ECLI:NL:RBMNE:2016:6345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
16/661350-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door penningmeester van parochies

Op 29 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 67-jarige man uit Wageningen, die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte, die als penningmeester voor twee parochies fungeerde, heeft gedurende een periode van twee jaar, van 1 april 2010 tot en met 1 april 2012, een bedrag van ten minste € 1.466,08 verduisterd. Dit bedrag was afkomstig van de parochies, waar hij als vrijwilliger werkte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte declaratieformulieren heeft vervalst en deze als echt heeft gepresenteerd, met het doel om onterecht geld te verkrijgen.

Tijdens de zitting op 15 november 2016 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. J. Velthoven. De officier van justitie heeft een taakstraf van 80 uren geëist, met vervangende hechtenis van 40 dagen bij niet (goed) verrichten. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke werkstraf, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, maar sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, omdat er geen sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij van € 1.466,08, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte het vertrouwen van de parochianen had beschaamd door zijn handelen, dat gedurende een lange periode onopgemerkt was gebleven. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de betrokken parochies.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661350-15
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op: [1948] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 april 2012 een geldbedrag van tenminste
€ 1.458,09 van de [benadeelde partij 1] ( [vestigingsplaats] ) en/of [benadeelde partij 2] , uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als penningmeester, heeft verduisterd;
Feit 2: in de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 april 2012 declaratieformulieren heeft vervalst met het oogmerk om deze als echt te gebruiken.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in persoonlijke dienstbetrekking en valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft zich beperkt voor wat betreft de onder 1 ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking tot het gedeelte van de declaraties waarvan de politie controle heeft kunnen doen, te weten set 1 tot en met 12. Het bedrag dat is verduisterd, bedraagt € 1.466,08. Dit totaal bedrag betreft de opgetelde bedragen uit de sets 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 die door verdachte niet verantwoord zijn met bonnen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat alleen deze 12 sets moeten worden beoordeeld. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verduistering zich beperkt tot € 175,00, te weten de bon van Copy Centre van 7 november 2011. Verdachte heeft erkend deze bon voor “ [A] ” zodanig te hebben gemanipuleerd dat hij deze bij de parochie kon declareren, terwijl dit bedrag niet ten laste van de parochie behoorde te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 impliciet primair
Van de onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat de verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking heeft plaatsgevonden, is in de ogen van rechtbank geen sprake. Verdachte verrichtte zijn werkzaamheden als penningmeester voor de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet in dienstverband als bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Hij werkte op vrijwillige basis zonder vaste bezoldiging, terwijl niet gebleken is van een arbeidsovereenkomst tussen genoemde parochies en verdachte. De kerkelijke organisatie, zoals deze uit het dossier blijkt, hield ook niet in dat verdachte als penningmeester in een hiërarchische verhouding tot een of meer anderen binnen de kerk stond, die noodzakelijk is voor het aanwezig achten van een persoonlijke dienstbetrekking in voormelde zin. De verdachte zal derhalve van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten onder 1 impliciet subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte over een periode van 2 jaar als penningmeester van de [benadeelde partij 1] en de [benadeelde partij 2] zich opzettelijk en stelselmatig geldbedragen toegeëigend.
Dit opzet blijkt onder meer uit het feit dat verdachte consequent bedragen heeft gedeclareerd en uitbetaald heeft gekregen zonder dat hij deze bedragen heeft verantwoord door betaalbewijzen. Ter terechtzitting kon verdachte voor het ontbreken van de betaalbewijzen geen plausibele verklaring geven. Ter zitting heeft verdachte voorts erkend dat hij de declaratieformulieren in de sets 8 tot en met 12 voorzien heeft van valse parafen. Daarnaast heeft verdachte bekend een factuur voor “ [A] ” zodanig te hebben gemanipuleerd, zodat hij deze bij de parochie kon declareren.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande verduistering en valsheid in geschrift bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen
dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 01 april 2012, in de gemeente Arnhem of in de gemeente Wageningen, telkens opzettelijk geldbedragen tot een totaal van tenminste 1.466,08 euro, toebehorende aan de [benadeelde partij 1] ( [vestigingsplaats] ) en [benadeelde partij 2] , en welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als penningmeester en als vrijwilliger van die [benadeelde partij 1] ( [vestigingsplaats] ) en die [benadeelde partij 2] , onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2009 tot en met 01 april 2012, in de gemeente Arnhem en/of in de gemeente Wageningen, telkens dec1aratieformulieren - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte telkens
- valselijk kosten verantwoord en de ontvangsten niet (volledig) verantwoord en
- die declaratieformulieren voorzien van een of meerdere valse parafen die door moesten gaan als parafen van [B] en [C] en [D] en
- die declaratieformulieren die waren voorzien van voornoemde valsheden uit hoofde van zijn functie als penningmeester voor waar ondertekend en geparagrafeerd,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feit 1 impliciet subsidiair:verduistering, meermalen gepleegd;
Feit 2:valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op het blanco strafblad en de leeftijd van verdachte (68 jaar) er volstaan kan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf. De zaak heeft lange tijd stil gelegen. De eis van de officier van justitie acht de verdediging buiten proportioneel. Bovendien is de kans op recidive niet aanwezig nu verdachte geen functies als penningmeester meer bekleedt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 (impliciet subsidiair) en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daarover het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van gelden en valsheid in geschrift. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit heeft gedaan gedurende lange perioden van (respectievelijk) 2 jaar (verduistering) en ruim 3 jaar (valsheid in geschrift). In die periode heeft hij telkens opnieuw de beslissing genomen declaratieformulieren valselijk op te maken en zodoende geld te verduisteren. Het bedrog dat hij pleegde is gedurende deze geruime tijd onopgemerkt gebleven waardoor de hoogte van het totaal verduisterde geldbedrag is opgelopen tot tenminste een bedrag van € 1.466,08. Dit zijn gelden die leden van de parochies in goed vertrouwen aan de parochie hebben gedoneerd, waarbij zij ervan uit hebben moeten kunnen gaan dat de parochie die gelden op correcte wijze zou beheren. Door zijn handelwijze heeft verdachte niet alleen het vertrouwen dat de [benadeelde partij 1] en de [benadeelde partij 2] in hem hadden gesteld, beschaamd maar hij is tevens voorbij gegaan aan het vertrouwen in het financieel beheer van de parochies bij de donateurs. Bij dit alles heeft verdachte enkel het oog gehad op eigen financieel gewin.
Bij de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank enerzijds rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het bedrag dat verdachte heeft verduisterd en anderzijds met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder diens leeftijd, diens blanco strafblad en het feit dat er nadien een lange tijd is gepasseerd.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf en zal daarom aan verdachte opleggen een taakstraf van 80 uren, bij niet (goed) verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van [benadeelde partij 2] te [vestigingsplaats] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 (impliciet subsidiair) en 2 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op € 1.466,08 (zegge duizendvierhonderdzesenzestig euro en acht cent), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 impliciet subsidiair:verduistering, meermalen gepleegd;
Feit 2:valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 dagen.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 2] te [vestigingsplaats] toe tot een bedrag van € 1.466,08 (zegge duizendvierhonderdzesenzestig euro en acht cent) en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan van [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] te [vestigingsplaats]
€ 1.466,08 (zegge duizendvierhonderdzesenzestig euro en acht cent) vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 24 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.D. Kleijne, voorzitter, mrs. P. Bender en A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2016.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE :
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2009 tot en met 30 september 2012,
in de gemeente Arnhem, en/of in de gemeente Wageningen, althans in Nederland,
opzettelijk een (of meer) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 18.000
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
penningmeester van die [benadeelde partij 2] , onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2009 tot en met 30 september 2012,
in de gemeente Arnhem,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (of meer)
declaratieformulier(en) en/of de/het kasboek(en) en/of het/de
bankboek(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
verdachte (telkens) valselijk kosten verantwoord en/of de ontvangsten niet
(volledig) verantwoord, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De wijziging:
De officier van justitie
geziende dagvaarding in de zaak tegen
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboren: [1948] te [geboorteplaats]
Wonende te: [adres] [woonplaats]
geziende tenlastelegging
van oordeeldat de tenlastelegging als volgt behoort te worden gewijzigd
zodat feit 1 als volgt komt te luiden:
“hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 01 april 2012, in de gemeente Arnhem en/of in de gemeente Wageningen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een (of meer) geldbedrag(en) (tot een totaal van tenminste 1458,09 (euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 1] ( [vestigingsplaats] ) en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, (uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking) te weten als penningmeester en/of als vrijwilliger van die [benadeelde partij 1] ( [vestigingsplaats] ) en/of die [benadeelde partij 2] , onder zich, althans de beschikking tot, had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht”
zodat feit 2 als volgt komt te luiden:
“hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 01 april 2012, in de gemeente Arnhem en/of in de gemeente Wageningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer dec1aratieformulier(en) (set 1 tot en
met 12) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens)
- valselijk kosten verantwoord en/of de ontvangsten niet (volledig) verantwoord en/of
- die/dat declaratieformulier(en) voorzien van een of meerdere valse handtekeningen en/of parafen (die door moesten gaan als handtekeningen en/of parafen van [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] )en/of
- die/dat declaratieformulier(en) die was/waren voorzien van voornoemde valsheden (uit hoofde van zijn functie als penningmeester) voor waar, dan wel akkoord ondertekend en/of geparagrafeerd,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van strafrecht”
gezienart. 313 Wetboek van Strafvordering
vordertdat deze wijziging zal worden toegelaten.
Gedaan op de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank te Utrecht op 15 november 2016.
De officier van justitie