ECLI:NL:RBMNE:2016:6700

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
16/652454-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een vuurwapen, hennep en verkeersdelicten

Op 4 november 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 en 13 juli 2016 in Weesp een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver van het merk Smith & Wesson, en bijbehorende munitie voorhanden had. Daarnaast had de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep, meer dan 6985 gram, in zijn bezit. Tevens werd de verdachte beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol zonder rijbewijs en het veroorzaken van gevaar op de weg. Tijdens de zitting op 21 oktober 2016 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. E.I.B. Hoffman. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van onrechtmatige binnentreding door de politie. De rechtbank oordeelde dat de politie gerechtigd was de woning van de verdachte binnen te treden op basis van een noodsituatie. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 9 maanden, en een hechtenis van 14 dagen voor de verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652454-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 12 juli 2016 en/of 13 juli 2016 te Weesp een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
2. op 12 juli 2016 te Weesp 6985 gram hennep voorhanden heeft gehad;
3. op 12 juli 2016 te Weesp en/of Muiden onder invloed van alcohol in een auto heeft gereden zonder rijbewijs;
4. op 12 juli 2016 te Muiden en/of Weesp gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
Naar de mening van de verdediging hebben de politiemensen artikel 7 van de Politiewet misbruikt om de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , binnen te treden, waarna verdachte in de woning werd aangetroffen en de in beslag genomen goederen werden aangetroffen.
Naast het feit, aldus de verdediging, dat de woning onrechtmatig is binnengetreden, hebben de politiemensen nagelaten zich te legitimeren, en is het doel van het binnentreden niet vermeld.
Het gevolg van het niet op een juiste wijze binnentreden c.q. deze manier van handelen levert naar de mening van de verdediging een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) als gevolg waarvan verdachte in zijn belangen is geschaad.
De revolver, munitie en hennep die na het binnentreden zijn aangetroffen, zijn naar de mening van de verdediging ‘fruits of the poisonous tree’ en dienen te worden uitgesloten voor het bewijs. Om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 1 en feit 2.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat de blaastest is afgenomen nadat de woning onrechtmatig was binnengetreden en verdachte daar werd aangehouden. Ook hier is sprake van ‘fruits of the poisonous tree’, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging betoogd dat niemand heeft verklaard dat zij verdachte daadwerkelijk in de auto hebben gezien. Verdachte is bovendien niet een licht getinte man, waarvan door een getuige is gesproken. Voorts leende verdachte de auto wel eens uit aan een ander. Dat hij de sleutels van de auto uit zijn zak haalde, zegt niets. Dat konden ook de reservesleutels zijn. De verdediging is van mening dat het wel degelijk een andere persoon kan zijn geweest die de auto heeft gereden. Om die reden heeft de verdediging ook voor feit 4 vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich, zoals hiervoor aangegeven, op het standpunt gesteld dat de woning waarin verdachte is aangehouden, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , onrechtmatig is binnengetreden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, blijkt voor zover relevant het volgende. Op 12 juli 2016 omstreeks 21:25 uur werd door de meldkamer verzocht om uit te kijken naar een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] . De bestuurder en enige inzittende van die auto was in [woonplaats] tegen een aantal wandelaars aangereden, de auto slingerde enorm en de bestuurder van de auto was kennelijk onder invloed van alcoholhoudende drank. Ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] , omstreeks 21:30 uur, gebaarde een man naar het dienstvoertuig van verbalisant om te stoppen. De man vertelde dat hij zojuist bijna was aangereden door een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] , dat die auto nu op een erf aan de linkerzijde van de eerste bocht stond.
Op 12 juli 2016 omstreeks 21:35 uur werd op het erf van de [adres] te [woonplaats] een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] aangetroffen. Aan de sporen in de aarde zag de verbalisant dat de bestuurder van de auto kennelijk grote problemen had gehad met het parkeren en dat daarbij een groene postbus op paal omver was gereden. Zowel de motorkap als de uitlaat van de auto waren warm tot heet, en de auto was niet afgesloten.
Verbalisant had het sterke vermoeden dat de bestuurder van de auto in de woning aan de [straatnaam] aanwezig was, heeft zijn bevindingen doorgegeven aan de meldkamer en heeft om assistentie gevraagd. Verbalisant zag dat de woning nagenoeg geheel verlicht was en dat de tv in de woonkamer aanstond. Verbalisant is geheel om de woning gelopen en heeft op meerdere plaatsen aangeklopt en door roepen zich kenbaar gemaakt als politie. Op het roepen en kloppen kreeg verbalisant geen reactie.
Omstreeks 21:50 uur kwam assistentie voor verbalisant ter plaatse. Verbalisanten zagen dat in het slot van de voordeur van de woning een bos sleutels stak.
Aangezien zij het sterke vermoeden hadden dat de bestuurder van de auto in de woning aanwezig was, er nog geen enkel teken van leven was gezien in de woning, er meldingen waren omtrent de toestand van de bestuurder, en gelet op de parkeertoestand van de auto, kregen de verbalisanten de sterkte indruk dat er iets niet in orde was met de bestuurder. Hierop besloten verbalisanten op grond van artikel 7 van de Politiewet de woning te betreden om contact te krijgen met de bestuurder. Daarbij is gebruik gemaakt van de sleutels die aan de buitenzijde van de voordeur zaten. Voor het binnentreden en ook in de woning heeft verbalisant zich luidkeels kenbaar gemaakt als politie-ambtenaar.
Artikel 7, tweede lid, van de Politiewet geeft een ambtenaar van politie toegang tot elke plaats voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven. Artikel 2, derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) laat het binnentreden van een woning zonder machtiging toe, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig of onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval redelijkerwijs tot de beslissing hadden en hebben mogen komen om de woning binnen te treden op grond van artikel 7, tweede lid, van de Politiewet, nu zij op gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden hebben kunnen aannemen dat sprake was van een noodsituatie, in die zin dat er gevreesd moest worden voor ernstig gevaar voor de veiligheid van de in de woning aanwezige bestuurder van de auto. Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is derhalve geen sprake.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de politiemensen hebben nagelaten zich te legitimeren en dat het doel van het binnentreden niet is vermeld.
Artikel 1, eerste lid, van de Awbi schrijft voor dat een in een woning binnentredende opsporingsambtenaar zich voorafgaand aan het binnentreden dient te legitimeren en mededeling dient te doen van het doel van het binnentreden.
Artikel 1, derde lid, van de Awbi bepaalt dat indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is, dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.
In deze zaak heeft de verbalisant zich voorafgaand aan het binnentreden steeds luidkeels kenbaar gemaakt als politie-ambtenaar. Bij het uitblijven van enige reactie van verdachte is de verbalisant de woning binnengetreden. Het voorafgaand aan het binnentreden legitimeren was onder die omstandigheden feitelijk onmogelijk. Van een vormverzuim is onder deze omstandigheden dan ook geen sprake.
bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 12 juli 2016 omstreeks 21:35 uur werd op het erf van de [adres] te [woonplaats] een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] aangetroffen. [2] Vanuit de slaapkamer zag verbalisant een man komen aanwankelen. Verbalisant zag dat deze man een gebruind gezicht had, zag dat de man erg onvast ter been was en hoorde dat de man hem op onverstaanbare wijze en met dubbele tong antwoordde. [3] Deze man bleek later te zijn: [verdachte] , verdachte. [4]
Bij binnenkomst in de woning zagverbalisant een zilverkleurige revolver liggen en zag dat in de cilinder kennelijk patronen zaten. [5] In de woning is een doosje munitie van het merk Sellier & Bellot, .357 Magnum aangetroffen waarin 32 scherpe patronen zaten. Er zijn ook nog 4 losse patronen van hetzelfde type aangetroffen. [6]
De revolver betrof een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .357 Magnum, zijnde een wapen van categorie III. [7] De 42 patronen, waarvan 6 uit het rondsel van het vuurwapen, betroffen scherpe patronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber .357, zijnde munitie van categorie III. [8]
Verdachte heeft verklaard dat de in de woning aangetroffen revolver van hem is. [9]
Bij de doorzoeking van de woning zijn zakken met hennep aangetroffen. [10] De in beslag genomen partij bestond uit 8 zakken met in totaal 5580 gram gedroogde hennepresten en 1405 gram gedroogde henneptoppen. De hennep is getest op de aanwezigheid van THC en gaf een reactie op de aanwezigheid daarvan. THC is de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [11]
Op 13 juli 2016, omstreeks 00:29 uur, is op het politiebureau bij verdachte een ademonderzoek afgenomen. Er bleek sprake te zijn van 800 microgram per liter uitgeademde lucht. [12] Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en had dat ook nooit gehad. [13]
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:18 uur, zag getuige [getuige 1] , op de [straatnaam] te [woonplaats] een auto de sluis bij de [straatnaam] oprijden en daarbij een slinger maken, zag de auto een vrouw raken, zag dat vrouwen naar achteren sprongen, zag de auto recht op een groepje kinderen afrijden [14] , zag dat de auto bij het nemen van de bocht naar de [straatnaam] recht door een groepje kinderen reed en dat die groep uit elkaar werd gedreven. Getuige [getuige 1] zag ook dat de auto een meisje raakte. De auto betrof een auto met het kenteken [kenteken] . De bestuurder van de auto was een man met een lichtgetinte huidskleur. [15]
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:00 uur, bevond getuige [getuige 2] zich met een scoutinggroep, bestaande uit onder meer 12 kinderen, op de sluis bij de [straatnaam] te [woonplaats] . Op een gegeven moment zag getuige [getuige 2] een auto deels op de stoep rijden en daarbij over de voet van één van de kinderen rijden, zag dat de rest van de kinderen toen opzij sprong, zag dat de auto zonder te stoppen of af te remmen doorreed. [16] De auto was zwart van kleur. [17]
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:15 uur, bevond getuige [getuige 3] zich ter hoogte van de ophaalbrug. Zij zag een zwarte Mercedes haar kant opkomen, zag dat de auto haar been en haar tas schampte en zag de auto stevig doorrijden. Toen de auto over de brug was, zag getuige [getuige 3] dat de auto een meisje van de scoutingclub raakte. [18]
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:30 uur, liep getuige [getuige 4] over de [straatnaam] te [woonplaats] . Op een bepaald moment merkte getuige [getuige 4] dat een auto hem van achteren passeerde en daarbij zo dicht bij kwam dat hij een stap in de berm moest zetten. De auto betrof een zwarte Mercedes met het kenteken [kenteken] . Getuige [getuige 4] zag dat er een man achter het stuur van de auto zat, zag dat de bestuurder moeite had de auto recht te houden, zag dat de auto meerdere keren de berm half inreed, zag dat een tweetal personen hem tegemoet liep, zag dat deze personen ook de berm in moesten stappen en zag de auto deze personen rakelings passeren. Getuige [getuige 4] zag de auto op een bepaald moment op de [straatnaam] bij een woning staan, zag en hoorde dat het bestuurdersportier van de auto nog openstond, zag een man bij de woning staan, zag dat deze man de man was die eerder als bestuurder van de auto hem passeerde, en zag dat de man met een sleutel de woning wilde openen. Getuige [getuige 4] zag dat de man de woning in liep en direct ook weer uitliep, en zag dat de man onvast ter been was. [19] De man was een blanke man, met blond, mogelijk geblondeerd haar, van ongeveer 50 jaar, gekleed in een korte broek. [20]
Bij de aanhouding van verdachte is verdachte in de gelegenheid gesteld zich aan te kleden. Verdachte reikte daarbij naar een korte spijkerbroek. Op de vraag van de verbalisant aan verdachte of dit de broek was die hij net had aangehad, knikte verdachte bevestigend. Uit een broekzak van deze korte spijkerbroek haalde verdachte een zwart voorwerp, dat een Mercedes-sleutel bleek te zijn die matchte met de Mercedes met kenteken [kenteken] . [21]
Getuige [getuige 5] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] , heeft verklaarddat verdachte sedert februari 2014 de woning aan de [adres] te [woonplaats] huurt. [22] De Mercedes is zwart van kleur en betreft het type C180. [23]
Getuige [getuige 6] heeft op 15 juli 2016 verklaard dat de betreffende Mercedes op zijn naam staat en dat hij deze auto al zo’n maand aan een vriend van hem had uitgeleend, genaamd [verdachte] . [24]
bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Bij de rechtbank bestaat er, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, geen twijfel over dat verdachte degene is die de bestuurder was van de zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] . De beschrijving van de bestuurder van de auto als een persoon met een lichtgetinte huidskleur door de getuige [getuige 1] , sluit aan bij het signalement van verdachte gelet op de beschrijving van verbalisanten dat verdachte een gebruind gezicht had. Dat, zoals door de verdediging is betoogd, het ook een andere persoon kan zijn geweest die de auto bestuurde, is niet aannemelijk geworden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks12 juli 2016 en/of 13 juli 2016 te [woonplaats] een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .357 Magnum, en
/ofmunitie van categorie III, te weten 42,
in elk geval een of meerscherpe patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber .357 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hijop
of omstreeks12 juli 2016 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 6985 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hijop
of omstreeks12 juli 2016 te [woonplaats] en
/of[woonplaats] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto: Mercedes, type C180 met kenteken [kenteken] ) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 800 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
4.
hijop
of omstreeks12 juli 2016 te [woonplaats] en/of [woonplaats] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [straatnaam] en
/ofde [straatnaam] en
/ofde [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die wegen werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-
(met grote snelheid) bijnategen
(een)een stoep
(en)opreed en
/of
-
(half
)de berm
(en
)in reed en
/of
-
(in ieder geval)hevig slingerend over de weg
(en
)reed
(terwijl verdachte
zijn snelheid niet minderde
),
(en
)terwijl op die weg
(en
)en/of op de stoep
(en)en/of in de berm
(en
)van die
weg
(en
)
-zich
(een)voetganger
(s
)bevonden die (als gevolg van voornoemd rijgedrag en
/of
om een botsing te voorkomen) voor het motorrijtuig van verdachte moest
(en
)wegstappen en/of wegspringen en/of (vervolgens) door het motorijtuig van verdachte rakelings werd
(en
)
gepasseerd en
/of
terwijl op die weg
(en
)en/of op de stoep
(en
)en/of in de berm
(en
)van die
weg
(en
)
-zich
(een)voetganger
(s
)bevonden
die verdachte (als gevolg van voornoemd rijgedrag) met zijn motorrijtuig heeft
geraakt en
/of
die verdachte niet heeft laten voorgaan (bij het oversteken) en/of
(waardoor
) (een)voetganger
(s
)door het motorrijtuig van verdachte rakelings
werd
(en
)gepasseerd en
/of
(waardoor
) (een)voetganger
(s
)door het motorrijtuig van verdachte
is/zijn
geraakt en
/of
waarmee verdachte (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
4.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 tot en met 3 bewezen geachte misdrijven zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 30 september 2016. Voorts heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gevorderd en wel voor de duur van 9 maanden.
Ten aanzien van de door de officier van justitie onder 4 bewezen geachte overtreding is hechtenis voor de duur van 14 dagen gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is, hetgeen zou moeten leiden tot onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie, alsmede een aanzienlijke hoeveelheid hennep. Daarnaast heeft verdachte met een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in zijn bloed en zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, als bestuurder van een auto deelgenomen aan het verkeer, waarbij hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht door zijn gevaarlijke verkeersgedrag.
Uit de justitiële documentatie van 5 augustus 2016 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed en zonder rijbewijs, en voor het handelen in strijd met artikel 3 onder C van de Opiumwet.
GGZ Reclassering Inforsa heeft op 30 september 2016 geadviseerd om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting gericht op alcoholmisbruik, delictgedrag en mogelijke psychische klachten met eventueel een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, alsmede de verplichting mee te werken aan urinecontroles/blaastesten indien niet nodig wordt geacht.
De onder 1 tot en met 3 bewezen feiten, zijnde misdrijven, en de ernst van die feiten, brengt met zich dat niet kan worden afgezien van een, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf van na te melden duur en dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Voorts zal een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen worden opgelegd.
Daarnaast zullen aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals die zijn geadviseerd, om recidive te voorkomen.
Voorts zal vanwege het onder 4 bewezen feit, zijnde een overtreding, een hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.

9.Het beslag

De rechtbank zal teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen goederen aan verdachte, aangezien deze goederen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, en de artikelen 5, 8, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid van de feiten
- het bewezen verklaarde levert op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
4.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van verdachte
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straf ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- bepaalt dat een gedeelte, te weten
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte voor het einde van de proeftijd de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte
1. zich na het onherroepelijk worden van dit vonnis binnen één dag meldt bij de reclassering van GGZ Inforsa Hilversum op het adres Noordse Bosje 43 te Hilversum. Vervolgens moet hij zich gedurende de proeftijd bij de reclassering van GGZ Inforsa Hilversum blijven melden zo frequent en zo lang als de reclassering van de instelling dat nodig vindt;
2. zich ambulant laat behandelen voor alcoholmisbruik, delictgedrag en mogelijke psychische klachten bij [naam instelling] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. zal meewerken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. zal meewerken aan urinecontroles/blaastesten;
- geeft opdracht aan de reclassering van GGZ Inforsa Hilversum om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 (negen) maanden;
Straf ten aanzien van feit 4
- veroordeelt verdachte tot een
hechtenis van 14 (veertien) dagen;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) maanden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende goederen:
PL0900-2016216186-1749322: € 1.000,00;
PL0900-2016216186-1749312: € 1.285,00;
PL0900-2016216186-1749303: horloge Breitling Depose, zilverkleurig;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H.M. Collombon, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2016 en/of 13 juli 2016 te Weesp een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .357 Magnum, en/of munitie van categorie III, te weten 42, in elk geval een of meer scherpe patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber .357 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Weesp opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 6985 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Weesp en/of Muiden als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto: Mercedes, type C180 met kenteken [kenteken] ) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 800 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
art 8 lid 3 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 4 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
4.
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Muiden en/of Weesp als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam] en/of de [straatnaam] en/of de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-(met grote snelheid) bijna tegen (een) stoep(en) opreed en/of
-(half) de berm(en) in reed en/of
-(in ieder geval) hevig slingerend over de weg(en) reed (terwijl verdachte
zijn snelheid niet minderde),
(en) terwijl op die weg(en) en/of op de stoep(en) en/of in de berm(en) van die
weg(en)
-zich (een) voetganger(s) bevonden die (als gevolg van voornoemd rijgedrag en/of
om een botsing te voorkomen) voor het motorrijtuig van verdachte moest(en) wegstappen en/of wegspringen en/of (vervolgens) door het motorijtuig van verdachte rakelings werd(en)
gepasseerd en/of
terwijl op die weg(en) en/of op de stoep(en) en/of in de berm(en) van die
weg(en)
-zich (een) voetganger(s) bevonden
die verdachte (als gevolg van voornoemd rijgedrag) met zijn motorrijtuig heeft
geraakt en/of
die verdachte niet heeft laten voorgaan (bij het oversteken) en/of
(waardoor) (een) voetganger(s) door het motorrijtuig van verdachte rakelings
werd(en) gepasseerd en/of
(waardoor) (een) voetganger(s) door het motorrijtuig van verdachte is/zijn
geraakt en/of
waarmee verdachte (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900 2016217898 B bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering 01 tot en met 110. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 06-09, in het bijzonder pagina 06.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 06-09, in het bijzonder pagina 07.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 06-09, in het bijzonder pagina 08.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 06-09, in het bijzonder pagina 07.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 12.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2016 met foto’s, pagina 105.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2016 met foto’s, pagina 106.
9.Het proces-verbaal van de zitting van 21 oktober 2016.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016 met foto’s, pagina 19-33, in het bijzonder pagina 20, 8ste alinea.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016 met foto’s, pagina 43-45, in het bijzonder pagina 43.
12.Ademonderzoek van 13 juli 2016, pagina 03.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2016, pagina 79-81, in het bijzonder pagina 79, een na onderste alinea.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 48.
15.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 49.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 87.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 88.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 92.
19.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 46.
20.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 47.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 06-09, in het bijzonder pagina 08, 4de en 6de alinea.
22.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , pagina 51.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, pagina 10.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2016, pagina 82.