Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 20 oktober 2016;
- het verweerschrift tevens tegenverzoek van [verweerster] van 17 november 2016;
- de pleitaantekeningen tevens verweerschrift tegenverzoek van [verzoeker] ;
- de mondelinge behandeling op 23 november 2016, waarvan de griffier aantekeningen heeft gehouden.
2.De feiten
‘(…) Op zaterdag 27 augustus 2016 heeft u naar uw leidinggevende, de heer [A] , een bericht gezonden waarbij u het heeft doen voorkomen alsof u de heer [B] was en het bericht namens hem was verzonden. In het bericht heeft u bovendien gedreigd ontslag op staande voet te geven. De inhoud van het bericht is als volgt:
3.Het verzoek en het tegenverzoek
primair- aan hem een transitievergoeding toekent van € 26.182,00 bruto, en [verweerster] veroordeelt tot betaling van dit bedrag binnen 14 dagen na deze beschikking, onder overlegging van een bruto-netto loonspecificatie ,
- de billijke vergoeding vaststelt op € 50.000,00 bruto, en [verweerster] veroordeelt tot betaling van dit bedrag binnen 14 dagen na deze beschikking, onder overlegging van een bruto-netto loonspecificatie,
- een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toekent van € 10.136,88 bruto, en [verweerster] veroordeelt tot betaling van dit bedrag binnen 14 dagen na deze beschikking, onder overlegging van een bruto-netto loonspecificatie,
- [verweerster] veroordeelt tot betaling van de niet genoten maar wel opgebouwde vakantiedagen en vakantietoeslag tot 1 augustus 2016, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW onder overlegging van een specificatie van het aantal opgebouwde vakantiedagen en een bruto-netto loonspecificatie binnen 14 dagen na deze beschikking,
subsidiair- aan hem een transitievergoeding toekent van € 26.182,00 bruto, en [verweerster] veroordeelt tot betaling van dit bedrag binnen 14 dagen na deze beschikking, onder overlegging van een bruto-netto loonspecificatie,
primair en subsidiair- [verweerster] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de voldoening,
- [verweerster] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
in het verzoek
“De auteur vraagt duidelijkheid over de vraag of met de «billijke vergoedingen» zoals opgenomen in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW hetzelfde type vergoeding is bedoeld als de vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zoals deze elders in het wetsvoorstel is opgenomen. Hierover bestaat in de literatuur discussie. Hierbij kan de regering bevestigen dat er sprake is van hetzelfde type vergoeding; in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW is er voor de daarin bedoelde specifieke gevallen reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid.”(Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 113).