ECLI:NL:RBMNE:2016:6697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
16/652058-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplichtigheid bij diefstal uit auto met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 13 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstal uit een auto. De verdachte, geboren in 1995, werd ervan beschuldigd op 28 januari 2016 in Utrecht samen met anderen goederen uit een Mercedes te hebben weggenomen door middel van braak. Tijdens de zitting op 30 augustus 2016 verscheen de verdachte in persoon, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.I. Takens. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de inbraak en op de uitkijk stond, wat duidt op medeplichtigheid. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte medeplichtig was aan de inbraak, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 50 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde algemene en bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook de reclassering van het Leger des Heils opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652058-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 28 januari 2016 te Utrecht samen met anderen goederen uit een auto heeft weggenomen door middel van braak, dan wel daaraan medeplichtig is geweest.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie achtig wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, waren die gedragingen gericht op de diefstal uit de auto door middel van braak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd - samengevat - dat het strafdossier voor het medeplegen noch voor de medeplichtigheid voldoende bewijs bevat. Om die reden heeft de verdediging om vrijspraak verzocht van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 28 januari 2016 omstreeks 02:30 uur zag [2] getuige [getuige] vanuit zijn raam 3 jongens vanuit de [straatnaam] de [straatnaam] oversteken en in de richting van de parkeerplaatsen naast de flat aan de [straatnaam] lopen. Getuige [getuige] zag de 3 jongens tussen de geparkeerde auto’s lopen, zag dat zij af en toe bleven staan en dan bij een geparkeerde auto naar binnen keken, zag jongen 3 naar een half op de stoep geparkeerde Mercedes lopen, zag dat jongen 3 iets bij het rechter achterportier deed, opeens het rechterachterportier opende en daarna ook het rechtervoorportier. Getuige [getuige] liep even weg om zijn telefoon te pakken en 112 te bellen. Toen hij terugkwam zag hij dat jongen 3 op de bijrijdersstoel van de Mercedes zat en dat er op het dashboard van de Mercedes een lichtkleurige tas lag die er voordien niet lag. Getuige [getuige] zag dat er een auto langs kwam rijden en zag dat jongen 1 en jongen 2 wegdoken. Getuige [getuige] zag vervolgens een politieauto aan komen rijden, zag dat jongen 1 en jongen 2 ineens begonnen te rennen, en dat zij links de hoek om renden over de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] .
Getuige [getuige] verstrekte de volgende signalementen:
- jongen 1: licht getinte huidskleur, zwart kort haar, zwarte jas, blauwe spijkerbroek, zwarte schoenen met opvallend witte zool;
- jongen 2: licht getinte huidskleur, zwart kort haar, licht beige/bruine jas met capuchon, zwarte broek.
Nadien heeft getuige [getuige] telefonisch verklaard dat jongen 1 en jongen 2 op ongeveer 10 meter respectievelijk op ongeveer 20 meter afstand van de Mercedes stonden. [3]
Op 28 januari 2016 omstreeks 02:33 uur kregen verbalisant [verbalisant 1] en zijn collega [verbalisant 2] het verzoek naar de [straatnaam] te gaan. Daar omstreeks 02:35 uur aangekomen, hoorde [4] verbalisant [verbalisant 1] zijn collega [verbalisant 2] zeggen dat hij 3 personen zag rennen over het gras in de richting van de [straatnaam] . Terwijl zijn collega [verbalisant 2] dat doorgaf, zag verbalisant [verbalisant 1] 1 persoon over het gras rennen, zag die persoon in de richting van de flat aan de [straatnaam] rennen, zag dat die persoon tijdens het rennen een gooiende beweging in de richting van het water maakte, waarbij sprake was van het gooien van een donker klein voorwerp. Verbalisant [verbalisant 1] heeft die persoon vervolgens aangehouden. Die persoon bleek te zijn: [medeverdachte 1] , geboren [1993] te [geboorteplaats] .
Verbalisant [verbalisant 1] beschreef het signalement van verdachte [medeverdachte 1] als volgt: jongen, Marokkaans, 170 à 175 cm, zwarte jas, grijze trui met Batman-logo, lichte spijkerbroek en bordeauxrode schoenen.
Verbalisant [verbalisant 2] zag [5] omstreeks 02.35 uur 3 personen wegrennen in de richting van de [straatnaam] en de [straatnaam] en zag dat er verder niemand op straat was. Verbalisant [verbalisant 2] zag de 3 personen tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] uit zijn zicht verdwijnen, en zag vervolgens onder een Volvo XC90, die geparkeerd stond aan de [straatnaam] , een persoon liggen. Deze persoon had een zwarte jas en een blauwe spijkerbroek aan. Verbalisant [verbalisant 2] zag en hoorde dat deze persoon buiten adem was en heeft deze persoon aangehouden. Deze persoon bleek te zijn: [medeverdachte 2] , geboren [1994] te [geboorteplaats] .
Ter hoogte van het speeltuintje tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] , op een afstand van ongeveer 15 meter van de plaats waar verdachte [medeverdachte 2] was aangehouden, trof verbalisant [verbalisant 2] een droge vuilniszak met auto-onderdelen aan. Op de [straatnaam] trof verbalisant [verbalisant 2] een zwarte Mercedes aan waarvan het scheerraam van de rechter achterzijde van het voertuig was ingeslagen, en waarvan de inbouwnavigatie van het voertuig was weggenomen.
De schoenen van verdachte [medeverdachte 2] waren zwart van kleur met een witte zool. [6]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hoorden [7] omstreeks 02:40 uur dat er twee verdachten waren aangehouden en dat de derde verdachte zich vermoedelijk bevond in het plantsoen tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] . Verbalisant [verbalisant 3] zag na 1 minuut zoeken in het water naast het plantsoen een hoofd boven het wateroppervlak uitsteken. Deze persoon is om 02:45 uur aangehouden en bleek te zijn: [verdachte] , geboren [1995] te [geboorteplaats] .
Verbalisanten beschreven het signalement van verdachte [verdachte] als volgt: man, ongeveer 20 jaar, ongeveer 1.75 meter, tenger/normaal, licht getint, zwart haar met krulletjes en opgeschoren aan zij- en achterkant, zwarte trainingsbroek, lichtbruine/beige heupjas met capuchon, zwart trainingsjack en zwarte Nike Air Max.
De zwarte Nike Air Max hadden een zwarte zool. [8]
Op 28 januari 2016 heeft [slachtoffer] aangifte [9] gedaan van diefstal uit zijn auto door middel van braak. Daarbij heeft aangever verklaard dat hij op 28 januari 2016 omstreeks 00:05 uur zijn Mercedes, type C350 Cdi, heeft geparkeerd op de [straatnaam] en de auto daarbij half op de stoep heeft geparkeerd. Omstreeks 03:30 uur zag aangever dat het scheerraampje van het rechterachterportier was ingeslagen en dat op de plaats waar de inbouwnavigatie (merk: Mercedes Benz) had gezeten alleen nog maar stekkers zichtbaar waren en dat uit de middenconsole een parfumflesje van het merk Davidoff was weggenomen.
Later heeft aangever vermeld dat er ook een autosleutel van het merk Mini Cooper uit zijn auto was weggenomen. [10]
De door verbalisant [verbalisant 2] in een vuilniszak aangetroffen auto-onderdelen, zijn door aangever herkend [11] als het inbouwnavigatiesysteem uit zijn auto.
Op 28 januari 2016 is op de [straatnaam] te Utrecht een Toyota Corolla met het kenteken [kenteken] aangetroffen. In de auto is onder meer een brief aangetroffen gericht aan [medeverdachte 1] . [12] In de maand januari 2016 is de betreffende Toyota Corala regelmatig gecontroleerd. In zes gevallen zaten verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] in de auto, en in één geval zat naast verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] ook verdachte [medeverdachte 2] in de auto. [13]
Ter terechtzitting heeft verdachte [verdachte] verklaard [14] dat hij samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Utrecht-Overvecht was aangekomen, dat zij daar met de Toyota Corolla met het kenteken [kenteken] waren gekomen en dat hij, verdachte [verdachte] , bij de fouillering na zijn aanhouding de sleutel van de Toyota in zijn zak had.
bewijsoverwegingen
Op grond van hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat de 3 jongens die getuige [getuige] op 28 januari 2016 omstreeks 02:30 zag, dezelfde personen zijn die door politie op die datum tussen omstreeks 02:35 uur en 02:45 uur zijn aangehouden, te weten voornoemde verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Gelet op de beschrijving die deze getuige heeft verstrekt van de jongens die zich op respectievelijk 10 meter en 20 meter van de opengebroken Mercedes bevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 2] , te weten de jongen met de zwarte schoenen met witte zolen, en verdachte [verdachte] , te weten de jongen met lichtbruine/beige jas met capuchon, deze jongens zijn.
Dan kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte [medeverdachte 1] de persoon is die het rechterachterraam van de Mercedes heeft ingetikt, zich daardoor de toegang tot de Mercedes heeft verschaft en vervolgens goederen uit de Mercedes heeft weggenomen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] op de uitkijk stonden een gedraging, die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht.
Het enkel op de uitkijk staan tijdens een misdrijf is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit zou volgen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking waaraan verdachte een wezenlijke bijdrage zou hebben geleverd.
Verdachte [verdachte] zal derhalve worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Voor de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid dient bij verdachte het opzet aanwezig te zijn op de inbraak in de auto en op het behulpzaam zijn daarbij. De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake was van opzet op de auto-inbraak nu dat valt af te leiden uit de feiten en omstandigheden. Het drietal ging immers midden in de nacht op pad, zij kwamen samen in Utrecht-Overvecht aanrijden, parkeerden hun auto op de [straatnaam] , liepen samen van de [straatnaam] in de richting van parkeerplaatsen naast de flat aan de [straatnaam] , liepen langs de geparkeerde auto’s, bleven zo nu en dan staan en keken dan bij een geparkeerde auto naar binnen.
Uit de waarneming van de getuige leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op de uitkijk stonden toen [medeverdachte 1] inbrak in de auto.
Hiermee is het opzet van verdachte [verdachte] op het behulpzaam zijn bij dit gronddelict gegeven. Om die reden acht de rechtbank de medeplichtigheid van verdachte bij de inbraak wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair
[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2]op
of omstreeks28 januari 2016 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
(personen
)auto (merk Mercedes, type C 350 Cdi) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Mercedes Benz) en
/ofeen flesje parfum (merk Davidoff) en
/ofeen autosleutel (van het merk Mini Cooper),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en / of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte,waarbij die [medeverdachte 1]
en / of [medeverdachte 2]zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/ hebbenverschaft en
/ ofde
/ hetweg te nemen goed
(eren
)onder zijn
/ hunbereik heeft
/ hebbengebracht door middel van braak,
verbreking en / of inklimming,bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door met die [medeverdachte 1]
en /of [medeverdachte 2]in een auto naar de plaats delict te rijden en
/of (in de nabijheid van de plaats delict
)op de uitkijk te
(gaan) staan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplichtigheid bij diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, met aftrek van het voorarrest, een werkstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen, en een voorwaardelijke ISD-maatregel, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij [instelling] .
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een auto-inbraak, waardoor hij heeft bijgedragen aan voor de gedupeerde veroorzaakte schade. Een dergelijk feit veroorzaakt - naast materiële schade - ook overlast voor de gedupeerde, zoals bijvoorbeeld het doen van aangifte en in dit geval het weer laten inbouwen van het navigatiesysteem en de reparatie aan de auto.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de justitiële documentatie van verdachte van 24 juni 2016. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens inbraken en pogingen daartoe.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming & reclassering, van 22 augustus 2016. Daarin is geadviseerd om verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij en het houden aan de aanwijzingen van de reclassering van het Leger des Heils, alsmede een behandelverplichting bij [instelling] , en het verplicht meewerken aan een dagbesteding. Namens het Leger des Heils heeft mevrouw [A] het advies nader toegelicht ter terechtzitting, waarbij zij heeft opgemerkt dat de intake en het eerste gesprek bij [instelling] al heeft plaatsgevonden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij zijn ouders woont, dat hij sinds twee maanden bij [naam werkgever] werkt gedurende 4 dagen in de week, en dat dit op basis is van een 0-uren contract. Verdachte heeft zich bereid verklaard om afspraken met het Leger des Heils na te komen en mee te werken aan een behandeling bij [instelling] .
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Gezien verdachtes strafblad komt een andere strafmodaliteit niet in aanmerking. Met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit begeleiding door de reclassering van het Leger des Heils mogelijk, inclusief de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook toepassing gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor het opleggen van de geadviseerde en gevorderde voorwaardelijke ISD-maatregel, ziet de rechtbank op dit moment, mede gelet op de aard van het gepleegde feit en het feit dat de alternatieven zoals ambulante behandeling nog tot de mogelijkheden behoren, geen aanleiding. Verdachte moet zich echter wel realiseren dat oplegging van de ISD-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke zin, in de toekomst tot de mogelijkheden blijft behoren, als hij niet werkelijk een andere weg opgaat en doorgaat met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, ook omdat de officier van justitie bij haar strafeis is uitgegaan van het primair ten laste gelegde waarvan de rechtbank verdachte zal vrijspreken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 48, 49, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van hetgeen hem primair ten laste is gelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid van het feit
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplichtigheid bij diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

Strafbaarheid van verdachte
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 50 (vijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- bepaalt dat een gedeelte, te weten
35 (vijfendertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte voor het einde van de proeftijd de navolgende voorwaarden niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasserings-toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte
* zich na zijn het onherroepelijk worden van dit vonnis binnen vijf dagen meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht. Vervolgens moet hij zich gedurende de proeftijd bij de reclassering van het Leger des Heils blijven melden zo frequent en zo lang als de reclassering van de instelling dat nodig vindt;
* zich ambulant laat behandelen bij [instelling] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft opdracht aan de reclassering van het Leger des Heils om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Ferschtman, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en A.G. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (merk Mercedes, type C 350 Cdi) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Mercedes Benz) en/of een flesje parfum (merk Davidoff) en/of een autosleutel (van het merk Mini Cooper), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 28 januari 2016 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (merk Mercedes, type C 350 Cdi) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Mercedes Benz) en/of een flesje parfum (merk Davidoff) en/of een autosleutel (van het merk Mini Cooper), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en / of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en / of [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door met die [medeverdachte 1] en /of [medeverdachte 2] in een auto naar de plaats delict te rijden en/of (in de nabijheid van de plaats delict) op de uitkijk te
(gaan) staan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2016029512 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering pagina 1 tot en met 108. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 28 januari 2016, pagina 18-20.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2016, pagina 63.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016, pagina 06-09.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016, pagina 12-13.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2016, pagina 81.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016, pagina 10-11.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2016, pagina 81.
9.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2016, pagina 21-23.
10.Het proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 29 januari 2016, pagina 64-65.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016, pagina 27.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016, pagina 28-29, in het bijzonder pagina 28.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2016, pagina 107-108.
14.Het proces-verbaal van de zitting van 30 augustus 2016.