ECLI:NL:RBMNE:2016:6696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
5303408
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na niet-nakoming van koopovereenkomst van een speedboot

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkoper van een speedboot. De koper, aangeduid als [eiser], had op 16 januari 2016 een koopovereenkomst gesloten met de verkoper, aangeduid als [gedaagde], voor de aankoop van een speedboot. De overeenkomst werd gesloten onder voorbehoud van een proefvaart en reparatie van de startmotor. Echter, de verkoper heeft de speedboot later aan een derde verkocht, waardoor hij zijn verplichtingen jegens de koper niet kon nakomen. De koper heeft de speedboot uiteindelijk van de derde gekocht voor een hogere prijs dan oorspronkelijk afgesproken met de verkoper. De koper vorderde schadevergoeding van de verkoper, bestaande uit het verschil tussen de oorspronkelijke koopprijs en de prijs die hij aan de derde had betaald, evenals bijkomende kosten zoals taxatiekosten en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter oordeelde dat er een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat de verkoper tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De rechter wees de vordering van de koper toe, waarbij de schade werd vastgesteld op € 4.350,--, plus expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De verkoper werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.288,-- aan de koper, inclusief proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5303408 UC EXPL 16-11796 PK/1097
Vonnis van 21 december 2016
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: SRK Rechtsbijstand.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding van 6 juni 2016
– het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 22 juni 2016, waarbij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt is verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, team kanton, locatie Utrecht;
– het exploot van oproeping van 21 juli 2016
– de conclusie van antwoord van 10 augustus 2016
– de conclusie van repliek van 14 september 2016
– de conclusie van dupliek van 12 oktober 2016.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 16 januari 2016 op Marktplaats.nl een speedboot SeaDoo Speedster 155PK Inboard, registratienummer [nummer], te koop aangeboden onder de vermelding
"TRAILER (is broken)"en
"Bieden vanaf € 4.750,00".
2.2.
[eiser] heeft aan [gedaagde] interesse getoond de speedboot van hem te kopen, waarbij partijen via e-mail, WhatsApp-berichten en telefoon contact met elkaar hebben gehad. [gedaagde] heeft verder aan [eiser] meegedeeld dat de startmotor defect was.
2.3.
Partijen hebben onder meer de volgende WhatsApp-berichten gewisseld:
- zaterdag 16 januari 16:29 uur: [eiser] aan [gedaagde]:
"Beste [gedaagde], onder voorbehoud van reparatie startmotor en goed bevinden (proefvaart) heb ik wel interesse voor € 4500. Ik hoor het graag!"
- [gedaagde] aan [eiser]:
"[eiser], ik denk dat je hem eerst even moet zien en voelen. Ga nu even bellen met de opslag.
Hij is van jou
Voor € 4650 en ik rep hem"
- [eiser] aan [gedaagde]:
"Deal! Wanneer zou je hem gerepareerd kunnen hebben?
Wellicht handig om nog even te bellen als je tijd hebt"
- [gedaagde] aan [eiser]:
" Ja zekers, gefeliciteerd. Wellicht kan je even mailen naar [e-mailadres]"
- zondag 17 januari 9:51 uur: [eiser] aan [gedaagde]:
"Goedemorgen; ik heb je net een mail gestuurd. Ik zou vanmiddag nog kunnen komen kijken. Mvg [eiser]"
- zondag 17 januari 11:44 uur: [eiser] aan [gedaagde]:
"Hoi [gedaagde], ik zou zo die kant willen opkomen zou je mij even kunnen bellen? Alvast bedankt!"
- [gedaagde] aan [eiser]:
"Dat gaat niet lukken. Bel met een uurtje op".
2.4.
Op 16 januari 2016 om 17:43 uur e-mailt [gedaagde] aan [eiser] onder meer:
"Reparatietijd, startmotor moet ik bestellen ga ik direct maandag achteraan/ik laat het je weten. De trailer maak ik met de eigenaar van de loods, zie ik morgen dus ik maak afspraak. Ook dat laat ik je weten".
2.5.
Op 16 januari 2016 om 18:06 uur e-mailt [gedaagde] aan [eiser] onder meer:
"Ik begrijp je antwoord echter is het ook een bevestiging van de koop. Dat wil ik dan ook graag bevestigen per mail (officieel) en uiteraard staat daarin dat ik het geld terug tsrot als het niets word, hoewel dat laatste niet het geval zal zij als je hem ziet. Laat staan er mee vaart".
2.6.
Op zondag 17 januari 2016 om 9:50 uur e-mailt [eiser] aan [gedaagde]:
"[gedaagde],
Om het gelijk maar kort te sluiten, zou ik vanmiddag vrij kunnen nemen en naar de boot kunnen komen kijken. Als dat in orde is betaal ik € 250 extra aan en de rest als de startmotor gerepareerd is. Ik zou er rond een uur of 3 kunnen zijn (wellicht iets eerder). Ik hoor het graag!".
2.7.
Op zondag 17 januari 2016 om 12:21 uur e-mailt [gedaagde] aan [eiser]:
"Beste [eiser],
We zijn inmiddels een 12 uur verder en inmiddels heeft MP(Marktplaats.nl, kantonrechter)
niet stilgestaan. Heb inmiddels een bod van 5400 euro zonder de trailer en vervangen startmotor. Eerlijk gezegd spreekt me dat erg aan want dat is voor mij niet alleen meer geld (en daar gaat het mij uiteindelijk gewoon om) maar ook minder arbeid.
Uiteraard weet ik dat je geld hebt overgemaakt en een aanbod hebt staan om extra 250 bij aan te betalen. M.a.w. jij begrijpt ook wel hoe het zit, dat zal je gezien hebben op de biedingen.
Ik laat het je weten, bij een no go worden de 250 euro (nog niet op mijn rekening) per omgaande retour gestort.
Ondanks dat het moeilijk is hoop ik dat je een beetje begrip heb voor mijn situatie nu.
[gedaagde] ".
2.8.
Op 17 januari 2016 om 12:29 uur e-mailt [eiser] aan [gedaagde]:
"Ik begrijp dat MP niet heeft stilgestaan maar we zijn wel een koopovereenkomst aangegaan. Ik heb € 250 aanbetaald zodat jij en ik zekerheid hebben dat de koop rond is (jij dat ik kom opdagen en ik dat jij hem niet verkoopt). Daarom wil ik met klem benadrukken dat je dat niet zomaar ongedaan kan maken volgens mij is dit zelfs een wettige overeenkomst.
Daarom wil ik je voorstellen dat ik zo kom kijken we de deal rond maken. Om je tegemoet te komen ben ik bereid om je € 200 extra te geven dus € 4850 wat mij zeer redelijk lijkt gezien onze eerdere afspraak ".
2.9.
Op 17 januari 2016 om 14:11 uur e-mailt [eiser] aan [gedaagde]:
"Ik vindt het een beetje jammer dat je niet even de moeite neemt om aan de telefoon te komen. Ik ga je een laatste aanbod doen van €5000 zonder reparatie van startmotor. Gezien onze overeenkomst lijkt me dat meer dan redelijk. Uiteraard ben je vrij om hier al dan niet gebruik van te maken. Als dat niet het geval is dan neem ik morgen contact met mijn rechtsbijstandsverzekering en zal ik nagaan wat mijn rechten hierin zijn".
2.10.
Op 17 januari 2016 om 14:19 uur e-mailt [gedaagde] aan [eiser]:
"Gezien je toon besloten de boot niet meer aan jou te verkopen. Ik vind het heel erg bedreigend overkomen allemaal en de toon die je zet in de laatste mail en zie ik als dreigementen van jouw zijde".
2.11.
Op 17 januari 2016 om 14:24 uur e-mailt [eiser] aan [gedaagde]:
"Het is absoluut niet de bedoeling om te dreigen (als dat zo voelt excuus) ik wil alleen duidelijk maken dat je niet zomaar eenzijdig een overeenkomst kunnen beeindigen. Daarom heb ik al een aantal malen gevraagd of je me even wilt bellen. Dus als je dat a.u.b. kunt doen graag dan kunnen we er over praten".
2.12.
Op 17 januari 2016 om 14:25 uur e-mailt [gedaagde]:
"[eiser],
Zoals eerder gemaild ik verkoop de boot niet meer aan jou".
2.13.
[gedaagde] heeft de speedboot op 23 januari 2016 voor een bedrag van € 5.400,-- verkocht aan [A], en wel met een defecte trailer en een defecte en gedemonteerde startmotor. Hij heeft de speedboot ook aan [A] geleverd.
2.14.
Op 1 maart 2016 heeft [eiser] de speedboot (met een andere trailer dan door [gedaagde] aangeboden) gekocht van [A] (volgens [eiser] wist hij op dat moment niet dat het om dezelfde speedboot ging) voor een totaalbedrag van € 9.000,--. Een door ANWB Expertisedienst op 12 april 2016 van de speedboot opgemaakt taxatierapport vermeldt onder meer dat de motor recent uit- en ingebouwd is in verband met het vervangen van de startmotor, en dat bij de speedboot een trailer merk Pega L750 bouwjaar 2007 behoort. De waarde van de speedboot is in dit rapport getaxeerd op € 9.000,-- en de waarde van de trailer op € 1.250,--, in totaal dus op € 10.250,--. [gedaagde] is bij deze taxatie aanwezig geweest.
2.15.
Bij e-mailbericht/brief van 20 april 2016 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade, ontstaan doordat hij de speedboot alsnog heeft kunnen kopen, maar dan voor een hogere prijs. Volgens de gemachtigde bedraagt de schade € 4.728,-- (€ 378,-- taxatiekosten en € 4.350,-- verschil aankoopprijs). Zij verzoekt [gedaagde] dit bedrag voor 27 april 2016 te betalen, bij gebreke waarvan aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
€ 4.350,-- ter zake van de hoofdsom;
€ 21,05 ter zake van wettelijke handelsrente over de periode 10 maart 2016 tot 10 mei 2016, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 mei 2016 tot de datum van het vonnis;
€ 378,-- ter zake van expertisekosten;
€ 560,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
de proceskosten en het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis is betaald.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben een rechtsgeldige koopovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] verplicht was de speedboot aan [eiser] te leveren. Hij is deze verplichting niet nagekomen. Omdat nakoming door de levering van de speedboot aan een derde inmiddels blijvend onmogelijk is geworden heeft [eiser] recht op vervangende schadevergoeding. Die schadevergoeding bestaat uit het verschil in de oorspronkelijke koopsom en de latere koopsom.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de hierboven weergegeven contacten tussen partijen dat op zaterdag 16 januari 2016 een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, waarbij [gedaagde] zich verplichtte de speedboot met gerepareerde startmotor en trailer aan [eiser] te leveren voor een bedrag van € 4.650,--. Dit blijkt met name uit het e-mailbericht van [gedaagde] aan [eiser] van 16 januari 2016 om 17:43 uur en uit de WhatsApp-conversatie van zaterdag 16 januari 2016. [gedaagde] heeft het tot stand komen van de koopovereenkomst ook niet (duidelijk) betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is er aldus een koopovereenkomst tot stand gekomen, onder het voorbehoud dat de inspectie (proefvaart) voor [eiser] naar tevredenheid zou verlopen.
[gedaagde] stelt in dat verband dat
"het nog maar de vraag (is)"of [eiser] de speedboot ook na de inspectie nog wilde kopen. Hij verwijst daartoe naar zijn WhatsApp-bericht van 16 januari 2016, waarin hij schrijft:
"[eiser], ik denk dat je hem eerst even zien en voelen".[eiser] wijst erop dat echter ook [gedaagde] ervan uitging dat de inspectie er niet toe zou leiden dat hij de boot niet zou willen afnemen, waartoe hij verwijst naar het e-mailbericht van [gedaagde] van 16 januari om 18:06 uur, waarin deze schrijft dat hij het geld zal terugstorten
"als het niets word, hoewel dat laatste niet het geval zal zij als je hem ziet. Laat staan er mee vaart".De kantonrechter leidt hieruit af dat [eiser] er zelf ook van uitging dat het voorbehoud niet door [eiser] zou worden ingeroepen, en de koop dus definitief doorgang zou vinden. Ook de kantonrechter gaat daarvan uit. Indien [gedaagde] had willen betogen dat [eiser] naar alle waarschijnlijkheid een beroep zou hebben gedaan op het voorbehoud met betrekking tot inspectie had [gedaagde] dat beroep concreter moeten onderbouwen. De enkele stelling dat het nog maar de vraag is of de koop definitief doorgang zou vinden is daarvoor te vaag, zeker nu uit zijn e-mailberichten blijkt dat hij er zelf van uitging dat de inspectie geen problemen zou opleveren. Ook het feit dat [eiser] de speedboot later alsnog heeft gekocht vormt een aanwijzing dat hij tegenover [gedaagde] geen beroep zou hebben gedaan op het voorbehoud met betrekking tot een gunstige afloop van de inspectie.
4.2.
Bij conclusie van antwoord beroept [gedaagde] zich er voorts op dat de sfeer tussen partijen na het bereiken van overeenstemming over de koopsom veranderde, dat [gedaagde] hem in telefoongesprekken en voicemailberichten heeft bedreigd, en dat hij daarom de speedboot niet meer aan [eiser] wilde verkopen. Volgens [gedaagde] hebben die bedreigingen plaatsgevonden vóór 17 januari 2016. Hij verwijst daartoe naar de overgelegde e‑mailberichten, en meer specifiek naar het e-mailbericht van [eiser] van 17 januari 2016 om 14:24 uur, waarin deze excuses maakt. Bij conclusie van repliek heeft [eiser] ontkend dat hij [gedaagde] op enig moment zou hebben bedreigd. Voorts betwist [eiser] dat eventuele bedreigingen vóór 17 januari 2016 zouden hebben plaatsgevonden.
Eerst bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] een nadere concrete onderbouwing gegeven van de bedreigingen: als het moest zwaaide er wat voor hem ([gedaagde]) en hij ([eiser]) zou wel even op het bij hem bekende adres van [gedaagde] langskomen. Verder stelt [gedaagde] dat uit de door [eiser] bij repliek overgelegde telefoonspecificatie blijkt dat [eiser] hem op 16 januari 2016 driemaal heeft gebeld en op 17 januari 2016 zesmaal. Volgens [gedaagde] is het niet normaal om in 2 dagen negenmaal met iemand te bellen, en was er geen sprake van normaal telefooncontact.
4.3.
In het voorgaande is reeds vastgesteld dat tussen partijen een definitieve koopovereenkomst is tot stand gekomen. Naar de kantonrechter begrijpt stelt [gedaagde] dat [eiser] vervolgens bedreigingen heeft geuit van dien aard, dat van hem niet meer verwacht mag worden dat hij zijn verplichtingen uit de overeenkomst nakomt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit laatste slechts het geval zijn i) indien [eiser] inderdaad bedreigingen heeft geuit en ii) indien deze bedreigingen zodanig ernstig van aard zijn geweest dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] nakoming van [gedaagde] verlangt. [gedaagde] heeft aard en ernst van de bedreigingen echter onvoldoende feitelijk onderbouwd. Na het verweer van [eiser] bij conclusie van repliek had het op zijn weg gelegen duidelijk aan te geven welke bedreigingen precies volgens hem zijn geuit. Het had te meer op de weg van [gedaagde] gelegen nadere details te verstrekken, omdat hij in zijn e-mailbericht van 17 januari 2019 slechts verwijst naar de toon van [eiser] in dienst laatste e-mail, en niet naar telefoongesprekken of voicemailberichten. In het e‑mailbericht van 17 januari 2016 is geen (enkele) bedreiging te lezen. [eiser] verhoogt zelfs zijn bod (€ 5.000,-- zonder reparatie van de startmotor). Bij deze stand van zaken had [gedaagde] tevens aanstonds een bewijsaanbod behoren te doen. De enkele omstandigheid dat [eiser] excuus maakt voor het geval [gedaagde] zich bedreigd heeft gevoeld houdt geen erkenning van bedreiging in.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] zich niet op de door hem gestelde bedreigingen van [eiser] kan beroepen. Dit betekent dat hij jegens [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, en dat deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Nu nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] blijvend onmogelijk is geworden omdat hij de speedboot aan [A] heeft verkocht, is hij gehouden de schade die [eiser] daardoor lijdt aan hem te vergoeden.
4.5.
De schade van [eiser] bestaat onder meer uit het bedrag dat nodig is om hem in een vergelijkbare positie te brengen als in het geval [gedaagde] de speedboot met gerepareerde startmotor en inclusief een gerepareerde trailer voor € 4.650,-- geleverd zou hebben. Gelet op de omstandigheden van het geval ligt het voor de hand hierbij aansluiting te zoeken bij de omstandigheid dat [eiser] (al dan niet toevallig) dezelfde speedboot alsnog geleverd heeft kunnen krijgen op grond van een met [A] gesloten koopovereenkomst. De schade bestaat dan uit het verschil tussen de koopprijs die hij aan [gedaagde] zou hebben betaald en de koopprijs die hij aan [A] heeft betaald, tenzij deze laatste koopsom meer bedraagt dan de waarde van de speedboot met gerepareerde startmotor en trailer. Uit het taxatierapport blijkt dat de waarde van de speedboot op 12 april 2016, dus kort na de weigering van [gedaagde] om speedboot te leveren, met gerepareerde startmotor en zonder trailer € 9.000,-- bedroeg, en inclusief trailer € 10.250,--. Deze bedragen kunnen dus als uitgangspunt worden genomen.
4.6.
Met betrekking tot de berekening van de schade stelt [gedaagde] onder meer dat het causale verband ontbreekt: de koop door [eiser] van de speedboot van [A] heeft niets te maken met de poging van [eiser] om de speedboot van [gedaagde] te kopen. Gelet op de voorgaande overwegingen treft dit (overigens niet erg uitgewerkte) verweer geen doel.
4.7.
[gedaagde] stelt verder dat de prijs die [eiser] aan [A] heeft moeten betalen verhoogd is vanwege het feit dat er een koper
"tussen heeft gezeten". Ook dit verweer gaat niet op, omdat uit het taxatierapport blijkt dat [eiser] de boot voor een redelijke prijs (ruim onder de taxatiewaarde, dus in ieder geval niet te duur) van [A] heeft gekocht.
4.8.
[gedaagde] beroept zich er ook nog op dat het de keuze van [eiser] is geweest om een veel duurdere speedboot te kopen. Hij had ook een speedboot kunnen kopen rond de vraagprijs die [gedaagde] destijds vroeg. Voor de gevolgen van die keuze van [eiser] acht [gedaagde] zich niet aansprakelijk.
Gelet op het hierboven omschreven uitgangspunt voor de berekening van de schade gaat ook dit verweer niet op.
4.9.
Bij conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat de door [A] geleverde speedboot qua specificaties afwijkt van de door [gedaagde] te koop aangeboden speedboot. Hij verwijst daartoe naar een e-mailbericht van zijn gemachtigde van 22 april 2016 aan de gemachtigde van [eiser], waarin is vermeld dat het staartstuk er af is geweest, dat er een andere schroef is aangebracht, dat de boot met een andere trailer geleverd is en dat er andere speakers in de boot zijn gemonteerd.
4.10.
Bij conclusie van repliek (onder 12) brengt [eiser] hiertegen in dat het enige dat inmiddels aan speedboot veranderd is de vervanging van de speakers is, en dat hij die zelf bekostigd heeft. [gedaagde] is hierop niet nader ingegaan, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat geen wijzigingen door [A] aan de speedboot zijn aangebracht. Dat de motor in- en uitgebouwd is geweest teneinde de startmotor te kunnen vervangen dient buiten beschouwing te blijven, omdat [gedaagde] zich verbonden had de speedboot met gerepareerde startmotor te leveren.
4.11.
[gedaagde] heeft er ook op gewezen dat de boot door [A] met een andere trailer is geleverd. Voor zover hij daarmee bedoeld heeft dat die trailer meer waard was dan de trailer die hij na reparatie aan [eiser] had moeten leveren en dat deze omstandigheid bij de berekening van de schade moet worden betrokken, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. [gedaagde] heeft hieromtrent immers niets gesteld, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Hij beschikte ook over de benodigde gegevens (de gegevens van de door [A] geleverde trailer stonden in het taxatierapport en hij is bij de taxatie aanwezig geweest).
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat de door [eiser] ten gevolge van het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde] schade heeft geleden van € 9.000,-- - € 4.650,-- = € 4.350,--.
4.13.
[gedaagde] heeft tegen de gevorderde expertisekosten geen verweer gevoerd. Nu deze kosten naar het oordeel van de kantonrechter redelijk zijn en in redelijkheid konden worden gemaakt zijn deze toewijsbaar, en wel tot het gevorderde bedrag van € 378,--.
4.14.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 560, komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.15.
De gevorderde rente van € 21,05 is niet toewijsbaar, nu [eiser] stelt dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is terwijl geen sprake is van een handelsovereenkomst. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal daarom worden toegewezen, en wel vanaf de gevorderde datum van 10 maart 2016 tot de voldoening.
Slotsom
4.16.
[gedaagde] zal worden veroordeeld om aan [eiser] te betalen
€ 4.350,-- + € 378,-- + € 560,-- = € 5.288,.
4.17.
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op:
  • dagvaarding € 96,02
  • vast recht € 223,--
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 819,02.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 5.288, met de wettelijke rente over € 4.350,-- vanaf 10 maart 2016 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 819,02 (waarin begrepen € 500,-- aan salaris gemachtigde), te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100, aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 december 2016.