In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van Stichting NIDOS om een minderjarige, geboren in Vietnam, voor de duur van drie maanden in een gesloten accommodatie te plaatsen. De minderjarige was eerder onder voogdij gesteld en had een geschiedenis van weglopen uit opvanglocaties. NIDOS vreesde dat de minderjarige opnieuw zou verdwijnen en in een risicovolle situatie terecht zou komen, mogelijk door mensenhandel. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de minderjarige zorgvuldig gewogen, waaronder zijn eerdere ervaringen en de huidige situatie in de opvang. De minderjarige zelf gaf aan dat hij zich in de huidige opvang niet veilig voelde en bang was voor psychische problemen. De raadsman van de minderjarige pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de huidige opvang de juiste plek voor hem was. De rechtbank oordeelde dat de noodzaak voor gesloten jeugdhulp niet voldoende was aangetoond en dat de belangen van de minderjarige zwaarder wogen dan de bescherming die een gesloten plaatsing zou bieden. De rechtbank wees het verzoek van NIDOS af, met de overweging dat de gesloten plaatsing niet in het belang van de minderjarige was en dat er geen uitzicht was op verbetering van zijn situatie in de gesloten jeugdhulp.