Op 25 april 2015 omstreeks 02:48 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat er op het [adres] te [woonplaats] een vrouw zou zijn aangerand. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hoorden van de vrouw, [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster), dat zij in de poort naast de flat aan kwam fietsen, dat er opeens iemand achter haar stond, dat zij van die persoon schrok, en dat zij hem hoorde zeggen: “He [voornaam slachtoffer] , ik ken jou van het [wijkcentrum] ”, “Ik ben je gevolgd. Ik vind je echt een lekker ding”. Aangeefster vertelde dat de persoon haar op haar mond kuste, dat zij hem had weggeduwd en een aantal keren tegen hem had gezegd dat zij dat niet wilde, dat hij haar overal had betast, aan haar borsten had gezeten en in haar kruis, en dat hij haar daarna nog een aantal keren op haar mond had gekust. Aangeefster zag dat de persoon ineens moest kotsen, zag dat hij het hoekje omliep en hoorde hem kotsen. Aangeefster is toen snel naar haar woning gegaan en heeft toen in huis alle deuren op slot gedaan.
Op aanwijzing van aangeefster zijn verbalisanten naar de plaats delict gedaan. Zij roken daar een penetrante kotslucht, zagen een donkere vlek zonder etensresten en zagen naast het braaksel een klodder doorzichtige substantie liggen.
De klodder werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN: AAIN4862NL. Op het gezicht en rond de mond van aangeefster werden biologische sporen veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN: AAIN4863NL.
Tijdens het informatief gesprek op 25 april 2015, tussen 05:10 en 06:30 uur, heeft aangeefster verklaard dat zij samen met haar vrienden, [A] en [B] , van de [café] aan het [adres] in Maarssen kwam fietsen, dat zij stopten bij het bruggetje met [adres] , dat [A] en [B] doorreden, en dat zij, aangeefster, naar haar woning aan het [adres] fietste. Aangeefster kwam bij het poortje waar zij door moest om bij haar schuur te kunnen. Aangeefster zag ineens een man achter haar staan die tegen haar zei: “He [voornaam slachtoffer] . Ik ken jou. Jij bent [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] ”. De man begon haar meteen aan te raken en te kussen. Aangeefster zei: “doe normaal, ik ken jou helemaal niet”. Hij zei tegen haar “Ik heb je altijd een lekker wijf gevonden”. De man bleef haar aanraken, ook toen zij de schuur in ging bleef hij aan haar zitten en frunniken. Toen aangeefster weer buiten was, moest de man opeens overgeven. Aangeefster is toen weggerend naar haar woning, heeft daar de buitendeur op de ketting gedaan en heeft toen direct haar vriend [A] gebeld.
De man betastte haar op haar borsten, tussen haar benen, op haar kont, echt overal, aldus aangeefster. En hij kuste haar op haar mond.
Aangeefster heeft om 02:32 uur haar vriend [A] gebeld, die tegen haar zei dat zij de politie moest bellen, en heeft om 02:37 uur de politie gebeld.
Op 8 september 2015 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan.Daarbij heeft zij verklaard dat de man opeens achter haar stond, dat hij tegen haar zei: “He [voornaam slachtoffer] van het [wijkcentrum] , ik vind je al jaren een lekker wijf, ik heb je gevolgd”, dat de man haar meteen begon te betasten en te likken in haar gezicht, dat hij haar borsten, haar billen, tussen haar benen en haar kruis betastte, dat hij ook nog zijn tong in haar mond wilde doen en dat zij haar mond kon dichthouden. Toen de man moest overgeven, is zij naar haar woning gerend.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat het [wijkcentrum] een wijkcentrum in [wijk] is, dat zij daar al zeven jaar weg is en dat zij daar achter de bar werkte.
Volgens aangeefster was de man wild.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Dat aangeefster door verdachte in de schuur zou zijn geduwd, vindt onvoldoende steun in het strafdossier. Evenmin biedt het dossier voldoende steun voor uitgeoefend geweld. Van die onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Voor het overige, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster, anders dan de verdediging heeft betoogd, consistent. Door de onverhoedse toenadering door verdachte was aangeefster niet in staat zich te onttrekken aan de door verdachte uitgevoerde handelingen. Ook het wegduwen van verdachte door aangeefster had geen effect, waardoor zij gedwongen werd de handelingen te dulden.
Dat aangeefster op geen enkele wijze heeft ingestemd met de door verdachte uitgevoerde handelingen wordt mede ondersteund door het gegeven dat aangeefster vrijwel direct na het incident contact heeft gezocht met een vriend en vervolgens met de politie.
Dat aangeefster, nadat zij in december 2015 van de politie de naam van verdachte heeft gehoord, via Facebook contact heeft gezocht met verdachte met de vraag waarom hij, verdachte, het gedaan had, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op één lijn worden gesteld met, zoals door de verdediging is betoogd, het zoeken van toenadering. Anders dan de verdediging kennelijk heeft beoogd, wordt aan het zoeken van contact met de verdachte geen betekenis toegekend.