept in Barneveld met 60 kilogram cocaïne. De organisatie gebruikte vrachtwagens waarin de drugs waren verstopt in een geprepareerde rol staal om detectie door de Douane te voorkomen. De hoofdverdachte, een 30-jarige man uit Amersfoort, werd veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf, terwijl de chauffeur, een 51-jarige Brit, 8 jaar kreeg. Vier andere mannen die ondersteunende rollen vervulden, kregen elk 6 jaar cel. Een zevende verdachte, die als katvanger fungeerde, kreeg 1 jaar gevangenisstraf, waarvan een half jaar voorwaardelijk. De moeder van een van de veroordeelden werd vrijgesproken van het bezit van 2 kilogram cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar zoon. Het Openbaar Ministerie heeft ook een ontnemingsprocedure aangespannen om miljoenen euro's terug te vorderen die de organisatie met de transporten zou hebben verdiend, waarover de rechtbank op 19 januari 2017 uitspraak zal doen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705322-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1939] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 en 30 november 2016 en 1 en 6 december 2016. Ter zitting van 8 december 2016 is het onderzoek gesloten. Eerder is de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2016, 2 juni 2016, 28 juni 2016 en 22 september 2016.
De verdachte heeft zich laten verdedigen door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Utrecht, en is zelf niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 november 2015 te [woonplaats] opzettelijk en in vereniging met anderen 2 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verweer gevoerd met betrekking tot de wetenschap van verdachte van de aanwezigheid van drugs in haar huis. Bovendien heeft verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de aanwezigheid hiervan. Ten slotte blijkt uit het dossier dat verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd, waardoor enig handelen zou kunnen worden aangemerkt als medeplegen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 10 november 2015 is de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. In een kast in de slaapkamer op de eerste verdieping is een plastic tas met daarin twee gesealde pakketten aangetroffen, elk inhoudende een kilo cocaïne. In dezelfde kamer lagen ook een grote hoeveelheid sporttassen, een machine voor het vacuüm verpakken van materialen en één sporttas met daarin een aantal rollen tape. In de achtertuin werd in de vuilcontainer een aantal tassen met verpakkingsmateriaal gevonden.
Verdachte is de enige bewoonster van deze woning. De aanwezigheid van de cocaïne kan haar in beginsel als gebruiker van de woning worden toegerekend. In dit geval oordeelt de rechtbank hier echter anders over nu de ontkennende verklaring van verdachte steun vindt in het dossier.
Verdachte heeft aangegeven geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte] , de zoon van verdachte, heeft daarentegen verklaard betrokken te zijn geweest bij drugstransporten en de overtallige pakketten tijdelijk te hebben ondergebracht in de woning van zijn moeder zonder haar medeweten. [medeverdachte] kon gebruik maken van de woning nu hij beschikte over een sleutel en dat hij in de voorafgaande periode met enige regelmaat in de woning aanwezig is geweest blijkt ook uit de observaties van 6 en 13 oktober 2015.
Aan de hand van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat er cocaïne in haar woning lag, laat staan dat zij daarvoor toestemming zou hebben gegeven. Hetzelfde geldt voor de andere aan drugs gerelateerde goederen aangetroffen in haar woning. De omstandigheid dat de stemming van verdachte omsloeg tijdens de doorzoeking is niet voldoende voor een positieve vaststelling van wetenschap nu niet duidelijk is wat zij op dat moment zag en wat bij haar de stemming deed omslaan; enkel de tas of ook al de pakketten.
Concluderend acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, al dan niet als medepleger, opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad en zal haar hiervan vrijspreken.

5.Het beslag

De officier van justitie heeft ter zitting van 30 november 2016 een beslaglijst overgelegd en verbeurdverklaring gevorderd van de vacuümmachine.
De rechtbank stelt echter vast dat [verdachte] heeft aangegeven dat deze machine niet aan haar toebehoort. Nu uit het dossier volgt dat de machine toebehoort aan [medeverdachte] is in de hem betreffende strafzaak hieromtrent een beslissing genomen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
VrijspraakVerklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. K.J. Veenstra en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 november 2015 te [woonplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 2 kilogram gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet