Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
[rechthebbende]voornoemd af.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 21 december 2016 een beschikking gegeven op een verzoek tot onderbewindstelling van de rechthebbende. Het verzoek was ingediend door de verzoeker, die zich zorgen maakte over de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 15 september 2016, waarin de kantonrechter had geconcludeerd dat zij onvoldoende informatie had om een definitieve beslissing te nemen. Daarom werd er een onafhankelijk deskundigenonderzoek gelast, waarbij drs. Th. Trompetter als deskundige werd benoemd. Op 31 oktober 2016 werd het verslag van de deskundige ingediend, waarin werd geconcludeerd dat de rechthebbende cognitief en geestelijk in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De deskundige oordeelde dat er geen medische redenen waren voor bewindvoering en dat de rechthebbende in staat was om zijn wensen vast te leggen in een notariële volmacht.
De kantonrechter heeft, na het bestuderen van het deskundigenrapport en de overige ingediende stukken, geoordeeld dat er geen bewijs was dat de rechthebbende tijdelijk of duurzaam niet in staat was om zijn belangen zelf te behartigen. Ondanks de verslechterende lichamelijke toestand van de rechthebbende door een chronische ziekte, was er op dat moment geen noodzaak voor bewindvoering. De kantonrechter heeft het verzoek tot instelling van bewind dan ook afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd aangegeven dat tegen deze beslissing binnen drie maanden hoger beroep kon worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.