ECLI:NL:RBMNE:2016:6636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
16/659222-16 + 05/129842-14 (tul) + 05/841132-14 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling van zijn zwangere vriendin en bedreiging van hun ongeboren kind

Op 12 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 30-jarige man veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het zwaar mishandelen van zijn zwangere vriendin en het bedreigen van hun ongeboren kind. De man heeft zijn vriendin, die 27 weken zwanger was, meerdere keren met de dood bedreigd en haar zwaar mishandeld. Tijdens een incident in Duisburg, Duitsland, heeft hij haar in de buik geschopt en geprobeerd haar keel dicht te knijpen, wat levensbedreigende complicaties voor zowel de vrouw als het ongeboren kind had kunnen veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de man, die illegaal in Nederland verbleef en niet meewerkte aan psychologisch onderzoek, geen reden had om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank legde ook een contactverbod op met de moeder en het inmiddels geboren kindje. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de vrouw op 23 februari 2016, waarin zij de mishandelingen en bedreigingen beschreef. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en medische rapporten die de mishandeling bevestigden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659222-16 + 05/129842-14 (tul) + 05/841132-14 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Soedan),
thans gedetineerd te PI / Huis van Bewaring Ter Apel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging, zoals nadien gewijzigd, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag, althans zware mishandeling van een ongeboren kind, en aan bedreiging van aangeefster en haar ongeboren kind met een misdrijf tegen het leven gericht
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, althans mishandeling van aangeefster
feit 3: in strijd met een inreisverbod verblijf had in Nederland.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, bij een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde geen straf op te leggen, en afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 23 februari 2016 aangifte gedaan tegen verdachte. [2] Zij was toen ongeveer 27 weken zwanger van hun kind.
Zij verklaart dat zij verdachte sinds december 2015, na hun terugkeer naar Nederland, meerdere malen tegen haar hoorde zeggen dat hij haar en hun ongeboren kind wilde doodmaken.
Zij verklaart dat verdachte haar op 19 februari 2016, tijdens hun verblijf in Duisburg (Duitsland), na een meningsverschil over een tablet naar achteren duwde, waardoor zij ruggelings op het bed viel.
Zij zag en voelde dat verdachte haar met een hand bij haar keel pakte en met kracht haar keel dichtkneep. Zij zag en voelde dat verdachte met zijn andere hand haar neus en mond dichthield waardoor zij bijna geen lucht meer kreeg en in paniek raakte. [3]
Nadat verdachte aangeefster had losgelaten, zij zich van hem had verwijderd en vervolgens op haar rechterzij op de vloer was gevallen, zag en voelde aangeefster dat verdachte haar opzettelijk hard in haar buik schopte, en vervolgens nog een aantal keren in haar buik trapte. Zij voelde dat verdachte dit meer dan vier keer deed. Terwijl aangeefster op haar rug lag, zag zij dat verdachte op de wasmachine steunde en opzettelijk met beide blote voeten op haar buik ging staan. [4]
Aangeefster heeft contact opgenomen met de verloskundige omdat zij pijn in haar buik voelde. Alles is gecontroleerd in het ziekenhuis en alles bleek goed te zijn met de baby. Aangeefster moest wel een dag in het ziekenhuis blijven ter observatie. Zij verklaart dat zij diverse blauwe plekken op en rondom haar buik en lichaam had. Aangeefster verklaart dat de geluiden tijdens de mishandeling zijn opgenomen door een tablet. [5]
Getuige [getuige] verklaart dat hij verdachte op 16 december 2015 hoorde zeggen dat verdachte het kind waarvan aangeefster zwanger was nooit had gewild. Getuige zag verdachte op zijn knieën zakken en Allah aanroepen iets te laten gebeuren met aangeefster en het ongeboren kind zodat hij weer zijn leven kon leiden. [6] Een verslag van wat er op die dag rondom dit feit is voorgevallen is vastgelegd in een e-mailbericht van 17 december 2015. [7]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart na het uitluisteren van een geluidsfragment op de tablet te horen dat een vrouw schreeuwde en huilde, en dat hij haar hoorde uitroepen: “Laat me los!”, “Ga van me af!”, “Au, au, hou op, hou op!”, “Je hebt mijn kind vermoord! Hij leeft niet meer!” en enige tijd later op een rustige toon: “Je stond op mijn buik, ik voel je voet. We moeten naar het ziekenhuis, je hebt op mijn buik gestaan.”, waarna een man hierop reageerde door te zeggen: “Nee, ik stond op je borst, geloof me.”. [8]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart de stemmen van de vrouw en de man op het geluidsfragment te herkennen als die van aangeefster en verdachte. [9]
Verbalisant [verbalisant 3] hoort gynaecologe [gynaecologe] , verbonden aan het Hofpoort ziekenhuis, verklaren dat aangeefster zich op 20 februari 2016 bij hen had gemeld, en dat toen bij medisch onderzoek bloeduitstortingen op beide armen, op het linker- en rechteronderbeen, in de flanken van het lichaam en op de buik van aangeefster zijn waargenomen. [10]
Forensisch arts B.F.L. Oude Grotebevelsborg verklaart op basis van medische gegevens afkomstig van het Helios Klinikum te Duisburg, van de afdeling gynaecologie van het Hofpoort ziekenhuis te Woerden en van een verloskundigenpraktijk, dat:
- er bij aangeefster op het beschikbare fotomateriaal paarse verkleuringen zichtbaar waren aan de voorzijde op beide heupkammen, aan de voorzijde van het rechterbovenbeen, op het rechterscheenbeen en aan de buigzijde van beide onderarmen, passend bij bloeduitstortingen die kunnen worden opgelopen door de inwerking van herhaald botsend en/of samendrukkend geweld op die desbetreffende lichaamsdelen,
- in de nek puntbloedinkjes werden aangetroffen en circa 7 onscherp begrensde bruine tot bruingele verkleuringen op een niet nader te identificeren huidgebied zijn waargenomen, die, als deze zich in de hals hebben bevonden, passend zijn bij de beschreven toedracht van samendrukkend geweld op de hals,
- het aantreffen van de verwondingen, zoals zichtbaar op het fotomateriaal, waarschijnlijker onder een hypothese dat deze op of omstreeks 20 februari 2016 zijn opgelopen dan onder de hypothese dat deze enige tijd (dagen) vóór 19 februari 2016 waren opgelopen,
- gezien hun aard, veelvormigheid, locatie en verspreiding over het lichaam deze letsels veel meer passend zijn bij door een ander toegebracht letsel dan bij zichzelf toegebracht letsel,
- de letsels, behoudens die aan het scheenbeen en de elleboog, zich bevonden op locaties waarop iemand niet gemakkelijk valt of zich aan stoot, en ten slotte dat
- door botsende en samendrukkende geweldsinwerkingen op de buik van een zwangere vrouw complicaties kunnen optreden, zoals het geheel of gedeeltelijk loslaten van de moederkoek met al dan niet levensbedreigend bloedverlies tot gevolg, en dat door het samendrukkend geweld op de hals voor zowel de zwangere vrouw als het ongeboren kind al dan niet levensbedreigende verstikking kan optreden. [11]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zich op 19 februari 2016 schuldig heeft gemaakt aan handelingen die in het licht van de eerder door hem geuite bedreigingen te duiden zijn als verricht met het opzet op doodslag van het ongeboren kind en tevens op zware mishandeling van aangeefster.
Het aan verdachte tenlastegelegde acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit, voor zover de rechtbank deze bewezen acht, heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
-
De beschikking van 21 augustus 2012, waarbij is ongegrond verklaard het bezwaar van verdachte gericht tegen de uitvaardiging jegens hem van een inreisverbod voor de duur van 10 jaar, met gelijktijdige opheffing van de eerdere ongewenst-verklaring [12]
-
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [13]
-
De aangifte van [slachtoffer] [14]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 19 februari 2016 te Duisburg (Duitsland) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk het ongeboren kind van [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen (hard/met kracht) in/tegen de buik van [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en op de buik van die [slachtoffer] is gaan
staan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
en
in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 19 februari 2016 in
Nederland meermalen [slachtoffer] en haar ongeboren kind heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij telkens opzettelijk tegen die [slachtoffer] gezegd – zakelijk weergegeven - dat hij haar en hun kind dood wilde maken;
2.
op 19 februari 2016 te Duisburg (Duitsland) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel heeft vastgepakt en (met kracht) die keel heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden en (op datzelfde moment) de neus en de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgehouden en die [slachtoffer]
meermalen (met kracht) in/tegen de buik heeft geschopt/getrapt en op de buik van die [slachtoffer] is gaan staan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 1 maart 2016 te Woerden of te Apeldoorn of elders in Nederland, meermalen, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: poging doodslag en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 2: poging zware mishandeling
feit 3: als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en onder het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en haar kind, en met gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en van de vorderingen tenuitvoerlegging.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Wel is gewezen op de schrijnende omstandigheden waarin verdachte verkeert, met name gelegen in zijn uitzichtloze positie als illegaal vreemdeling.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een langere periode en meerdere malen zijn vriendin en hun nog ongeboren kind bedreigd met de dood, haar mishandeld en toen aangeefster ongeveer 27 weken zwanger was, daadwerkelijk geprobeerd dat levensvatbare kind van het leven te beroven. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten, omdat daarmee de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers in ernstige mate wordt geschonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij zich door de mishandelingen en bedreigingen angstig voelt en dat zij nog steeds de emotionele gevolgen hiervan ondervindt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
In het reclasseringsadvies van 13 juni 2016 is geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een contactverbod ten aanzien van aangeefster.
Hoewel er ernstige zorgen bestaan over de psychische ontwikkeling en denkpatronen van verdachte heeft onderzoek naar een eventuele psychopathologie, onder andere door het Pieter Baan Centrum, niet geleid tot meer inzicht daarin bij gebrek aan medewerking van verdachte. Maar ook bij vaststelling daarvan acht de reclassering de uitvoering van een behandeltraject feitelijk onmogelijk vanwege genoemde status.
Gelet op het voorgaande en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal daarbij een contactverbod opleggen met zowel [slachtoffer] als [A] .

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.500,- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, en wijst de vordering tot dat bedrag toe. Tegenover het gemotiveerde verweer dat aan het trauma meerdere oorzaken dan alleen dit feit ten grondslag liggen, is een nadere onderbouwing van de vordering achterwege gebleven. In het restant van deze vordering is de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk.
Nu thans niet is gebleken van een voldoende causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de materiële schade komt de rechtbank tot eenzelfde oordeel ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
De benadeelde partij kan de vordering voor dat restant en die schade bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd. Over de toegewezen schadevergoeding zal voorts door de verdachte wettelijke rente vanaf 19 februari 2016 moeten worden betaald.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 16 maart 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 05/129842-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 16 maart 2015 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 7 april 2015 aan verdachte is gedaan.
Bij de stukken bevindt zich tevens de op 22 maart 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 05/841132-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 september 2015 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een respectieve gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en 1 week, met bevel dat deze straffen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 1 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 1 oktober 2015 aan verdachte is gedaan.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straffen te gelasten, waarbij de rechtbank de veroordeling tot een respectieve gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en 1 week zal lezen (in het voordeel van verdachte) als een veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 45, 57,197, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: poging doodslag en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 2: poging zware mishandeling
feit 3: als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
Bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
3. verboden wordt contact te (laten) leggen met [slachtoffer] en [A] .
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag van € 1.500,- aan [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [slachtoffer] voor het restant niet-ontvankelijk in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd voor zover hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vorderingen tenuitvoerlegging (05/129842-14 en 05/841132-14)
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemde vonnissen van 16 maart 2015 en 8 september 2015 van de politierechter opgelegde voorwaardelijke straffen, te weten respectievelijk een gevangenisstraf van 1 maand en een gevangenisstraf van 5 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. M.S. Koppert en L.E. Verschoor-Bergsma, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Duisberg (Duitsland) ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk het ongeboren kind
van [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (hard/met kracht) in/tegen de buik van de [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of (hard/met kracht) op de buik van die [slachtoffer] is gaan
staan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 19 februari 2016 in
Nederland en/of in Duitsland meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] en/of
haar ongeboren kind heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft hij (telkens) opzettelijk tegen die [slachtoffer] gezegd - zakelijk
weergegeven - dat hij haar en/of haar/hun kind dood wilde maken, althans
woorden van soortgelijke aard en /of strekking;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Duisburg (Duitsland) ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met
kracht) bij haar keel heeft vastgepakt en/of (met kracht) die keel heeft
dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of (op datzelfde moment)
de neus en/of de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgehouden en/of die Van
Koert meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen de buik heeft
geschopt/getrapt en/of (met kracht) op de buik van die [slachtoffer] is gaan
staan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Duisburg (Duitsland) opzettelijk (zijn
echtgenoot/levensgezel) [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] (met
kracht) bij haar keel vast te pakken en/of (met kracht) die keel dicht te
knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of (op datzelfde moment) de neus
en/of de mond van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen de buik te schoppen/trappen
en/of (met kracht) op de buik van die [slachtoffer] te gaan staan, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 1 maart 2016
te Woerden en/of te Apeldoorn en/of elders in Nederland, in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal, als vreemdeling heeft verbleven,
terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van de op
artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig
wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard en/of tegen
hem een inreisverbod is uitgevaardigd
art 197 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2016054910 en het raadkamerproces-verbaal met 9 bijlagen bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 9
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 11
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 12
5.Proces-verbaal van aangifte, blz. 13
6.Proces-verbaal van verhoor, blz. 32
7.Schriftelijk bescheid, namelijk verslag van gebeurtenissen opgemaakt door getuige [getuige] en behorend bij het proces-verbaal van verhoor van deze getuige, blz. 29 en 30
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 39
9.Bijlage I van het raadkamerproces-verbaal
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 35
11.Schriftelijk bescheid, namelijk rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 31 mei 2016, opgemaakt door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, met fotobijlage.
12.Bijlage VII van het raadkamerproces-verbaal
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, blz. 58
14.Proces-verbaal van aangifte, blz. 10 en 11