Op 7 december 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee particulieren en de Provincie Utrecht. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], hebben bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de Provincie om exclusieve onderhandelingen te starten met de stichting Het Utrechts Landschap (HUL) over de verkoop van het Park Vliegbasis Soesterberg. De eisers zijn van mening dat de Provincie het park openbaar moet aanbieden en dat de onderhandelingen niet exclusief met HUL mogen plaatsvinden. De Provincie heeft echter gesteld dat er al lange tijd een intentie bestaat om het park aan HUL over te dragen, en dat dit in overeenstemming is met eerder gemaakte afspraken en het beleid van de Provincie.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Provincie gerechtigd is om met HUL in onderhandeling te treden, ondanks de bezwaren van de eisers. De rechter heeft vastgesteld dat de Provincie haar beleid kan aanpassen in gevallen waar al juridische afspraken zijn gemaakt. De eisers hebben niet voldoende aangetoond dat zij schade zouden lijden door de onderhandelingen met HUL, en hun vorderingen zijn afgewezen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de Provincie niet in strijd handelt met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat HUL niet als onderneming in de zin van het Verdrag kan worden aangemerkt.
De vorderingen van de eisers om de onderhandelingen te verbieden en om inzage in documenten te krijgen zijn afgewezen. De rechter heeft HUL als tussenkomende partij toegelaten en de Provincie opgedragen om de onderhandelingen met HUL voort te zetten. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de eisers, die in het ongelijk zijn gesteld.