ECLI:NL:RBMNE:2016:6545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
C/16/425456 / KG ZA 16-809
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanbestedingsprocedure en schending van gelijkheids- en transparantiebeginsel

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2016 uitspraak gedaan over een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: [eiseres]) en twee gedaagden, waaronder een commanditaire vennootschap en een andere besloten vennootschap. De zaak betreft een private aanbesteding voor de ontwikkeling van woningen in een specifiek deelgebied, waarbij [eiseres] zich benadeeld voelde door de onduidelijkheid in de opdrachtspecificaties en de gunningscriteria. De procedure is gestart na een gunningsbeslissing van de gedaagden, waarbij [eiseres] en een derde partij, Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V. (hierna: BNO), inschrijvingen hadden gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgde procedure in strijd was met de beginselen van gelijkheid en transparantie, omdat de opdrachtspecificaties onduidelijk waren en niet op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze waren geformuleerd. Dit leidde tot verschillende interpretaties van de eisen door de inschrijvers, wat de mogelijkheid van gelijke behandeling in gevaar bracht. De rechter heeft de gedaagden verboden om op basis van de voorlopige gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de opdracht en heeft hen opgedragen een nieuwe meervoudig onderhandse aanbesteding uit te schrijven, waarbij de fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht in acht moeten worden genomen. De vorderingen van BNO als tussenkomende partij zijn afgewezen, en de gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/425456 / KG ZA 16-809
Vonnis in kort geding van 7 december 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. drs. M. Straatman te Rotterdam,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde sub 1] C.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaten mr. C.J.M. Weebers-Vrenken en mr. A.J.L. Claassen te Eindhoven,
in welke zaak wenst tussen te komen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging,
advocaat mr. A.E. Broesterhuizen te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagden] (gedaagden sub 1 en 2 gezamenlijk) en BNO worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 oktober 2016;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging van BNO;
- de producties van de zijde van [eiseres] ;
- de producties van de zijde van [gedaagden] ;
- de producties van de zijde van BNO;
- de mondelinge behandeling van 23 november 2016;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van [gedaagden] ;
- de pleitnota van BNO.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het incident

2.1.
BNO vordert primair BNO toe te staan tussen te komen in het kort geding tussen [eiseres] en [gedaagden] en subsidiair BNO toe te staan zich te voegen aan de zijde van [gedaagden] in dit kort geding, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
2.2.
[eiseres] en [gedaagden] hebben tegen de vordering in het incident geen verweer gevoerd.
2.3.
De primaire incidentele vordering van BNO strekkende tot tussenkomst in het geding tussen [eiseres] en [gedaagden] is op de wet gegrond. BNO heeft bij haar vordering tot tussenkomst voldoende belang. [eiseres] en [gedaagden] hebben ter zitting te kennen gegeven tegen deze incidentele vordering geen bezwaar te hebben. Deze vordering zal daarom worden toegewezen en BNO wordt toegelaten als tussenkomende partij. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij haar eigen kosten in het incident zal hebben te dragen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde sub 1] C.V. is een commanditaire vennootschap tussen de gemeente Utrecht en een aantal marktpartijen, te weten Ballast Nedam, [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . De gemeente Utrecht en de gezamenlijke marktpartijen nemen elk voor 48% deel in het kapitaal van de commanditaire vennootschap. De resterende 4% van het kapitaal van de commanditaire vennootschap wordt gehouden door de beherend vennoot [gedaagde sub 2] B.V. Van deze besloten vennootschap bezit de gemeente Utrecht 50% van de aandelen en de gezamenlijke marktpartijen de andere 50%.
3.2.
[gedaagden] heeft op 3 juni 2016 een document opgesteld, genaamd ‘Tender [deelgebied] ’ (hierna: het Tenderdocument). Hierin wordt onder meer het volgende vermeld:

Inleiding
Door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders [locatie X] is op 20 april besloten tot het gedeeltelijk omzetten van de locatie voor vrije kavels in deelplan [deelgebied] naar een aantal projectmatige kavels en een vijftal vrije kavels. Voor de ontwikkeling van de projectmatige woningbouw is conform de Samenwerkingsovereenkomst [locatie X] artikel 25.4 in eerste aanleg aan de orde het aanbieden van het programma aan de aandeelhouders markt. Na onderling overleg tussen deze aandeelhouders is besloten dat in de eerste ronde aan [bedrijf 2] en BNO de gelegenheid wordt geboden om een passend voorstel te doen aan de [gedaagden] (zie onder uitgangspunten). Mochten beide partijen niet voldoen aan de gestelde eisen dan kan [bedrijf 3] een voorstel doen. Mocht [bedrijf 3] daarvan afzien, dan wel niet aan de gestelde eisen kunnen voldoen dat zal de [gedaagden] de locatie aan de markt aanbieden in de vorm van een onderhandse tender met 3 tot 5 partijen.
(…)
Doel van de tender
De tender heeft tot doel een partij te selecteren voor de realisatie van projectmatige woningen in het deelgebied [deelgebied] in [locatie X] gelegen aan de [straatnaam] en de [straatnaam] .
(…)
Uitgangspunten
1. Voor het deelplan [deelgebied] is in 2012 een stedenbouwkundig plan vastgesteld. Daarin zijn tevens de eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit voor dit deelplan en derhalve ook voor de onderhavige locatie opgenomen (bijlage 1).
2. Door Bureau [naam bureau] is in opdracht van de [gedaagde sub 1] een proefverkaveling gemaakt (bijlage 2). De daarin opgenomen rooilijnen zijn maatgevend. De locaties en omvang van de in deze verkaveling opgenomen vrije kavels zijn uitgangspunt.
(…)
Tussentijds overleg
De [gedaagden] biedt de mogelijkheid om tussentijds bilateraal vertrouwelijk overleg te voeren. Deelnemers kunnen daartoe contact opnemen met [A] (…)”
3.3.
De locatie aan de [straatnaam] en de [straatnaam] die onderwerp is van deze tender, is een deelgebied van het deelplan [deelgebied] van het plangebied [locatie X] . [locatie X] is een deelplan van de Vinex-locatie [naam Vinex-locatie] .
3.4.
Het stedenbouwkundig plan, waarnaar in het Tenderdocument wordt verwezen, betreft het Definitief Ontwerp van bureau [naam bureau] d.d. 1 februari 2012 (hierna: het DOSP). Het DOSP is niet geschreven voor het deelgebied waarop deze tender ziet.
3.5.
Het DOSP vermeldt onder meer het volgende:
Pagina 7:
“Ruimtelijke opzet
In de ruimtelijke opzet is zoveel mogelijk aansluiting gezocht naar een continuering van het reeds gerealiseerde deel van het stedenbouwkundig plan. Met name het karakter van de wijk dient hierbij in ogen schouw te worden genomen. (…)
Ruimtelijk beeld
Ook het ruimtelijk beeld van het dorpse karakter is een voortzetting van het bestaand stedenbouwkundig plan. (…) Om deze kwaliteit goed te benutten wordt de overgang openbaar-privé geregisseerd middels veranda’s. (…) De zuidzijde van de blokken vormt een voorname voorgevel richting de laan. Hier worden de woonblokken dan ook gesloten door een laag accent.”
Pagina 8:
“Dit lage accent hoeft niet zoals in het vorige stedenbouwkundige plan een volwaardige patiowoningen te zijn. Maar hier worden wel representatieve verblijfsgebieden achter de gevel verwacht. (…)”
Pagina 25:
“Openbaar-privé
De overgang van openbaar naar privé wordt zo sterk mogelijk geregisseerd. Bij de grondgebonden woningen is dit, waar aangegeven, al voorzien door het gebruik van de veranda’s. (…)”
Pagina 31:
“Beeldkwaliteit
Het beeldkwaliteitsplan is opgesteld naar aanleiding van 7 heldere regels:
(…)
3. overgang openbaar privé
veranda
(…)
5. strikte materialisatie
oranje rode baksteen
(…)”
Pagina 35 en 37:
“BKP blok 1 t/m 4
Om de diversiteit van openbare ruimte mogelijk te maken, worden de woonblokken strikt gematerialiseerd conform de reeds gerealiseerde woonblokken. Het beeldkwaliteitsplan is gebaseerd op zeven spelregels. Dit zorgt voor een sterke samenhang in de architectuur, maar voorzien tevens in het dorpse, individuele karakter dat wordt gewenst
(…)
3. Overgang
openbaar privé. Om de groene autoluwe zones een levendig karakter te geven, wordt de overgang openbaar privé hier middels veranda’s georganiseerd. De voorgevels (voorkant veranda) staan op de rooilijn, de erfafscheiding, en de veranda’s zijn 1,5 tot 2 meter diep.
De veranda’s zijn anders gematerialiseerd dan de hoofdmassa van de woningen. Dit geldt voor de kolommen en de balustrades. De vormgeving van de veranda’s kent een beperking: de twee randen, de dakrand en de verandadakrand, komen niet beiden voor. Wanneer deze beide voor zouden komen, wordt de bloklengte alleen maar benadrukt.
(…)
4. De
hoofdmassavan de woonblokken is half open. Aan de noordzijde zijn ze open en sluiten daarmee goed aan op de groen context. Aan de zuidzijde worden ze gesloten om een goede voorgevel te creëren naar de laan toe. Dit wordt gedaan middels een laag accent zodanig dat de woningen duidelijk één geheel vormen om het parkeehof heen. Dit lage accent dient zoals in de ruimtelijke opzet is omschreven gedeeltelijke verblijfsgebieden aan de zuidgevel te hebben. De locatie van deze bijzondere hoekoplossingen is op pagina 40 gegeven.
De gewenste individualiteit van de woning krijgt in dit deelplan voornamelijk vorm door het gebruik van de veranda’s. (…) De veranda’s, inpandig in het volume, kunnen variëren in hoogte van één verdieping tot onderkant gevellijst. De dakvorm is vrij maar kent overwegend hellende daken.
5. (…) De gevels worden volledig met oranje rode gemixte gevelstenen gebouwd, enkele specifieke uitzonderingen zijn de gevellijst en de veranda’s. De kleur van de bakstenen gevel zal zeer dicht bij de reeds gerealiseerde woonblokken liggen.”
Op pagina 39 van het DOSP is een aantal beelden van de wijk als referentie weergegeven. Hierbij staat de tekst: “Straatbeeld reeds uitgevoerde deel [deelgebied] . De nieuwe blokken dienen een sterke samenhang te krijgen met deze bestaande blokken. Dit geldt voor zowel de architectuur, de veranda, de gevellijst en de materialen.”
Pagina 51, aan het eind:
“Dit zijn Richtlijnen. Dit document geeft als erratum de ambitie weer voor de spoorzone van [deelgebied] . Dit document moet dan ook gezien worden als een richtlijn voor de bouwplanontwikkeling. Tijdens de bouwplanontwikkeling is in overleg met de supervisor en de [gedaagden] ruimte voor verdere ontwikkeling. Te denken valt dan aan de verkaveling en categorieën binnen een bouwblok of de ruimte opzoeken die het beeldkwaliteit plan biedt.”
3.6.
[bedrijf 2] B.V. heeft haar aanspraak op deelname aan de tender met instemming van [gedaagden] overgedragen aan [eiseres] .
3.7.
Op 15 juni 2016 heeft op verzoek van [eiseres] bilateraal overleg plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagden] , waarbij van de kant van [eiseres] mevrouw [B] en de heer [C] aanwezig waren en van de kant van [gedaagden] de heren [A] , [D] en [E] .
3.8.
Op 5 juli 2016 heeft [gedaagden] een document, genaamd ‘In te leveren materiaal, criteria en beoordelingssystematiek tender [deelgebied] [locatie X] ’ (hierna: het Aanvullend document) aan [eiseres] en BNO toegezonden. Hierin wordt onder meer het volgende vermeld:

Het plan
De deelnemers wordt gevraagd om een plan op te stellen met het doel een kwalitatieve selectie te kunnen maken. Het plan dient minimaal de volgende informatie te bevatten: referentiebeelden, een schetsontwerp en het grondbod (Bijlage 3).
(…)
Het plan dient vrijdag 15 juli uiterlijk 12.00u te zijn ingeleverd bij de [gedaagde sub 1] .
De selectie vindt plaats door een selectieteam bestaande uit de stedenbouwkundig supervisor, een vertegenwoordiger van de gemeente Utrecht en de directeur van de [gedaagde sub 1] .
Criteria beoordeling plan
Het plan wordt beoordeeld op de onderdelen:
A. Stedenbouwkundige kwaliteit
B. Architectonische kwaliteit
C. Financieel grondbod
D. Duurzaamheid
(…)
ad B: Architectonische kwaliteit:
de wijze waarop aangesloten wordt op het DOSP en de daarin gestelde eisen aan de beeldkwaliteit en de reeds gerealiseerde woningen in [deelgebied] waarbij met name gekeken wordt naar:
- aansluiting op het DOSP en de daarin gestelde randvoorwaarden aan beeldkwaliteit
(…)
Beoordeling plan
Elk lid van het selectieteam zal per onderdeel een cijfer toekennen. Voor de onderdelen A en B kan een cijfer van 0 t/m 10 worden toegekend. Het plan dat het beste scoort op een onderdeel krijgt 10 punten.
(…)
De optelling van de aldus verkregen uitkomsten levert het eindtotaal.
(…)”
3.9.
[eiseres] en BNO hebben beiden op 15 juli 2016 een grondbod en een planvoorstel met een schetsontwerp ingediend.
3.10.
Op 27 juli 2016 heeft [eiseres] van [gedaagden] de beoordeling van de inschrijvingen ontvangen. De ontvangen stukken betreffen het proces-verbaal van opening van de inschrijvingen, een toelichting op de score op de gunningscriteria en een specificatie van de score-toekenning op de gunningscriteria Stedenbouwkundige kwaliteit en Architectonische kwaliteit door de afzonderlijke beoordelaars. Hieruit blijkt dat de inschrijving van [eiseres] hoger scoort op het criterium Prijs, maar slechter dan BNO op de criteria Stedenbouwkundige kwaliteit en Architectonische kwaliteit. De score op het gunningscriterium Duurzaamheid is gelijk. [gedaagden] heeft [eiseres] meegedeeld dat zij naar aanleiding van deze beoordeling voornemens is om met BNO de verdere ontwikkeling en realisatie ter hand te nemen.
3.11.
[eiseres] heeft [gedaagden] vervolgens gevraagd om een onderbouwing van de beoordeling van de inschrijvingen. [gedaagden] heeft op 24 augustus 2016 een mondelinge toelichting gegeven. Op 25 augustus 2016 heeft [gedaagden] een e-mail aan [eiseres] gestuurd, waarin zij nader ingaat op de vraag of het door BNO ingediende schetsontwerp voldoet aan de eisen van het DOSP, meer in het bijzonder met betrekking tot de hoekoplossing [straatnaam] - [straatnaam] .
3.12.
Naar aanleiding van deze toelichtingen heeft [eiseres] [gedaagden] bij e-mail van 29 augustus 2016 meegedeeld dat zij het niet eens is met de beoordeling op de gunningscriteria. [eiseres] heeft gesteld dat de inschrijving van BNO ongeldig is en om die reden uitgesloten dient te worden van gunning.
3.13.
[gedaagden] heeft [eiseres] bij e-mail van 5 september 2016 meegedeeld dat zij de inschrijving van BNO niet zal uitsluiten van gunning.
3.14.
Partijen hebben nadien nog verder over deze kwestie gecorrespondeerd, maar hebben niet tot een oplossing voor hun geschil kunnen komen.

4.Het geschil

De vorderingen van [eiseres]

4.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair:
- [gedaagden] te gebieden om het thans voorliggende voornemen tot gunning van de Ontwikkeling binnen één week na dagtekening van dit vonnis althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn in te trekken;
- [gedaagden] te verbieden om op basis van de thans voorliggende gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de Ontwikkeling respectievelijk het sluiten van enige overeenkomst dienaangaande;
- en voor zover [gedaagden] de Ontwikkeling nog wenst te gunnen, [gedaagden] te gebieden om binnen één week na dagtekening van dit vonnis althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn, een nieuwe gunningsbeslissing te uiten waarbij een voornemen tot gunning van de Ontwikkeling aan [eiseres] wordt uitgesproken;
subsidiair:
- [gedaagden] te verbieden om op basis van de thans voorliggende gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de Ontwikkeling respectievelijk het sluiten van enige overeenkomst dienaangaande;
- en voor zover [gedaagden] de Ontwikkeling nog wenst te gunnen, [gedaagden] te gebieden over te gaan tot een herbeoordeling van de inschrijvingen van BNO en [eiseres] , zulks met inachtneming van dit vonnis, waarbij een adequate verificatie van de geldigheid van de inschrijvingen en de puntentoekenning op de gunningscriteria plaatsvindt, en op basis van deze verificatie een nieuwe gunningsbeslissing te nemen en [eiseres] daarin te informeren omtrent de wijze van verificatie;
meer subsidiair:
- [gedaagden] te verbieden om op basis van de thans voorliggende gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de Ontwikkeling respectievelijk het sluiten van enige overeenkomst dienaangaande;
- en voor zover [gedaagden] de Ontwikkeling nog wenst te gunnen, [gedaagden] te gebieden een nieuwe meervoudig onderhandse aanbesteding uit te schrijven waarvoor alleen [eiseres] en BNO worden uitgenodigd, en op welke aanbesteding de fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht, waaronder het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, van toepassing zullen zijn, en de Ontwikkeling te gunnen op basis van de winnende inschrijving op deze aanbesteding;
meer subsidiair:
- het treffen van elke andere maatregel welke de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
- waarbij elk verbod en gebod aan [gedaagden] wordt opgelegd op straffe van verbeurte van een direct opeisbare boete van € 1.000.000,--, dan wel elk ander bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de nakosten, met de aantekening dat als niet binnen twee weken na wijzing van het vonnis aan de proceskostenveroordeling is voldaan daarover de wettelijke rente verschuldigd is.
4.2.
[gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De vorderingen van BNO
4.3.
BNO vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans de vorderingen van [eiseres] af te wijzen;
- [gedaagden] te verbieden de kavels te verkopen aan een ander dan BNO;
- [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De spoedeisendheid van de zaak is uit het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk geworden.
De aard van de gevolgde procedure
5.2.
Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de aard van de gevolgde procedure en de beginselen die hierbij in acht moeten worden genomen. [eiseres] stelt dat sprake is van een private meervoudig onderhandse aanbesteding en dat [gedaagden] gebonden is aan aanbestedingsrechtelijke beginselen, meer in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel.
5.3.
[gedaagden] en BNO betwisten dat [gedaagden] aan aanbestedingsrechtelijke beginselen gebonden zou zijn. [gedaagden] heeft in dit verband gesteld dat geen sprake is geweest van een aanbestedingsprocedure in die zin dat er werken, diensten of leveringen werden ingekocht. Het betrof slechts een private verkoopprocedure met spelregels, waarin aan de twee deelnemende partijen de ruimte werd geboden om een grondprijs te bieden en een planvoorstel op te stellen met betrekking tot de voorgenomen woningbouw. Deze spelregels zijn door [gedaagden] beperkt gehouden mede in aansluiting op de beoogde doelstelling, te weten om een onpartijdige keuze te maken voor een van beide partijen. Deze partijen waren reeds binnen het plangebied actief en waren met het plangebied bekend.
5.4.
[gedaagden] betwist voorts dat zij aangemerkt dient te worden als een aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet. De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagden] een privaat samenwerkingsverband is tussen de gemeente Utrecht en een aantal marktpartijen. Of [gedaagden] als een aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet moet worden beschouwd, is door [eiseres] uitdrukkelijk in het midden gelaten. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat op deze aanbesteding de algemene beginselen van aanbestedingsrecht van toepassing zijn en dat het voor de toepasselijkheid van deze beginselen niet noodzakelijk is dat [gedaagden] de hoedanigheid van aanbestedende dienst heeft. De voorzieningenrechter zal zich gelet hierop niet uitlaten over de vraag of [gedaagden] een aanbestedende dienst is.
5.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hier sprake van een private aanbesteding en niet slechts van een private verkoopprocedure. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gevoerde procedure kenmerken heeft van een meervoudige
onderhandse aanbestedingsprocedure. Er zijn door [gedaagden] immers twee partijen uitgenodigd om een inschrijving te doen. Het gaat hierbij niet alleen om de verkoop van grond, maar ook om het ontwerpen van de op deze grond te bouwen woningen. Uit het Tenderdocument blijkt dat er bepaalde minimumeisen worden gesteld en uit het Aanvullend document blijkt dat een gedetailleerde beoordelingssystematiek wordt toegepast, op basis waarvan de winnende inschrijver wordt aangewezen. Van de opening van de inschrijvingen is voorts een proces-verbaal opgemaakt, zoals bij aanbestedingen gebruikelijk is. Bovendien heeft [gedaagden] de opdracht niet zonder meer aan BNO gegund, maar heeft zij eerst een voorlopige gunningsbeslissing genomen, waarbij zij de inschrijvers heeft meegedeeld dat zij voornemens met BNO verder te gaan.
5.6.
Bij de beantwoording van de vraag of bij een private aanbesteding als de onderhavige de eisen van redelijkheid en billijkheid die de precontractuele fase beheersen meebrengen dat de aanbesteder de beginselen van gelijkheid en transparantie in acht dient te nemen, staat centraal of de (potentiële) aanbieders aan de aanbesteding redelijkerwijs de verwachting kunnen ontlenen dat de aanbesteder de beginselen van gelijkheid en transparantie in acht zal nemen, zodat hij hen daarin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag teleurstellen. Of in een concreet geval een dergelijke verwachting is gewekt, is afhankelijk van de aanbestedingsvoorwaarden en van de overige omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van de betrokken partijen. Uit de contractsvrijheid vloeit voort dat het partijen in een aanbesteding door een private (rechts)persoon in beginsel vrijstaat om in de aanbestedingsvoorwaarden de toepasselijkheid van het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel uit te sluiten. Dit laat onverlet dat een beroep op een zodanige uitsluiting in verband met de bijzondere omstandigheden van het betrokken geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn (HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ290 (KLM/ [bedrijf 4] )).
5.7.
De voorzieningenrechter deelt het standpunt van [eiseres] dat [gedaagden] bij haar de verwachting heeft gewekt dat algemene aanbestedingsrechtelijke beginselen, waaronder met name het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, op de aanbesteding van toepassing zouden zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagden] in het Tenderdocument en het Aanvullend document spreekt over ‘Tender [deelgebied] ’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, anders dan door [gedaagden] ter zitting is gesteld, met de term ‘tender’ naar algemeen spraakgebruik een ‘aanbesteding’ wordt bedoeld en niet slechts een offerte. Dat dit ook hier het geval moet zijn geweest, blijkt uit het feit dat in het proces-verbaal van opening van de inschrijvingen de term ‘aanbesteding’ wordt gebruikt. Het aanduiden van een procedure als ‘tender’ en ‘aanbesteding’ kan bij de inschrijvers de verwachting wekken dat op deze procedure aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing zijn. Gezien het feit dat [gedaagden] in het Aanvullend document de beoordelingssystematiek gedetailleerd heeft beschreven, mocht [eiseres] er bovendien op vertrouwen dat [gedaagden] deze criteria op een eerlijke en controleerbare wijze, en dus met inachtneming van het gelijkheids- en transparantiebeginsel, zou toepassen. De omstandigheid dat de gemeente Utrecht als overheidsorgaan een groot aandeel heeft in [gedaagden] , kon ook tot dit vertrouwen bijdragen. [gedaagden] heeft de toepasselijkheid van deze beginselen ook nergens nadrukkelijk uitgesloten. Dat [gedaagden] ook zelf van de toepasselijkheid van deze beginselen is uitgegaan, kan worden afgeleid uit de uitgebreide toelichting die zij aan [eiseres] heeft gegeven op de uitkomst van de beoordeling van de inschrijvingen en uit het feit dat zij in een brief aan [eiseres] van 7 oktober 2016 heeft erkend dat het transparantiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel in dit soort privaatrechtelijke procedures in acht moeten worden genomen.
5.8.
Het beginsel van gelijke behandeling beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen. Het betekent derhalve dat voor deze offertes voor alle mededingers dezelfde voorwaarden moeten gelden. Het transparantiebeginsel heeft in essentie ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Deze eisen betreffen mede de door de aanbestedende dienst te hanteren beoordelingssystematiek (HvJ EU d.d. 29 april 2004, C-496/99 P, ECLI:NL:XX:2004:BG2419 ( Succhi di Frutta ).
Bespreking van de vorderingen
5.9.
[eiseres] stelt zich ter onderbouwing van haar primaire en subsidiaire vorderingen op het standpunt dat de inschrijving van BNO ongeldig is omdat het door BNO ingediende schetsontwerp op twee onderdelen niet voldoet aan de eisen van het DOSP ten aanzien van de beeldkwaliteit. Volgens [eiseres] schrijft het DOSP voor dat de te bouwen woningen veranda’s aan de voorgevels moeten hebben en dat deze veranda’s 1,5 tot 2 meter diep moeten zijn. Er is in het schetsontwerp van BNO echter niet voorzien in veranda’s, maar in grote overstekken van 60 cm diep waardoor hoogstens een veranda-achtige uitstraling ontstaat, zoals BNO dat noemt. [eiseres] stelt daarnaast dat het DOSP voorschrijft dat de hoekwoningen een laagteaccent dienen te hebben. BNO heeft in haar schetsontwerp slechts een doorlopende witte belijning toegepast. Dit kan volgens BNO niet worden aangemerkt als een laagte accent.
5.10.
[gedaagden] en BNO stellen in de eerste plaats dat, als het al zo zou zijn dat het schetsontwerp van BNO niet voldoet aan de eisen van het DOSP, het niet mogelijk is om de inschrijving van BNO op die grond uit te sluiten, omdat in de aanbestedingsstukken hiervoor geen uitsluitingsgrond wordt genoemd. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het bestaan van een uitsluitingsgrond impliciet blijkt uit de vermelding in het Tenderdocument dat [bedrijf 3] een voorstel kan doen indien beide partijen niet voldoen aan de gestelde eisen. Dit verweer kan daarom niet slagen.
5.11.
[gedaagden] en BNO betwisten niet dat het schetsontwerp van BNO, in ieder geval voor wat betreft de toepassing van veranda’s, niet naar de letter voldoet aan het DOSP. Zij stellen zich echter op het standpunt dat het DOSP geen harde eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit bevat waaraan het in te dienen schetsontwerp moet voldoen, maar dat slechts sprake is van uitgangspunten waarbij zoveel mogelijk moet worden aangesloten.
5.12.
[gedaagden] en BNO hebben, onder verwijzing naar een verklaring van de heer [D] , aangevoerd dat de heer [A] in het gesprek met [eiseres] op 15 juni 2016 een toelichting heeft gegeven op de beoordelingscriteria in het Tenderdocument en daarbij geen melding heeft gemaakt van uitsluitingsgronden. Volgens [gedaagden] zijn de besproken onderwerpen door toezending van het Aanvullend document op 20 juni 2016 aan [eiseres] en BNO bevestigd en zijn de in het Tenderdocument genoemde uitgangspunten in het Aanvullend document nader uitgewerkt in de vorm van beoordelingscriteria A t/m D. Deze uitwerking sluit volgens [gedaagden] naadloos aan bij de eerder gecommuniceerde uitgangspunten en hetgeen tijdens het overleg op 15 juni 2016 is besproken. Uit het Aanvullend document blijkt volgens [gedaagden] en BNO dat er geen sprake was van harde eisen, maar dat het voldoende was dat in het schetsontwerp werd aangesloten op het DOSP. Zij verwijzen hiervoor naar de zinsneden “de wijze waarop aangesloten wordt op het DOSP” en “aansluiting op het DOSP”.
5.13.
[eiseres] stelt, onder verwijzing naar een verklaring van mevrouw [B] en de heer [C] , dat de heer [A] in het overleg op 15 juni 2016 uitdrukkelijk heeft gezegd dat het DOSP 2012 integraal van toepassing is op het hele gebied [deelgebied] , derhalve inclusief het stuk grond dat onderwerp is van deze tender, en dat de inschrijving dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het DOSP. [eiseres] stelt dat de heer [A] de inhoud van dit gesprek niet schriftelijk aan haar heeft bevestigd en betwist dat het Aanvullend document een weergave is van hetgeen op 15 juni 2016 is besproken. Volgens [eiseres] wordt in het Aanvullend document niet nader ingegaan op de eisen zoals opgenomen in het Aanbestedingsdocument, maar worden daar minimumeisen genoemd. De inschrijvingen zijn volgens [eiseres] dus alleen geldig als ze voldoen aan de eisen die in het Aanbestedingsdocument zijn opgenomen. Vervolgens komen alleen de geldige inschrijvingen in aanmerking voor een beoordeling op de in het Aanvullend document genoemde gunningscriteria.
5.14.
De voorzieningenrechter overweegt dat verschillende formuleringen in het Tenderdocument en het Aanvullend document erop wijzen dat in het Tenderdocument minimumeisen zijn opgenomen waaraan het schetsontwerp moet voldoen. In het Tenderdocument wordt bijvoorbeeld als eerste uitgangspunt vermeld: “Voor het deelplan [deelgebied] is in 2012 een stedenbouwkundig plan vastgesteld. Daarin zijn tevens de
eisenten aanzien van de beeldkwaliteit voor dit deelplan en derhalve ook voor de onderhavige locatie opgenomen (bijlage 1).”
In het Aanvullend document wordt bij onderdeel B: Architectonische kwaliteit, als beoordelingscriterium vermeld:
“de wijze waarop aangesloten wordt op het DOSP en de daarin gestelde
eisenaan de beeldkwaliteit en de reeds gerealiseerde woningen in [deelgebied] waarbij met name gekeken wordt naar:
- aansluiting op het DOSP en de daarin gestelde
randvoorwaardenaan beeldkwaliteit”.
Er wordt hier expliciet van
‘eisen’en
‘randvoorwaarden’gesproken. In het proces-verbaal van opening van de inschrijvingen wordt na de vermelding van de bedragen waarmee is ingeschreven ook vermeld: ”Er moet echter nog wel vastgesteld worden of betreffende inschrijvers aan alle voorwaarden en
selectie-eisenzoals omschreven in het Tenderdocument [deelgebied] d.d. 20 juni 2016 hebben voldaan.” Dit wijst er ook op dat de in het DOSP genoemde criteria als minimumeisen moeten worden aangemerkt en niet slechts als uitgangspunten waarvan kan worden afgeweken.
5.15.
De voorzieningenrechter deelt het standpunt van [eiseres] dat de criteria die in het Aanvullend document zijn opgenomen een ander karakter hebben dan de criteria in het Tenderdocument, en zijn aan te merken als gunningscriteria. In het Aanvullend document wordt immers expliciet vermeld dat het hier gaat om beoordelingscriteria op basis waarvan de winnende inschrijver wordt aangewezen. Uit het Aanvullend document blijkt bovendien niet dat dit een weergave is van het gesprek dat de medewerkers van [eiseres] en [gedaagden] op 15 juni 2016 hebben gevoerd. Indien dit het geval was geweest, had het voor de hand gelegen dat in het Aanvullend document een verwijzing naar dit gesprek was opgenomen. De voorzieningenrechter stelt vast dat het in deze procedure niet mogelijk is de inhoud van dit gesprek vast te stellen, nu de verklaringen die partijen over dit gesprek hebben ingebracht elkaar tegenspreken. Het is bovendien niet mogelijk om een verklaring van de heer [A] zelf te verkrijgen, omdat hij inmiddels is overleden. De voorzieningenrechter zal daarom de inhoud van dit gesprek niet in de beoordeling betrekken.
5.16.
De formuleringen in het Tenderdocument, het Aanvullend document en het proces-verbaal van opening van de inschrijvingen wijzen er dus op, dat de in te dienen schetsontwerpen moesten voldoen aan de eisen van het DOSP ten aanzien van de beeldkwaliteit. Hieraan doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af dat op pagina 51 van het DOSP, aan het einde van dit document, wordt opgemerkt dat dit een richtlijn is en dat tijdens de bouwplanontwikkeling in overleg met de supervisor en [gedaagden] de ruimte kan worden opgezocht die het beeldkwaliteitsplan biedt. Indien het DOSP inderdaad richtlijnen bevat waarvan in overleg kan worden afgeweken, had het voor de hand gelegen dat dit expliciet in het Tenderdocument was vermeld.
5.17.
Daar staat tegenover dat, zoals [gedaagden] en BNO hebben aangevoerd, [eiseres] met betrekking tot de rooilijnen, de kleur van de bakstenen en de locatie van een van de veranda’s in haar schetsontwerp is afgeweken van het DOSP en dus de criteria in het DOSP ook zelf niet altijd als harde eisen heeft aangemerkt. Voor de veranda’s geldt dat op pagina 35 van het DOSP staat vermeld dat de voorgevels (voorkant veranda) op de rooilijn staan. Deze rooilijnen zijn opgenomen in de proefverkaveling, waarnaar in het Tenderdocument wordt verwezen. Uit het door [eiseres] ingediende schetsontwerp blijkt echter dat niet alle woningen op de voorgevelrooilijn zijn gepositioneerd. Ook blijkt uit het schetsontwerp dat een van de veranda’s niet aan de voorgevel is gepositioneerd, maar aan een zijgevel. Voor wat betreft de kleur van de bakstenen is op pagina 31 en 37 van het DOSP voorgeschreven dat de gevels volledig met oranje rode gemixte gevelstenen worden gebouwd. [eiseres] heeft in haar schetsontwerp geschreven dat voor de rijwoningen een dieprode baksteen en voor de
2-onder-1 kap woningen een lichtbruine baksteen zou passen, maar dat dit niet vast staat.
5.18.
De voorzieningenrechter leidt hieruit af, dat het ook voor [eiseres] duidelijk was dat de in het DOSP opgenomen criteria niet allemaal harde (minimum)eisen waren en dat het binnen bepaalde grenzen mogelijk was hiermee flexibel om te gaan. De voorzieningenrechter acht het echter wel aannemelijk dat het voor [eiseres] niet duidelijk was welke eisen uit het DOSP flexibel konden worden toegepast en welke eisen minimumeisen waren waarvan juist niet kon worden afgeweken.
5.19.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoefde [eiseres] in redelijkheid niet te begrijpen dat het niet nodig was in het schetsontwerp veranda’s te realiseren. Op veel plekken in het DOSP wordt immers melding gemaakt van de toepassing van veranda’s. Bovendien zijn er specifieke maten voor de veranda in het DOSP opgenomen, te weten 1,5 tot 2 meter diep. Op pagina 42 van het DOSP worden onder het kopje ‘referentie veranda’s’ ook foto’s getoond van woningen met duidelijk herkenbare veranda’s. Hierdoor ontstaat de indruk dat de veranda een essentieel onderdeel is van de uitvraag en hoefde [eiseres] er niet op bedacht te zijn dat een veranda-achtige uitstraling zou volstaan. Het had gelet hierop in de rede gelegen dat [gedaagden] expliciet in het Tenderdocument had vermeld dat er in afwijking van het DOSP geen veranda’s hoefden te worden toegepast. [eiseres] heeft gesteld dat zij een ander schetsontwerp zou hebben ingediend indien het haar duidelijk was geweest dat er geen veranda’s hoefden te komen. Zij heeft erop gewezen dat het realiseren van een dakrand van 60 centimeter, zoals BNO heeft gedaan, lagere kosten en een hogere verkoopprijs tot gevolg heeft en daarmee de mogelijkheid om een hoger grondbod uit te brengen en bij de beoordeling meer punten te scoren. De voorzieningenrechter acht deze stelling niet onaannemelijk.
5.20.
Met betrekking tot het laagte accent heeft [eiseres] gesteld dat in het reeds gerealiseerd deel van [deelgebied] overwegend sprake is van een consequente toepassing van hoekwoningen met een laagte accent. Zij heeft erop gewezen dat op pagina 7 van het DOSP staat dat in de ruimtelijke opzet zoveel mogelijk is gezocht naar continuering van het reeds gerealiseerde deel van het stedenbouwkundig plan. Voorts wordt op deze pagina en pagina 35 van het DOSP voorgeschreven dat de woonblokken worden gesloten door een laag accent. Dit laagte accent is tevens aangegeven op de tekening met betrekking tot blok 1 t/m 4 op pagina 40 van het DOSP. [eiseres] trekt hieruit de conclusie dat het DOSP voorschrijft dat de hoekwoningen een laagte accent moeten hebben en dat er geen mogelijkheid is om van deze eis af te wijken. [eiseres] stelt dat zij graag van deze eis was afgeweken als zij had geweten dat dit mogelijk was, omdat zij dit laagte accent kunstmatig vindt en ook naar haar mening hiervoor betere alternatieven zijn.
5.21.
[gedaagden] heeft zich op het standpunt gesteld dat het in het DOSP genoemde laagte accent ook kan worden gerealiseerd door een bijzondere hoekoplossing. Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling een verklaring d.d. 18 november 2016 van de heer [F] (hierna: [F] ) overgelegd. De heer [F] is als directeur van architectenbureau [naam bureau] betrokken geweest bij het opstellen van deelplan [deelgebied] , de proefverkaveling en het DOSP. Zijn bureau is ook betrokken geweest bij de beoordeling van de inschrijvingen. Hij heeft met betrekking tot het laagte accent het volgende verklaard:
“In het DOSP was opgenomen, dat de kop van de bouwblokken een 1 laags accent diende te zijn. Voortschrijdend inzicht na 2007 heeft ertoe geleid dat niet in alle gevallen een zelfstandige patiowoning op de hoeken toegepast is, maar dat het lage accent in veel gevallen onderdeel is van woningen die zich over meerdere lagen uitstrekken. Daarnaast is op enkele hoeken voor een “afwijkende” bijzondere hoekoplossing gekozen in aansluiting op het dorpse karakter in de buurt. Dit hebben we ook vertaald in het DOSP 2012. Het DOSP 2012 betreft een revisie van het originele DOSP 2007, waarin de blokken die in het noordelijk deel van de buurt liggen aangepast zijn. Op diverse plekken in deelplan [deelgebied] zijn meerlaagse hoekoplossingen al dan niet met kap toegestaan.”
5.22.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen van mening verschillen over de vraag wat onder een laagte accent moet worden verstaan. BNO en [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat ook de door BNO in het schetsontwerp toegepaste bijzondere hoekoplossing in de vorm van een doorlopende witte belijning als een laagte accent kan worden aangemerkt. BNO gaat er, gelet op het door haar ingediende schetsontwerp en de voorbeelden van laagte accenten die zij heeft getoond, kennelijk van uit dat het laagte accent zelf een bouwkundig onderdeel van de woning moet zijn waarin kan worden verbleven. Gezien de vermelding op pagina 35 van het DOSP dat het lage accent gedeeltelijke verblijfsgebieden aan de zuidgevel dient te hebben, is deze uitleg ook niet onbegrijpelijk.
5.23.
Gezien het voorgaande moet worden vastgesteld dat de opdrachtspecificaties ten aanzien van de toepassing van veranda’s en een laagte accent bij hoekwoningen onduidelijk zijn. Dit blijkt ook uit het feit dat [eiseres] en BNO deze criteria op verschillende manieren hebben geïnterpreteerd. Aan [eiseres] kan niet worden tegengeworpen, zoals [gedaagden] en BNO hebben gedaan, dat zij geen vragen over deze opdrachtspecificaties heeft gesteld. [eiseres] heeft immers gesteld dat zij in het gesprek op 15 juni 2016 aan [A] heeft gevraagd of het schetsontwerp aan de eisen van het DOSP diende te voldoen en dat [A] dit heeft bevestigd. Dat de inhoud van dit gesprek thans over en weer is betwist en onvoldoende vaststaat, kan niet ten nadele van [eiseres] strekken. Dit geldt temeer, nu [gedaagden] zelf in het Aanbestedingsdocument de mogelijkheid heeft opengesteld dat tussen de inschrijvers en [A] vertrouwelijke bilaterale gesprekken konden plaatsvinden, waardoor de mogelijkheid werd vergroot dat niet alle inschrijvers dezelfde informatie kregen.
5.24.
De aanbestedingsprocedure voldoet hierdoor niet aan het uit het transparantiebeginsel voortvloeiende vereiste dat de specificaties van een opdracht op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze geformuleerd moeten worden zodat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren. Nu [eiseres] en BNO de opdrachtspecificaties als gevolg van onduidelijkheid over het karakter ervan verschillend hebben geïnterpreteerd, hebben zij niet de mogelijkheid gehad om op gelijke voorwaarden hun inschrijving te doen. Ook het gelijkheidsbeginsel heeft dus onder druk gestaan. De gevolgde procedure heeft hierdoor fundamentele gebreken.
5.25.
Nu de opdrachtspecificaties onduidelijk waren, kan niet zonder meer worden geoordeeld dat de inschrijving van BNO ongeldig is. De primaire en subsidiaire vordering kunnen dus niet worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet in de fundamentele gebreken die aan deze aanbestedingsprocedure kleven wel aanleiding om de meer subsidiaire vordering toe te wijzen en [gedaagden] te verbieden om op basis van de thans voorliggende voorlopige gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de opdracht (door [eiseres] genoemd: de Ontwikkeling) en om op basis hiervan enige overeenkomst te sluiten.
Voor zover [gedaagden] de Ontwikkeling nog door middel van een meervoudig onderhandse aanbesteding wenst te gunnen, legt de voorzieningenrechter, zoals door [eiseres] gevorderd, [gedaagden] het gebod op om een nieuwe meervoudig onderhandse aanbesteding uit te schrijven waarvoor alleen [eiseres] en BNO worden uitgenodigd, en op welke aanbesteding de fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht, waaronder het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, van toepassing zullen zijn, en de Ontwikkeling te gunnen op basis van de winnende inschrijving op deze aanbesteding.
5.26.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een boete/dwangsom te verbinden, zoals door [eiseres] is gevorderd. [gedaagden] heeft ter zitting toegezegd dat zij aan het vonnis zal voldoen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de gemeente Utrecht een groot aandeel heeft in [gedaagden] en dat van een overheidsorgaan als de gemeente verwacht mag worden dat zij zich zonder meer aan rechterlijke uitspraken houdt.
5.27.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van BNO als tussenkomende partij dienen te worden afgewezen.
5.28.
[gedaagden] en BNO zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.512,75
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
5.29.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.
5.30.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De gevorderde uitvoerbaar verklaring op de minuut zal worden afgewezen, nu [eiseres] , voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter,
In het incident
6.1.
wijst de vordering van BNO tot tussenkomst toe;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
In de hoofdzaak
6.3.
verbiedt [gedaagden] om op basis van de thans voorliggende voorlopige gunningsbeslissing over te gaan tot gunning van de Ontwikkeling en om op basis hiervan enige overeenkomst te sluiten;
6.4.
gebiedt [gedaagden] , voor zover zij de Ontwikkeling nog door middel van een meervoudig onderhandse aanbesteding wenst te gunnen, een nieuwe meervoudig onderhandse aanbesteding uit te schrijven waarvoor alleen [eiseres] en BNO worden uitgenodigd, en op welke aanbesteding de fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht, waaronder het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, van toepassing zullen zijn, en de Ontwikkeling te gunnen op basis van de winnende inschrijving op deze aanbesteding;
6.5.
wijst de vorderingen van BNO af;
6.6.
veroordeelt [gedaagden] en BNO in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.512,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [gedaagden] en BNO, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MS (4185)