ECLI:NL:RBMNE:2016:6962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
C/16/408308 / HA ZA 16-66
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met hoge rente en aanvullende schadevergoeding

In deze zaak vorderen de eiseressen, Zuidgoed Investment B.V. en Wegeb B.V., betaling van een geldlening van € 2.000.000 die zij in november 2014 hebben verstrekt aan BSH Holding B.V. en HBS Investments B.V. De overeenkomst bevatte een rente van 20% per jaar, die maandelijks betaald diende te worden. De gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], hebben echter vanaf februari 2015 niet aan hun renteverplichtingen voldaan. Zuidgoed heeft daarop conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde sub 1] en derdenbeslag onder ING Bank N.V.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in verzuim zijn met hun verplichtingen. De gedaagden hebben erkend dat BSH niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar hebben aangevoerd dat externe oorzaken hen verhinderd hebben te betalen. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet aan de gedaagden kunnen worden toegerekend, waardoor de vordering tot terugbetaling van de hoofdsom en de rente toewijsbaar is. Ook de aanvullende schadevergoeding van € 12.500 wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, die zijn vastgesteld op het wettelijke tarief.

De rechtbank heeft verder de beslagkosten toegewezen en de proceskosten aan de zijde van de eiseressen begroot op € 9.789,84. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 28 december 2016 door mr. J.O. Zuurmond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/408308 / HA ZA 16-66
Vonnis van 28 december 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZUIDGOED INVESTMENT B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEGEB B.V.,
beiden gevestigd te Ridderkerk,
eiseressen,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Molenwaard,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BSH HOLDING B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HBS INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. A. van Bunge te Dordrecht.
Partijen zullen hierna Zuidgoed, Wegeb, [gedaagde sub 1] , BSH en HBS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Helaas is de uitspraak vervolgens vertraagd; de rechtbank biedt daarvoor haar excuses aan.

2.De beoordeling

2.1.
Zuidgoed en Wegeb hebben in november 2014 met BSH en HBS een overeenkomst gesloten, waarbij zij aan BSH € 2.000.000 hebben geleend. In de overeenkomst is een rente afgesproken van 20% per jaar, maandelijks te betalen. [gedaagde sub 1] is indirect bestuurder van BSH. Hij heeft zich (met toestemming van zijn echtgenote) persoonlijk borg gesteld voor de verplichtingen van BSH. Vanaf februari 2015 heeft BSH niet aan haar renteverplichtingen voldaan. Zuidgoed heeft conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde sub 1] , en conservatoir derdenbeslag ten laste van [gedaagde sub 1] , BSH en HBS onder ING Bank N.V.
2.2.
Zuidgoed en Wegeb vorderen nu, samengevat, een verklaring voor recht dat gedaagden in verzuim zijn in de nakoming van hun verplichtingen, en veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, tot betaling van € 2.000.000 en van € 12.500 aan aanvullende schadevergoeding, alles met rente en kosten.
2.3.
Gedaagden erkennen dat BSH niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. Volgens hen waren zij door externe oorzaken niet in staat om te betalen. Zij geven echter geen redenen waarom deze omstandigheden niet aan haar zouden moeten worden toegerekend. De verklaring voor recht is daarom toewijsbaar.
2.4.
Gedaagden betwisten niet dat de hoofdsom onder deze omstandigheden op grond van de overeenkomst direct opeisbaar is, zowel tegen BSH als tegen HBS, en op grond van de borgstelling ook tegen [gedaagde sub 1] . Daarom kan de vordering tot terugbetaling eveneens worden toegewezen, met de overeengekomen rente.
2.5.
Bij dupliek erkennen gedaagden ook de afspraak over een aanvullende schadevergoeding van € 25.000. Zij betwisten niet dat daarvan nog (ten minste) € 12.500 open staat. Daarom kan ook dit worden toegewezen. Daarover is de gewone wettelijke rente verschuldigd, omdat dit niet beschouwd kan worden als een handelsovereenkomst.
2.6.
Zuidgoed en Wegeb vorderen € 6.775 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarop is de ‘nieuwe’ regeling van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van 2012 van toepassing. Eisers hebben voldoende toegelicht dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht (diverse sommaties, een bespreking). Het verweer dat buitengerechtelijke incassokosten al verdisconteerd zijn in de hoogte van de rente of in de aanvullende schadevergoeding, is onvoldoende onderbouwd met concrete feiten of omstandigheden over de afspraken over die rente of schadevergoeding. Het gevorderde bedrag is echter hoger dan het tarief van het Besluit tarief. De vordering zal worden toegewezen tot het wettelijke tarief behorend bij € 2.012.500, dat is € 2.837,50.
2.7.
Zuidgoed vordert vergoeding van de beslagkosten. Deze vordering is toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.526,10 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 452). [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij ook in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zuidgoed worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- griffierecht 3.290,00 (€ 3.903 – € 613)
- salaris advocaat
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211)
Totaal € 9.789,84

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat gedaagden in verzuim zijn in de nakoming van hun verplichtingen op grond van de overeenkomsten van geldlening van 13 en 20 november 2014;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , BSH en HBS hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Zuidgoed en Wegeb te betalen:
€ 2.000.000,00 op grond van de overeenkomst, met de contractuele rente van 20% per jaar daarover vanaf 1 maart 2015 tot de dag van volledige betaling,
€ 12.500,00 als aanvullende schadevergoeding, met de wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2015 tot de dag van volledige betaling, en
€ 2.837,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , BSH en HBS hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.978,10;
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , BSH en HBS in de proceskosten, aan de zijde van Zuidgoed en Wegeb tot op heden begroot op € 9.789,84;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2016. [1]

Voetnoten

1.type: nig (4123)