Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
Rechtbank Midden-Nederland
In een kort geding dat op 14 december 2016 werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de Utrechtse vastgoedeigenaar geen gelijk gekregen in zijn vorderingen om huurders uit hun woningen te zetten. De vastgoedeigenaar had de huurders aangeklaagd omdat zij volgens hem in strijd met de huurovereenkomst de woning kamersgewijs bewoonden. De gemeente Utrecht had eerder een dwangsom opgelegd aan de vastgoedeigenaar wegens illegale kamerverhuur, waarvoor hij geen vergunning had verkregen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2016 zijn de argumenten van beide partijen besproken. De kantonrechter heeft in verkorte vonnissen geoordeeld dat de vorderingen van de vastgoedeigenaar niet konden worden toegewezen. De rechter heeft de huurders in hun recht bevestigd en de vorderingen van de vastgoedeigenaar afgewezen. Tevens is de vastgoedeigenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de huurders, die zijn begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
De rechter heeft meegedeeld dat de nadere schriftelijke motivering van het vonnis uiterlijk op 21 december 2016 zal volgen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.A. van Steenbeek, die de zaak heeft behandeld.