ECLI:NL:RBMNE:2016:6951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
16.700157-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van zijn minderjarige nichtje

Op 23 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het misbruiken van zijn minderjarige nichtje. De rechtbank oordeelde dat de man in de periode van oktober 2015 tot augustus 2016 vier keer seksuele handelingen heeft verricht bij zijn nichtje, die op dat moment drie jaar oud was. De verdachte heeft meermalen met zijn duim de vagina van het slachtoffer betast en met zijn tong tussen haar schaamlippen gelikt. Dit gebeurde terwijl hij op zijn nichtje moest passen, wat een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit met zich meebracht. De rechtbank benadrukte dat jonge slachtoffers van seksueel misbruik vaak psychische problemen ondervinden op latere leeftijd en dat de verdachte de familiebanden heeft ontwricht. Daarom vond de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.

De rechtbank sprak de man vrij van de beschuldiging van misbruik van zijn neefje, omdat de verklaringen van het neefje sterk wisselend waren en de verdachte dit altijd stellig heeft ontkend. De rechtbank kon de feiten niet wettig en overtuigend bewijzen. Naast de gevangenisstraf moet de verdachte zich verplicht laten behandelen bij een instelling voor forensische geestelijke gezondheidszorg en mag hij geen contact opnemen met de familie van het slachtoffer. Ook moet hij een schadevergoeding van ruim 4800 euro betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting op 9 december 2016, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Th. H. Meeuwis, en de officier van justitie, mr. M. Kamper, de vordering indiende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.700157-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op 9 december 2016 waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th. H. Meeuwis, advocaat te Dronten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen door de raadsman van verdachte, verdachte en namens de benadeelde partij door mr. N. Durdabak naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1. primair

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 16 augustus 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte

- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of tegen/tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn tong in/tegen de vagina en/of tegen/tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of heen en weer bewogen;
subsidiair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 16 augustus 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of tegen/tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn tong in/tegen de vagina en/of tegen/tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of heen en weer bewogen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 16 augustus 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [2008] , immers heeft hij, verdachte
- die [slachtoffer 2] zichzelf laten uitkleden en/of die [slachtoffer 2] uitgekleed totdat die [slachtoffer 2] naakt was en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] naakt was) (aan) het (boven)been (nabij de penis) van die [slachtoffer 2] aangeraakt en/of gekriebeld en/of
- zichzelf bij zijn (boven)been (nabij zijn penis) laten aanraken en/of kriebelen door die [slachtoffer 2] ;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft gevorderd het onder 1 primair ten laste gelegde seksueel binnendringen wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op 17 augustus 2016 hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de ouders van de 4 jarige [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) dat zij misbruikt zou zijn door haar oom. Moeder [A] verklaarde dat haar dochter haar verteld had dat zij een geheimpje had. Het geheim was dat [verdachte] (de man van haar zus) aan haar doos had gelikt en daarbij ook zijn tong in haar doos had gestopt. Moeder [A] verklaarde ook dat [slachtoffer 1] , haar dochter, verteld had dat [verdachte] ook aan haar doos had gekieteld. [2] Tijdens het informatieve gesprek, gehouden op 18 augustus 2016, heeft [A] verklaard dat [slachtoffer 1] haar verteld had dat het vanaf haar derde jaar was gebeurd. [3] Op 19 augustus 2016 heeft de vader van [slachtoffer 1] , [B] , aangifte gedaan van seksueel misbruik van [slachtoffer 1] door [verdachte] . Hij verklaarde dat dit vóór 16 augustus 2016 had plaatsgevonden. [4]
Bij de politie heeft verdachte op 2 september 2016 verklaard dat hij vier keer seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] . De eerste keer was in het najaar van 2015 en vond plaats op de slaapkamer op de zolder in zijn woning in Almere. Toen [slachtoffer 1] op het bed lag, heeft hij met zijn duim over haar broekje gewreven. Dit was de tweede keer, in de kerstvakantie van 2015, ook het geval, ook toen heeft hij met zijn duim over het broekje van [slachtoffer 1] , over haar geslachtsdeel gewreven. De derde keer, in de voorjaarsvakantie van februari 2016 en ook weer boven op zolder, heeft verdachte het onderbroekje van [slachtoffer 1] naar beneden getrokken, heeft hij haar achterover op het bed geduwd en heeft hij met zijn duim over haar geslachtsdeel gewreven. Verdachte is ook met zijn tong over haar “kietelaar” gegaan en heeft haar daar gelikt. De keer daarna was voor of na de meivakantie van 2016. Verdachte heeft toen [slachtoffer 1] achterover op het bed geduwd en over haar geslachtsdeel gewreven. Daarna heeft hij haar broekje uitgetrokken en is hij gaan likken. [5]
Verdachte heeft ter zitting van 9 december 2016 erkend dat hij zijn duim tegen de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht en heen en weer heeft bewogen. [6]
De rechtbank overweegt dat uit voorgaande bewijsmiddelen genoegzaam blijkt dat verdachte in de periode van 1 oktober 2015 tot 16 augustus 2016 in Almere vier keer seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] . Dit begon toen zij de leeftijd van 3 jaar had. De handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft immers aan haar “kietelaar” gelikt. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] heeft gelikt. Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat dit toch niet is gebeurd, dat van binnendringen toch geen sprake is geweest, ziet de rechtbank geen aanleiding zijn politieverklaring terzijde te schuiven. De verklaring van verdachte bij de politie stemt immers overeen met wat het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard, namelijk dat verdachte niet alleen aan haar doos heeft gelikt, maar dat hij zijn tong daar ook in heeft gestopt. Dit handelen is aan te merken als seksueel binnendringen. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard is.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De minderjarige [slachtoffer 2] heeft op essentiële punten sterk wisselende verklaringen afgelegd over het vermeende misbruik door verdachte. Daarbij komt dat verdachte deze ten laste gelegde feiten van meet af aan stellig heeft ontkend en het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair

hij op meerdere tijdstippen in de periode van 01 oktober 2015 tot en met 16 augustus 2016 te Almere, met [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte

- zijn vinger tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en heen en weer bewogen en
- zijn tong tegen/tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en heen en weer bewogen.
Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 primair:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit (het onder 1 primair ten laste gelegde) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarden heeft zij gevorderd deze op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering. Wat betreft het locatieverbod heeft de officier van justitie gevorderd deze op te leggen voor de gehele [wijk, woonplaats] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn nichtje. Hij heeft meermalen met zijn duim haar vagina betast en met zijn tong tussen de schaamlippen gelikt. Zijn nichtje had toen verdachte hiermee begon de leeftijd van 3 jaar. Verdachte had, als oom, een vertrouwensband met het meisje. Verdachte heeft seksuele handelingen bij haar verricht op momenten dat zijn nichtje aan zijn zorg was toevertrouwd door zijn familieleden. Door niets te zeggen en zijn nichtje telkens weer langs te laten komen, heeft hij gelegenheid gecreëerd voor het verrichten van deze handelingen. Hij is daar ook na de eerste keer mee door gegaan, terwijl hij besefte dat zijn handelen ontoelaatbaar was. Met zijn gedrag heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Zij mocht er op vertrouwen dat zij gevrijwaard zou blijven van seksuele handelingen van welke aard dan ook. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat [slachtoffer 1] in volwassenen mocht hebben ernstig geschaad. De rechtbank houdt er rekening mee dat slachtoffers van dergelijk misbruik dikwijls op latere leeftijd psychische gevolgen hiervan ondervinden. Tegelijkertijd heeft verdachte de familie door zijn handelen ontwricht. De rechtbank overweegt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de ernst van het strafbare feit, op zijn plaats is.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank eveneens rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 29 november 2016, opgemaakt door R. Brouwer. De reclassering concludeert dat er diagnostisch onderzoek en behandeling nodig is om duidelijk te krijgen hoe verdachte tot het strafbare handelen is gekomen en hoe de kans op recidive beperkt kan worden. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij De Waag, een contactverbod met de familie [familie] en een locatieverbod voor de [wijk, woonplaats] .
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 18 oktober 2016, waaruit blijkt dat verdachte first offender is,
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opgelegd moet worden. De rechtbank zal hiervan 4 maanden voorwaardelijk opleggen teneinde het mogelijk te maken de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat een locatieverbod voor de [wijk, woonplaats] opgelegd dient te worden.

9.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – daartoe vertegenwoordigd door [B] en mr. N. Durdabak – zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van € 6.897,66 respectievelijk € 2.500, -.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] vanwege de gevorderde vrijspraak. Voorts heeft zij geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 1] wat betreft de immaterieel geleden schade gematigd moet worden tot € 4.800, -. De officier van justitie heeft gevorderd voor het geheel toe te wijzen bedrag van € 4.897,66 de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat er gelet op de door hem betoogde vrijspraak geen grond is om de vordering van [slachtoffer 2] toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman verzocht de immaterieel gevorderde schade te matigen. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard het door de officier van justitie gevorderde bedrag van € 4.800, - voor de immateriële schade te betalen.
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 4.841,66. Dit bedrag bestaat uit immaterieel geleden schade voor een bedrag van € 4.800, - vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2016 (het moment halverwege de bewezenverklaarde periode) en de reiskosten van € 41,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar, nu dit bedrag niet betwist is door de verdediging.
Voor de beantwoording van de vraag of de benadeelde partij meer immateriële schade heeft geleden dan het toe te wijzen bedrag, en zo ja, hoeveel deze meerdere schade bedraagt, is nader onderzoek nodig. Dit vormt een onevenredige belasting van het strafgeding en om die reden wordt de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De vordering kan voor dit deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 56,-.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de familie [familie] , zijnde [B] , [A] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* niet bevindt in de [wijk, woonplaats] (het stadsdeel van Almere dat begrensd wordt door de [straatnaam] , de [straatnaam] , het [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en (een gedeelte van) de [straatnaam] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* houdt aan opdrachten en/of aanwijzingen gegeven door of namens Reclassering Nederland en zich zo vaak en frequent bij Reclassering Nederland (te Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht) meldt als de reclassering noodzakelijk vindt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling stelt van De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Almere, van een bedrag van € 4.841,66 (zegge: achtenveertighonderd eenenveertig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de immaterieel geleden schade van € 4.800, - vanaf 14 februari 2016, tot de dag van voldoening;
- bepaalt ten aanzien van de reiskosten, groot € 41,66, dat deze worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot de dag van voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 56,-, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, deze te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.841,66 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, inclusief wettelijk rente zoals hiervoor bepaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2016.
De voorzitter en mr. Sinnige zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016253883, doorgenummerd 1 tot en met 179.
2.Pagina 1.
3.Pagina 4.
4.Pagina 9.
5.Pagina’s 75, 76 en 77.
6.Zie de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting op 9 december 2016.