In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2016 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1993, betrokken was bij het opzetten en onderhouden van een hennepkwekerij, waarvoor hij geen financiële vergoeding heeft ontvangen. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 30.554,22, maar heeft dit bedrag gehalveerd tot € 15.277,11, omdat de veroordeelde en zijn mededader elk aansprakelijk zijn voor de helft van de ontnemingsvordering. De verdediging heeft betoogd dat de veroordeelde vanaf het begin open kaart heeft gespeeld en dat er onvoldoende bewijs is dat hij financieel voordeel heeft genoten van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verklaring van de veroordeelde gevolgd, omdat deze op bepaalde punten werd ondersteund door bewijs uit het dossier, waaronder getuigenverklaringen en buurtonderzoek. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 3.200,-, wat overeenkomt met de uitgespaarde huurkosten gedurende de periode dat de hennepkwekerij operationeel was. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering voor het overige afgewezen en de veroordeelde verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat.