ECLI:NL:RBMNE:2016:6835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
16/706094-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt door criminele organisatie

Op 25 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een 47-jarige man uit Utrecht, die eerder was veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde in totaal €1,24 miljoen aan de Staat moest terugbetalen, gebaseerd op de winst die hij had gemaakt uit de hennepteelt in zes kwekerijen, waaronder in Hilversum en Veenendaal, die doorliep tot februari 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een winst van €1.085.761,37 had behaald uit deze activiteiten, waarbij rekening werd gehouden met het aantal oogsten, opbrengsten en kosten van de kwekerijen.

Tijdens de procedure werd de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel besproken. De verdediging voerde aan dat de deelname aan de criminele organisatie op zich geen voordeel oplevert en dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk had geprofiteerd van de opbrengsten van de kwekerijen. De rechtbank oordeelde echter dat het telen van hennep een vermogenswaarde heeft en dat de veroordeelde recht had op een deel van de netto opbrengst van de kwekerij Hilversum II, die werd vastgesteld op €97.453,28. Uiteindelijk werd het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vastgesteld op €14.617,99, dat hij aan de Staat moest betalen.

De rechtbank benadrukte dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gebaseerd op de feiten en omstandigheden van de zaak, en dat de verdediging niet had aangetoond dat de voorgestelde alternatieve berekeningsmethoden tot een betrouwbaarder resultaat zouden leiden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de griffier was niet in staat om het vonnis mee te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706094-14 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 25 oktober 2016
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering ten bedrage van € 735.982,00 die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/706094-14;
  • het veroordelend vonnis van 10 maart 2016 waaruit blijkt dat veroordeelde door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank is veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf ter zake van (voor zover thans relevant):
feit 1:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde lid en artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
  • het rapport financieel onderzoek van 7 juli 2015;
  • de conclusie van eis van het openbaar ministerie van 19 april 2016;
  • de conclusie van antwoord van de raadsman van 2 juni 2016;
  • de conclusie van repliek van het openbaar ministerie van 30 juni 2016;
  • de conclusie van dupliek van de raadsman van 11 juli 2016;
  • de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting en de overige stukken in het dossier.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2016. De officieren van justitie en de raadsman zijn daarbij aanwezig geweest.
De veroordeelde is op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen en is eveneens aanwezig geweest op de terechtzitting van 13 september 2016.

2.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering van 11 augustus 2015 strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter terechtzitting bijgesteld naar een bedrag van
€ 454.491,05.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de enkele deelname aan een criminele organisatie nog geen voordeel oplevert. Uit de gebezigde bewijsmiddelen moet blijken dat veroordeelde feitelijk deelde in de opbrengst van door andere leden van de criminele organisatie uitgevoerde misdrijven. Uitgangspunt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het daadwerkelijk en individueel verkregen voordeel.
In dit verband heeft de raadsman per hennepkwekerij de aannemelijkheid dat veroordeelde heeft meegeprofiteerd van de opbrengsten van die kwekerijen besproken. De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van de hennepkwekerijen De Bilt, Veenendaal I, Hilversum I, Utrecht en Schoonhoven niet aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] voordeel heeft genoten uit de opbrengsten daarvan.
Ten aanzien van Hilversum II heeft de raadsman aangevoerd dat [veroordeelde] weliswaar is veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep, maar dat hij is vrijgesproken van het verkopen en/af afleveren van hennep. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd dat veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft behaald uit het telen/ aanwezig hebben van hennep zodat de eventuele opbrengsten uit deze kwekerij buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Subsidiair heeft de raadsman met betrekking tot de hoogte van het voordeel aangevoerd dat, indien wordt aangenomen dat toch sprake is van enig voordeel, dit voordeel neerkomt op een bedrag van € 52.947,55.
De raadsman heeft voorts verschillende stellingen naar voren gebracht. Deze zullen hierna worden besproken, voor zover de stellingen van belang zijn voor de beoordeling door de rechtbank.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel vormt het onder 1 genoemde vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2016.
Uit dit vonnis volgt dat [veroordeelde] (verder: veroordeelde) is veroordeeld voor (kortweg) deelname aan een criminele organisatie met [A] , [B] , [C] ,
[D] , [E] en [F] in de periode van 1 april 2012 tot en met 17 februari 2015 en het opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in de hennepkwekerijen Hilversum II, Alkmaar en Lede (België) in de periode van 1 april 2012 tot en met 17 februari 2015.
De kosten voor hennepkwekerijen Alkmaar en Lede
De rechtbank stelt voorop dat de hennepkwekerijen in Alkmaar en Lede geen rol spelen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze hennepkwekerijen zijn ontdekt en geruimd nog voordat er een eerste oogst had plaatsgevonden. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden alleen die hennepkwekerijen betrokken ten aanzien waarvan daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel is genoten. Er wordt bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook geen rekening gehouden met de kosten die ten behoeve van de hennepkwekerijen in Alkmaar en Lede zijn gemaakt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat bovendien niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde daadwerkelijk kosten heeft gemaakt in verband met de hennepkwekerijen in Alkmaar en Lede.
De grondslag voor het opleggen van de ontnemingsmaatregel
Het openbaar ministerie heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond hiervan is het mogelijk om de ontnemingsmaatregel op te leggen voor feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld en voor andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door veroordeelde zijn begaan.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd om aan veroordeelde de ontnemingsmaatregel op te leggen in verband met zijn betrokkenheid bij:
  • hennepkwekerij Hilversum II, op grond van de veroordeling in de strafzaak;
  • hennepkwekerijen Hilversum I en Utrecht, nu er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij deze hennepkwekerijen.
De rechtbank ziet zich daarom eerst voor de vraag gesteld of er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerijen Hilversum I en Utrecht en zo ja, of hij daaruit voordeel heeft genoten. De term “voldoende aanwijzingen” betekent dat slechts aannemelijk hoeft te zijn dat veroordeelde deze feiten heeft begaan (NJ 2002, 55).
Andere strafbare feiten
Hennepkwekerij [adres] in [woonplaats]
Op 29 januari 2015 is het pand aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. Het vermoeden bestond dat er een hennepkwekerij in het pand had gezeten. Veroordeelde is nooit gezien bij het pand aan de [adres] in [woonplaats] .
Uit een afgeluisterd en opgenomen gesprek tussen veroordeelde en [E] van
5 februari 2015 leidt de rechtbank af dat veroordeelde op de hoogte was van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] in [woonplaats] (pagina 6620 en 6621 dossier Algemene Bevindingen). Veroordeelde zegt immers op een moment dat is gelegen nadat de politie het pand had doorzocht: “Goed dat het helemaal schoon was”.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter onvoldoende om aannemelijk te achten dat veroordeelde bij het telen van hennep in deze kwekerij was betrokken. Evenmin is op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat veroordeelde uit dit feit voordeel heeft behaald.
De rechtbank zal hennepkwekerij [adres] in [woonplaats] niet in de berekening van het door veroordeelde genoten voordeel betrekken.
Hennepkwekerij Hilversum I
Op 18 maart 2014 is een ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres] te [woonplaats] . Het dossier bevat geen aanwijzingen voor de aanname dat veroordeelde bij de hennepteelt in kwekerij Hilversum I betrokken is geweest.
Het is dan ook niet aannemelijk te achten dat veroordeelde bij het telen van hennep in deze kwekerij was betrokken. Evenmin is op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat veroordeelde uit dit feit voordeel heeft behaald.
De rechtbank zal hennepkwekerij Hilversum I niet in de berekening van het door veroordeelde genoten voordeel betrekken.
Feiten waarvoor een veroordeling is gevolgd
Hennepkwekerij Hilversum II – aantal oogsten
Op 3 februari 2015 is in een bedrijfspand aan de [adres] in [woonplaats] [1] een hennepkwekerij aangetroffen met een kweekruimte met 1204 hennepplanten. Deze hennepplanten waren op dat moment acht weken oud. [2] Het pand aan de [adres] in [woonplaats] werd sinds 1 juni 2014 gehuurd. [3] Voor het opbouwen van een hennepkwekerij wordt rekening gehouden met een opbouwperiode van acht weken. [4]
De periode van 1 augustus 2014
(de rechtbank begrijpt: het moment waarop na de opbouwperiode kon worden begonnen met de hennepteelt)tot 3 februari 2015 omvat 18 weken. [5]
Het is een feit van algemene bekendheid dat de kweekcyclus van hennepplanten een periode van tien weken bedraagt.
Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat in hennepkwekerij Hilversum II één (1) oogst heeft plaatsgevonden. [6]
Telen levert voordeel op
Namens veroordeelde is aangevoerd dat hij is vrijgesproken van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennep. Het openbaar ministerie is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van de opbrengst per kilo verkochte hennep. Betwist wordt dat daadwerkelijk voordeel is behaald door het enkele telen en aanwezig hebben van hennep. Naar de mening van de raadsman zal steeds aannemelijk moeten worden gemaakt in hoeverre het telen/ aanwezig hebben van hennep heeft geleid tot opbrengsten.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet.
Het telen van hennep levert een product op dat als zodanig vermogenswaarde heeft. Deze vermogenswaarde moet als daadwerkelijk behaald voordeel worden aangemerkt en komt dan ook voor ontneming van voordeel in aanmerking (NJ 2016, 10).
Verzoek tot hanteren andere methode van berekenen voordeel
De raadsman heeft verzocht om het openbaar ministerie opdracht te geven een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel te maken op basis van de methode van de vermogensvergelijking. In het rapport financieel onderzoek van 7 juli 2015 is de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakt op basis van een transactieberekening.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Het verzoek om een andere methode van berekenen te gebruiken is in een zeer laat stadium, te weten: in de conclusie van antwoord van 2 juni 2016, voor het eerst gedaan. Bij deze beslissing heeft mede een rol gespeeld dat uit de onderbouwing van het verzoek onvoldoende is gebleken dat de methode van vermogensvergelijking tot een betrouwbaarder uitkomst, of een betere uitkomst voor veroordeelde zal leiden.
Uitgangspunten voor de berekening van het voordeel
De rechtbank stelt voorop dat de uitgangspunten voor de berekening van het voordeel, los van verdachtes betrokkenheid, niet door de raadsman zijn betwist. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om van de in de financiële rapportages opgenomen uitgangspunten af te wijken.
Kosten onderhoud hennepkwekerij
[B] ontving voor werkzaamheden in de hennepkwekerijen, welke werkzaamheden bestonden in het verrichten van reparaties, het bijhouden, water geven en het komen met knippers, een bedrag van € 10.000 per oogst. [7] Op grond van deze omstandigheid en de overige inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank het aannemelijk dat ook in gevallen waarin [B] wellicht niet bij een kwekerij/oogst was betrokken, voor alle kwekerijen/oogsten het economisch model werd gehanteerd dat per oogst een bedrag van € 10.000,00 werd uitbetaald aan degene die de hennepkwekerij onderhield.
Dit bedrag zal dan ook telkens op de totale opbrengst per oogst in mindering worden gebracht.
Hennepkwekerij Hilversum II – berekening voordeel
Bij de berekening van het voordeel hanteert de rechtbank onderstaande uitgangspunten:
- de opbrengst per kilo hennep is een bedrag van € 4.000,00; [8]
- de opbrengst per hennepplant bedraagt 29,6 gram; [9]
- de totale opbrengst van de oogst bedroeg (1204 x 29,6 is) 35,63 kilogram; [10]
- de kosten voor afschrijving van de investeringen zijn bepaald op € 1.400,00 per oogst; [11]
- de variabele kosten per hennepplant zijn bepaald op een bedrag van € 9,08; [12]
- de personele kosten zijn geraamd op € 760,00 per oogst. [13]
De totale opbrengst van één oogst in deze hennepkwekerij is een bedrag van € 142.553,60 [14] minus € 10.000,00 is € 132.553,60.
De totale investeringen en kosten (afschrijvingskosten, personele kosten en variabele kosten per hennepplant) voor deze hennepkwekerij komen neer op een bedrag van € 13.092,32 per oogst. [15] Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de totale opbrengst per oogst.
De kosten voor elektriciteit gedurende de totale huurperiode komen neer op € 8.008,00. [16] De kosten voor huur van het pand gedurende de totale huurperiode van vier maanden komen neer op € 14.000,00. [17] Deze bedragen worden in mindering gebracht op de totale opbrengst.
De netto opbrengst van hennepkwekerij Hilversum II komt daarmee neer op een bedrag van € 97.453,28.
De rechtbank bepaalt het met hennepkwekerij Hilversum II behaalde voordeel dan ook op een bedrag van € 97.453,28.
Verdeelsleutel/ hoofdelijkheid/ criminele organisatie
Het is niet duidelijk geworden op welke wijze de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de verschillende leden van de criminele organisatie heeft plaatsgevonden.
Het openbaar ministerie heeft ten behoeve van het standpunt omtrent de verdeling van het voordeel een Excelbestand gebruikt. Dit Excelbestand is aangetroffen op de laptop van [E] . Geen van de bij dit onderzoek betrokken verdachten/ veroordeelden heeft een verklaring afgelegd over de betekenis van het Excelbestand of de cijfers die in dit Excelbestand staan opgenomen.
De inhoud van dit Excelbestand duidt wellicht op een bepaalde verdeelsleutel, maar is op zichzelf onvoldoende duidelijk om daarop een verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen baseren.
De rechtbank zal daarom op basis van onderstaande verdeelsleutel het behaalde voordeel per hennepkwekerij verdelen tussen de personen die, hetzij op basis van een veroordeling, hetzij op basis van voldoende aanwijzingen, bij die betreffende hennepkwekerij betrokken zijn geweest.
Dat leidt tot de volgende verdeelsleutel:
  • niet uit te sluiten is dat er nog anderen dan de thans bekende veroordeelden delen in de netto opbrengst van de hennepkwekerijen;
  • op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is aannemelijk dat [A] een leidinggevende rol binnen de criminele organisatie heeft vervuld. Vanwege deze leidinggevende rol wordt [A] beschouwd als investeerder in de hennepkwekerijen. Het is om die reden ook aannemelijk dat [A] uit elke hennepkwekerij voordeel heeft genoten. De rechtbank schat dit voordeel op 30% van de netto opbrengst van elke hennepkwekerij;
  • gelet op de gebleken andere rol die veroordeelde binnen de organisatie heeft ingenomen, schat de rechtbank het voordeel dat veroordeelde per hennepkwekerij heeft genoten op 15% van de netto opbrengst per oogst van de hennepkwekerij Hilversum II.
Dit betekent dat aan veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel van 15% van
€ 97.453,28 is € 14.617,99 wordt toegerekend.
Draagkracht
Namens veroordeelde is een draagkrachtverweer gevoerd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat veroordeelde een WAO-uitkering ontvangt, welke uitkering is gebaseerd op een percentage arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2007, 195) heeft een draagkrachtverweer alleen dan kans van slagen als aanstonds duidelijk is dat de veroordeelde op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Deze situatie doet zich in het geval van veroordeelde niet voor.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van
€ 14.617,99.
Betalingsverplichting
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van omstandigheden gebleken die aanleiding zijn om het door veroordeelde te betalen bedrag op de voet van artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank aan veroordeelde de verplichting opleggen om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 14.617,99aan de Staat te voldoen.

3.De beslissing.

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 14.617,99;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 14.617,99 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. J.M. Eelkema en
mr. J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2016.
De griffier is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 9 februari 2015, pagina 591, zaaksdossier Hilversum II.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 9 februari 2015, pagina 592, zaaksdossier Hilversum II.
3.FIN/RAPP/004, pagina 486.
4.FIN/RAPP/004, pagina 489.
5.FIN/RAPP/004, pagina 489.
6.FIN/RAPP/004, pagina 489.
7.De verklaring van [B] bij de rechter-commissaris van 17 december 2015, pagina 4.
8.FIN/RAPP/000, pagina 391.
9.FIN/RAPP/004, pagina 487.
10.FIN/RAPP/004, pagina 504.
11.FIN/RAPP/004, pagina 487.
12.FIN/RAPP/000, pagina 395.
13.FIN/RAPP/000, pagina 396.
14.FIN/RAPP/004, pagina 504.
15.FIN/RAPP/004, pagina 504.
16.FIN/RAPP/004, pagina 487.
17.FIN/RAPP/004, pagina 487.