4.3Het oordeel van de rechtbank
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich, zoals hiervoor aangegeven, op het standpunt gesteld dat de woning waarin verdachte is aangehouden, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , onrechtmatig is binnengetreden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2016, blijkt voor zover relevant het volgende. Op 12 juli 2016 omstreeks 21:25 uur werd door de meldkamer verzocht om uit te kijken naar een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] . De bestuurder en enige inzittende van die auto was in [woonplaats] tegen een aantal wandelaars aangereden, de auto slingerde enorm en de bestuurder van de auto was kennelijk onder invloed van alcoholhoudende drank. Ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] , omstreeks 21:30 uur, gebaarde een man naar het dienstvoertuig van verbalisant om te stoppen. De man vertelde dat hij zojuist bijna was aangereden door een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] , dat die auto nu op een erf aan de linkerzijde van de eerste bocht stond.
Op 12 juli 2016 omstreeks 21:35 uur werd op het erf van de [adres] te [woonplaats] een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] aangetroffen. Aan de sporen in de aarde zag de verbalisant dat de bestuurder van de auto kennelijk grote problemen had gehad met het parkeren en dat daarbij een groene postbus op paal omver was gereden. Zowel de motorkap als de uitlaat van de auto waren warm tot heet, en de auto was niet afgesloten.
Verbalisant had het sterke vermoeden dat de bestuurder van de auto in de woning aan de [straatnaam] aanwezig was, heeft zijn bevindingen doorgegeven aan de meldkamer en heeft om assistentie gevraagd. Verbalisant zag dat de woning nagenoeg geheel verlicht was en dat de tv in de woonkamer aanstond. Verbalisant is geheel om de woning gelopen en heeft op meerdere plaatsen aangeklopt en door roepen zich kenbaar gemaakt als politie. Op het roepen en kloppen kreeg verbalisant geen reactie.
Omstreeks 21:50 uur kwam assistentie voor verbalisant ter plaatse. Verbalisanten zagen dat in het slot van de voordeur van de woning een bos sleutels stak.
Aangezien zij het sterke vermoeden hadden dat de bestuurder van de auto in de woning aanwezig was, er nog geen enkel teken van leven was gezien in de woning, er meldingen waren omtrent de toestand van de bestuurder, en gelet op de parkeertoestand van de auto, kregen de verbalisanten de sterkte indruk dat er iets niet in orde was met de bestuurder. Hierop besloten verbalisanten op grond van artikel 7 van de Politiewet de woning te betreden om contact te krijgen met de bestuurder. Daarbij is gebruik gemaakt van de sleutels die aan de buitenzijde van de voordeur zaten. Voor het binnentreden en ook in de woning heeft verbalisant zich luidkeels kenbaar gemaakt als politie-ambtenaar.
Artikel 7, tweede lid, van de Politiewet geeft een ambtenaar van politie toegang tot elke plaats voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven. Artikel 2, derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) laat het binnentreden van een woning zonder machtiging toe, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig of onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval redelijkerwijs tot de beslissing hadden en hebben mogen komen om de woning binnen te treden op grond van artikel 7, tweede lid, van de Politiewet, nu zij op gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden hebben kunnen aannemen dat sprake was van een noodsituatie, in die zin dat er gevreesd moest worden voor ernstig gevaar voor de veiligheid van de in de woning aanwezige bestuurder van de auto. Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is derhalve geen sprake.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de politiemensen hebben nagelaten zich te legitimeren en dat het doel van het binnentreden niet is vermeld.
Artikel 1, eerste lid, van de Awbi schrijft voor dat een in een woning binnentredende opsporingsambtenaar zich voorafgaand aan het binnentreden dient te legitimeren en mededeling dient te doen van het doel van het binnentreden.
Artikel 1, derde lid, van de Awbi bepaalt dat indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is, dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.
In deze zaak heeft de verbalisant zich voorafgaand aan het binnentreden steeds luidkeels kenbaar gemaakt als politie-ambtenaar. Bij het uitblijven van enige reactie van verdachte is de verbalisant de woning binnengetreden. Het voorafgaand aan het binnentreden legitimeren was onder die omstandigheden feitelijk onmogelijk. Van een vormverzuim is onder deze omstandigheden dan ook geen sprake.
bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 12 juli 2016 omstreeks 21:35 uur werd op het erf van de [adres] te [woonplaats] een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] aangetroffen.Vanuit de slaapkamer zag verbalisant een man komen aanwankelen. Verbalisant zag dat deze man een gebruind gezicht had, zag dat de man erg onvast ter been was en hoorde dat de man hem op onverstaanbare wijze en met dubbele tong antwoordde.Deze man bleek later te zijn: [verdachte] , verdachte.
Bij binnenkomst in de woning zagverbalisant een zilverkleurige revolver liggen en zag dat in de cilinder kennelijk patronen zaten.In de woning is een doosje munitie van het merk Sellier & Bellot, .357 Magnum aangetroffen waarin 32 scherpe patronen zaten. Er zijn ook nog 4 losse patronen van hetzelfde type aangetroffen.
De revolver betrof een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .357 Magnum, zijnde een wapen van categorie III.De 42 patronen, waarvan 6 uit het rondsel van het vuurwapen, betroffen scherpe patronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber .357, zijnde munitie van categorie III.
Verdachte heeft verklaard dat de in de woning aangetroffen revolver van hem is.
Bij de doorzoeking van de woning zijn zakken met hennep aangetroffen.De in beslag genomen partij bestond uit 8 zakken met in totaal 5580 gram gedroogde hennepresten en 1405 gram gedroogde henneptoppen. De hennep is getest op de aanwezigheid van THC en gaf een reactie op de aanwezigheid daarvan. THC is de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Op 13 juli 2016, omstreeks 00:29 uur, is op het politiebureau bij verdachte een ademonderzoek afgenomen. Er bleek sprake te zijn van 800 microgram per liter uitgeademde lucht.Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en had dat ook nooit gehad.
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:18 uur, zag getuige [getuige 1] , op de [straatnaam] te [woonplaats] een auto de sluis bij de [straatnaam] oprijden en daarbij een slinger maken, zag de auto een vrouw raken, zag dat vrouwen naar achteren sprongen, zag de auto recht op een groepje kinderen afrijden, zag dat de auto bij het nemen van de bocht naar de [straatnaam] recht door een groepje kinderen reed en dat die groep uit elkaar werd gedreven. Getuige [getuige 1] zag ook dat de auto een meisje raakte. De auto betrof een auto met het kenteken [kenteken] . De bestuurder van de auto was een man met een lichtgetinte huidskleur.
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:00 uur, bevond getuige [getuige 2] zich met een scoutinggroep, bestaande uit onder meer 12 kinderen, op de sluis bij de [straatnaam] te [woonplaats] . Op een gegeven moment zag getuige [getuige 2] een auto deels op de stoep rijden en daarbij over de voet van één van de kinderen rijden, zag dat de rest van de kinderen toen opzij sprong, zag dat de auto zonder te stoppen of af te remmen doorreed.De auto was zwart van kleur.
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:15 uur, bevond getuige [getuige 3] zich ter hoogte van de ophaalbrug. Zij zag een zwarte Mercedes haar kant opkomen, zag dat de auto haar been en haar tas schampte en zag de auto stevig doorrijden. Toen de auto over de brug was, zag getuige [getuige 3] dat de auto een meisje van de scoutingclub raakte.
Op 12 juli 2016, omstreeks 21:30 uur, liep getuige [getuige 4] over de [straatnaam] te [woonplaats] . Op een bepaald moment merkte getuige [getuige 4] dat een auto hem van achteren passeerde en daarbij zo dicht bij kwam dat hij een stap in de berm moest zetten. De auto betrof een zwarte Mercedes met het kenteken [kenteken] . Getuige [getuige 4] zag dat er een man achter het stuur van de auto zat, zag dat de bestuurder moeite had de auto recht te houden, zag dat de auto meerdere keren de berm half inreed, zag dat een tweetal personen hem tegemoet liep, zag dat deze personen ook de berm in moesten stappen en zag de auto deze personen rakelings passeren. Getuige [getuige 4] zag de auto op een bepaald moment op de [straatnaam] bij een woning staan, zag en hoorde dat het bestuurdersportier van de auto nog openstond, zag een man bij de woning staan, zag dat deze man de man was die eerder als bestuurder van de auto hem passeerde, en zag dat de man met een sleutel de woning wilde openen. Getuige [getuige 4] zag dat de man de woning in liep en direct ook weer uitliep, en zag dat de man onvast ter been was.De man was een blanke man, met blond, mogelijk geblondeerd haar, van ongeveer 50 jaar, gekleed in een korte broek.
Bij de aanhouding van verdachte is verdachte in de gelegenheid gesteld zich aan te kleden. Verdachte reikte daarbij naar een korte spijkerbroek. Op de vraag van de verbalisant aan verdachte of dit de broek was die hij net had aangehad, knikte verdachte bevestigend. Uit een broekzak van deze korte spijkerbroek haalde verdachte een zwart voorwerp, dat een Mercedes-sleutel bleek te zijn die matchte met de Mercedes met kenteken [kenteken] .
Getuige [getuige 5] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] , heeft verklaarddat verdachte sedert februari 2014 de woning aan de [adres] te [woonplaats] huurt.De Mercedes is zwart van kleur en betreft het type C180.
Getuige [getuige 6] heeft op 15 juli 2016 verklaard dat de betreffende Mercedes op zijn naam staat en dat hij deze auto al zo’n maand aan een vriend van hem had uitgeleend, genaamd [verdachte] .
bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Bij de rechtbank bestaat er, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, geen twijfel over dat verdachte degene is die de bestuurder was van de zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] . De beschrijving van de bestuurder van de auto als een persoon met een lichtgetinte huidskleur door de getuige [getuige 1] , sluit aan bij het signalement van verdachte gelet op de beschrijving van verbalisanten dat verdachte een gebruind gezicht had. Dat, zoals door de verdediging is betoogd, het ook een andere persoon kan zijn geweest die de auto bestuurde, is niet aannemelijk geworden.