Op 5 december 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. J.J.M. de Laat, die als behandelend rechter optrad in een civiele zaak. Verzoeker heeft mr. J.J.M. de Laat gewraakt op basis van de stelling dat deze bevooroordeeld zou zijn vanwege zijn katholieke achtergrond. De wrakingskamer heeft de procedure en het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat het enkele feit dat mr. J.J.M. de Laat een bepaalde godsdienstige levensovertuiging zou hebben, niet voldoende is om te concluderen dat hij niet in staat zou zijn om onpartijdig te oordelen. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking ongegrond te verklaren en de procedure van verzoeker met zaaknummer 5129439 UC EXPL 16-8676 voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.