4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering -voor zover de rechtbank die feiten bewezen acht- met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde :
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 26 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal aangifte van [C] nr. PL0950-2013184299-1, doorgenummerde pagina’s 73 tot en met 75 van het proces-verbaal nr. 2013184299 van 3 juli 2014;
- het proces-verbaal verhoor aangeefster [C] nr. PL0950-2013184299-16, doorgenummerde pagina’s 89 tot en met 92 van het proces-verbaal nr. 2013184299 van 3 juli 2014;
- het proces-verbaal aangifte van [D] nr. PL0950-2013175052-1, doorgenummerde pagina’s 79 tot en met 81 van het proces-verbaal nr. 2013184299 van 3 juli 2014.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde:
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 26 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed nr. 20131017.1323.3204.AMB, met bijlagen, doorgenummerde pagina’s 104 tot en met 131 van het proces-verbaal nr. 2013184299 van 3 juli 2014.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 26 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen nr. 20130905.0957.04575.BEV, met bijlage, doorgenummerde pagina’s 147 en 148 van het proces-verbaal nr. 2013184299 van 3 juli 2014.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat zij de ten laste gelegde feiten 1 t/m 4 wettig en overtuigend bewezen acht.