ECLI:NL:RBMNE:2016:6701

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
16/659874-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 november 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 april 2015 te Maarssen, waarbij de verdachte de aangeefster, een vrouw, heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij in een staat van dronkenschap verkeerde, de aangeefster heeft betast en gekust zonder haar toestemming. De aangeefster heeft verklaard dat zij zich niet kon onttrekken aan de handelingen van de verdachte, ondanks dat zij hem meerdere keren heeft gezegd dat zij dat niet wilde. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft de verdachte veroordeeld voor het bewezen verklaarde feit.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 565,25 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn voor het handelen van de verdachte en dat hij strafbaar is. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659874-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië, thans Bosnië en Herzegovina) op [1990] ,
wonende de [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 25 april 2015 te Maarssen [slachtoffer] heeft aangerand.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Aangeefster heeft, aldus de verdediging, niet consistent verklaard over het incident De verdediging heeft daarbij gewezen op de verschillen tussen hetgeen aangeefster op 25 april 2015, kort na het incident, aan verbalisanten heeft verteld, de verklaring op 25 april 2015 ten tijde van het informatief gesprek zeden, en de aangifte op 8 september 2015.
Voorts acht de verdediging het een omissie dat [A] niet is gehoord. Hij is de persoon die aangeefster kort na het incident heeft gebeld en kan vertellen wat aangeefster toen aan hem heeft verteld.
Dat aangeefster slapeloze nachten heeft gehad, staat naar de mening van de verdediging in schril contrast met het feit dat aangeefster nadien toenadering tot verdachte heeft gezocht via Facebook.
Naar de mening van de verdediging vindt de lezing van aangeefster van het incident onvoldoende ondersteuning in de rest van het strafdossier. Om die reden kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht en dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 25 april 2015 omstreeks 02:48 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat er op het [adres] te [woonplaats] een vrouw zou zijn aangerand. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hoorden van de vrouw, [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster), dat zij in de poort naast de flat aan kwam fietsen, dat er opeens iemand achter haar stond, dat zij van die persoon schrok, en dat zij hem hoorde zeggen: “He [voornaam slachtoffer] , ik ken jou van het [wijkcentrum] ”, “Ik ben je gevolgd. Ik vind je echt een lekker ding”. Aangeefster vertelde dat de persoon haar op haar mond kuste, dat zij hem had weggeduwd en een aantal keren tegen hem had gezegd dat zij dat niet wilde, dat hij haar overal had betast, aan haar borsten had gezeten en in haar kruis, en dat hij haar daarna nog een aantal keren op haar mond had gekust. Aangeefster zag dat de persoon ineens moest kotsen, zag dat hij het hoekje omliep en hoorde hem kotsen. Aangeefster is toen snel naar haar woning gegaan en heeft toen in huis alle deuren op slot gedaan. [2]
Op aanwijzing van aangeefster zijn verbalisanten naar de plaats delict gedaan. Zij roken daar een penetrante kotslucht, zagen een donkere vlek zonder etensresten en zagen naast het braaksel een klodder doorzichtige substantie liggen. [3]
De klodder werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN: AAIN4862NL. Op het gezicht en rond de mond van aangeefster werden biologische sporen veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN: AAIN4863NL. [4]
Tijdens het informatief gesprek op 25 april 2015, tussen 05:10 en 06:30 uur, heeft aangeefster verklaard dat zij samen met haar vrienden, [A] en [B] , van de [café] aan het [adres] in Maarssen kwam fietsen, dat zij stopten bij het bruggetje met [adres] , dat [A] en [B] doorreden, en dat zij, aangeefster, naar haar woning aan het [adres] fietste. Aangeefster kwam bij het poortje waar zij door moest om bij haar schuur te kunnen. Aangeefster zag ineens een man achter haar staan die tegen haar zei: “He [voornaam slachtoffer] . Ik ken jou. Jij bent [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] ”. De man begon haar meteen aan te raken en te kussen. Aangeefster zei: “doe normaal, ik ken jou helemaal niet”. Hij zei tegen haar “Ik heb je altijd een lekker wijf gevonden”. De man bleef haar aanraken, ook toen zij de schuur in ging bleef hij aan haar zitten en frunniken. Toen aangeefster weer buiten was, moest de man opeens overgeven. Aangeefster is toen weggerend naar haar woning, heeft daar de buitendeur op de ketting gedaan en heeft toen direct haar vriend [A] gebeld. [5]
De man betastte haar op haar borsten, tussen haar benen, op haar kont, echt overal, aldus aangeefster. En hij kuste haar op haar mond. [6]
Aangeefster heeft om 02:32 uur haar vriend [A] gebeld, die tegen haar zei dat zij de politie moest bellen, en heeft om 02:37 uur de politie gebeld. [7]
Op 8 september 2015 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. [8] Daarbij heeft zij verklaard dat de man opeens achter haar stond, dat hij tegen haar zei: “He [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] , ik vind je al jaren een lekker wijf, ik heb je gevolgd”, dat de man haar meteen begon te betasten en te likken in haar gezicht, dat hij haar borsten, haar billen, tussen haar benen en haar kruis betastte, dat hij ook nog zijn tong in haar mond wilde doen en dat zij haar mond kon dichthouden. Toen de man moest overgeven, is zij naar haar woning gerend.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat het [wijkcentrum] een wijkcentrum in [wijk] is, dat zij daar al zeven jaar weg is en dat zij daar achter de bar werkte.
Volgens aangeefster was de man wild. [9]
Uit het NFI-rapport van 7 juli 2015 komt naar voren dat het celmateriaal uit de monsters met SIN AAIN4862NL en SIN AAIN4863NL een match heeft met het DNA-profiel van [verdachte] , geboren [1990] , hierna te noemen: verdachte. [10]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster van gezicht kent, dat hij het [wijkcentrum] kent, dat er niets onder dwang of met geweld is gebeurd, dat hij aangeefster niet gedwongen heeft om hem te kussen, en dat het wel kan zijn dat hij heeft gekotst van de alcohol. [11]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Dat aangeefster door verdachte in de schuur zou zijn geduwd, vindt onvoldoende steun in het strafdossier. Evenmin biedt het dossier voldoende steun voor uitgeoefend geweld. Van die onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Voor het overige, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster, anders dan de verdediging heeft betoogd, consistent. Door de onverhoedse toenadering door verdachte was aangeefster niet in staat zich te onttrekken aan de door verdachte uitgevoerde handelingen. Ook het wegduwen van verdachte door aangeefster had geen effect, waardoor zij gedwongen werd de handelingen te dulden.
Dat aangeefster op geen enkele wijze heeft ingestemd met de door verdachte uitgevoerde handelingen wordt mede ondersteund door het gegeven dat aangeefster vrijwel direct na het incident contact heeft gezocht met een vriend en vervolgens met de politie.
Dat aangeefster, nadat zij in december 2015 van de politie de naam van verdachte heeft gehoord, via Facebook contact heeft gezocht met verdachte met de vraag waarom hij, verdachte, het gedaan had, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op één lijn worden gesteld met, zoals door de verdediging is betoogd, het zoeken van toenadering. Anders dan de verdediging kennelijk heeft beoogd, wordt aan het zoeken van contact met de verdachte geen betekenis toegekend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks25 april 2015 te Maarssen,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,door
geweld en / ofeen
anderefeitelijkheid
en / of door
bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid[slachtoffer] heeft
gedwongen tot het
plegen en / ofdulden van een of meer ontuchtige
handelingen, bestaande uit het
- brengen van zijn, verdachtes, hand
(en
)tegen het kruis, althans tussen de
(boven
)benen van die [slachtoffer] en
/of
- met zijn, verdachtes, handen betasten, in ieder geval aanraken van de
bil
(len
)en
/ofde borst
(en
)van die [slachtoffer] en
/of
- kussen op de mond en
/oflikken van het gezicht van die [slachtoffer] ,
en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "He [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] , ik
vind je al jaren een lekker wijf, ik heb je gevolgd" en
/of
- onverhoeds zijn hand(en) tegen het kruis, althans tussen de
(boven
)benen van
die [slachtoffer] heeft gebracht en
/of
- onverhoeds de bil
(len
)en
/ofde borst
(en
)van die [slachtoffer] heeft betast, in
ieder geval aangeraakt en
/of
- onverhoeds die [slachtoffer] op de mond heeft gekust en
/ofin het gezicht heeft
gelikt
en/of
- die [slachtoffer] een schuur in heeft geduwd en/of
- aldaar (wederom) zijn hand(en) tussen de (boven)benen van die [slachtoffer] heeft
gebracht en/of de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast, in ieder geval
aangeraakt en/of die [slachtoffer] op de mond heeft gekust en/of in het gezicht
heeft gelikt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, en met aftrek van 2 dagen voorlopige hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft, terwijl hij in kennelijke staat van dronkenschap was, aangeefster in de nacht door feitelijkheden gedwongen ontuchtige handelingen te dulden. Verdachte bleef hiermee doorgaan, ondanks dat aangeefster hem wegduwde en tegen hem heeft gezegd dat zij het niet wilde. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 10 maart 2016 van aangeefster blijkt dat haar thuis altijd haar veilige haven is geweest, maar dat zij er na die dag liever niet wilde zijn. Zij voelde zich er niet meer op haar gemak, had het idee dat verdachte terug zou komen, voelde veel onrust en had veel angst voor verdachte en sliep maandenlang op de bank zodat zij, als er wat zou gebeuren, gemakkelijk via de balkondeuren kon vluchten. Nog steeds is aangeefster op haar hoede als zij buiten is en durft zij ’s nachts niet meer te fietsen.
Uit de justitiële documentatie van 22 september 2016 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict. Wel is verdachte in het verleden onder meer veroordeeld voor bedreiging en mishandeling.
Reclassering Nederland heeft op 18 mei 2016 geadviseerd om verdachte, indien hij schuldig wordt bevonden, een werkstraf op te leggen.
Het bewezen feit en de ernst van het feit, brengt met zich dat niet kan worden afgezien van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en dat niet kan worden volstaan met een straf die geen, in dit geval voorwaardelijke, vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Voorts zal aan verdachte een werkstraf van na te melden duur worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat zij verdachte zal vrijspreken van enkele in de tenlastelegging genoemde onderdelen en daarmee afwijkt van hetgeen de officier van justitie bewezen acht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 565,25, te weten € 500,00 aan immateriële schade en € 65,25 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Daarbij overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat de door de benadeelde partij opgevoerde medische kosten van € 298,02 voortvloeien uit het bewezen geachte feit. Voor een matiging van de immateriële schade, zoals voorgesteld door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid van het feit
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

Strafbaarheid van verdachte
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) weken voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 565,25, waarvan € 65,25, ter zake van materiële schade, en € 500,00, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend van 25 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 565,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2015, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Maarssen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door
bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, bestaande uit het
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) tegen het kruis, althans tussen de
(boven)benen van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, handen betasten, in ieder geval aanraken van de
bil(len) en/of de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- kussen op de mond en/of likken van het gezicht van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "He [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] , ik
vind je al jaren een lekker wijf, ik heb je gevolgd" en/of
- onverhoeds zijn hand(en) tegen het kruis, althans tussen de (boven)benen van
die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- onverhoeds de bil(len) en/of de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast, in
ieder geval aangeraakt en/of
- onverhoeds die [slachtoffer] op de mond heeft gekust en/of in het gezicht heeft
gelikt en/of
- die [slachtoffer] een schuur in heeft geduwd en/of
- aldaar (wederom) zijn hand(en) tussen de (boven)benen van die [slachtoffer] heeft
gebracht en/of de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast, in ieder geval
aangeraakt en/of die [slachtoffer] op de mond heeft gekust en/of in het gezicht
heeft gelikt;
art 246 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2015127733 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van pagina 01 tot en met 52. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2015, pagina 7-8, in het bijzonder pagina 7.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2015, pagina 7-8, in het bijzonder pagina 8.
4.Het porces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek en benoeming DNA-deskundige van 2 juni 2015, pagina 9-13, in het bijzonder pagina 9 en 10.
5.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 25 april 2015, pagina 14-19, in het bijzonder pagina 14.
6.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 25 april 2015, pagina 14-19, in het bijzonder pagina 15, 5de alinea.
7.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 25 april 2015, pagina 14-19, in het bijzonder pagina 16, 4de alinea van onder, en pagina 14, 3de alinea van onder.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster van 8 september 2015, pagina 21-24, in het bijzonder pagina 22 onderaan en pagina 23 bovenaan.
9.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster van 8 september 2015, pagina 21-24, in het bijzonder pagina 22 halverwege.
10.Het NFI-rapport van 7 juli 2015 met bijlage, pagina 29-32.
11.Het proces-verbaal van de zitting van 25 oktober 2016.