ECLI:NL:RBMNE:2016:6481

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
C/16/426414 / JE RK 16-1980
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsbelasting en toestemming voor medische behandelingen door de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Samen Veilig Midden Nederland. De GI verzocht om gedeeltelijke gezagsbelasting over de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2008, met betrekking tot het geven van toestemming voor medische behandelingen. De moeder van de minderjarige, [A], woont in [woonplaats] en heeft het ouderlijk gezag. De minderjarige woont in een pleeggezin en is onder toezicht gesteld tot 15 juli 2017. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. L. den Ouden, en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De GI heeft aangevoerd dat er behoefte is aan onderzoek naar de minderjarige en de interactie met de moeder, omdat de moeder ambivalent is in het geven van toestemming voor behandelingen. De moeder heeft echter verklaard dat zij al toestemming heeft gegeven voor de behandelingen en dat er misverstanden zijn over de communicatie met de GI. De Raad heeft benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop moeten staan.

De kinderrechter heeft overwogen dat, nu de moeder inmiddels toestemming heeft gegeven voor de medische behandelingen, er geen noodzaak meer is voor de GI om gedeeltelijk gezag uit te oefenen. De verzoeken van de GI zijn dan ook afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/426414 / JE RK 16-1980
datum uitspraak: 1 december 2016
beschikking gedeeltelijke gezagsbelasting
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,hierna te noemen de GI, gevestigd te Utrecht,
betreffende
[minderjarige], geboren op [2008] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[A] ,hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING MIDDEN NEDERLAND, locatie Utrecht,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Utrecht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 oktober 2016, ingekomen bij de griffie op 31 oktober 2016;
- de brief met bijlagen van mr. Krol, advocaat van de moeder, van 21 november 2016, ingekomen bij de griffie op 22 november 2016.
1.2.
Op 24 november 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. L. den Ouden,
- mevrouw [B] , een vertegenwoordigster van de Raad,
- mevrouw [C] en mevrouw [D] , vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[voornaam minderjarige] woont in een pleeggezin
2.3.
Bij beschikking van 26 juli 2016 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 15 juli 2017. De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 juli 2016 ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij pleegouders, tot 15 januari 2017.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht te bepalen dat het gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de GI met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tevens is verzocht te bevelen dat deze gedeeltelijke gezagstoekenning wordt aangetekend in het gezagsregister.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De GI heeft ter zitting haar verzoek aangevuld en onderbouwd. De GI begrijpt dat zij geen psychodiagnostisch onderzoek van de moeder af kunnen dwingen, maar het is wel belangrijk dat er onderzoek komt naar [voornaam minderjarige] en naar de interactie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Dat onderzoek is nodig om helder te krijgen welke hulpverlening geboden moet gaan worden. De moeder heeft laten weten niet mee te werken aan het onderzoek van het NIFP. Onderzoek door Fornhese heeft niet plaatsgevonden, omdat de moeder daarbij kan besluiten geen inzage te geven in het verslag van het onderzoek. Dan heeft de GI niets aan dat onderzoek. Het ene moment zegt de moeder toe, maar op een volgend moment weer niet. De GI heeft er daarom voor gekozen een verzoek bij de rechtbank neer te leggen. Ondanks dat de moeder nu haar toestemming geeft en dit vastgelegd zal gaan worden in de beschikking, handhaaft de GI haar verzoek. De voortgang kan dan in de toekomst gewaarborgd blijven nu de moeder ambivalent is in het geven van toestemming. Tevens verzoekt de GI aan de moeder de zorgpas van [voornaam minderjarige] op te sturen.
4.2.
De moeder heeft ter zitting aangevoerd al akkoord te hebben gegeven voor de diverse behandelingen en onderzoeken. Er zou ook al onderzoek starten bij Fornhese, maar daar is [voornaam minderjarige] niet verschenen, omdat de GI dat tegenhield. De moeder geeft aan dat zij na een gesprek in september toestemming heeft gegeven om onderzoek te laten verrichten door het NIFP. Zij zou daarvoor onderzoeksvragen krijgen van de GI, maar heeft die tot op heden niet ontvangen. Ook heeft de GI een afspraak bij de tandarts afgezegd, omdat de moeder zou eisen daarbij te mogen zijn, terwijl de moeder dat enkel heeft verzocht. Dat geldt ook voor de controleafspraken bij dr. [E] . De moeder staat achter alle genoemde onderzoeken en afspraken en gaat dan ook akkoord met het voorstel van de Raad om in de beschikking vast te leggen dat zij toestemming geeft. Dit geldt ook voor inzage in de onderzoeksresultaten. De moeder zegt ook toe de verzekeringspas op te zullen sturen. Nu de moeder toestemming geeft, dient het verzoek van de GI te worden afgewezen.
4.3.
De Raad wijst ter zitting op dat er gehandeld moet gaan worden in het belang van [voornaam minderjarige] . De Raad stelt daarom voor dat er wordt vastgelegd in de beschikking dat de moeder toestemming heeft gegeven, ook voor inzage.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265e BW kan de kinderrechter bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing en ook nadat deze machtiging is verleend op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dit kan (onder andere) met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan twaalf jaar of van de minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. Voor de uitleg van het begrip medische behandeling wordt aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving in artikel 1:446 BW. Dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder “handelingen op het gebied van geneeskunst” worden verstaan alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – ertoe strekkende een persoon van een ziekte te genezen, een persoon voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen. Dit betekent dat zowel onderzoeken als behandelingen onder deze omschrijving vallen.
5.2.
De moeder heeft gesteld dat zij reeds toestemming heeft gegeven voor de door de GI genoemde medische behandelingen. De GI heeft dat betwist, dan wel heeft gesteld dat de moeder ambivalent is in het geven van toestemming en mogelijk gebruik kan maken van haar blokkaderecht.
5.3.
Ter zitting is door de moeder toegezegd dat zij toestemming verleent voor de medische behandeling zoals door de GI verzocht, te weten:
- tandarts-/orthodontistbezoeken;
- controlebezoeken aan dr. [E] ( [...] ) in verband met vroeggeboorte;
- een psychodiagnostisch onderzoek door het NIFP voor [voornaam minderjarige] en inzage door de GI in de uitkomst daarvan.
De kinderrechter overweegt, zoals ook ter zitting aan partijen is voorgehouden, dat zij deze afspraak niet kan opnemen in het dictum, maar dat deze afspraak geldt als een bindende afspraak tussen de moeder en de GI.
5.4.
De GI heeft aangegeven, ondanks de ter zitting gemaakte afspraken met de moeder, haar verzoeken te handhaven. De kinderrechter overweegt dat nu de moeder toestemming heeft gegeven voor de behandelingen er geen noodzaak meer is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling om te bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI. De kinderrechter zal daarom de verzoeken van de GI afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden