In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de verdeling en afrekening na een verbroken samenleving tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde]. De partijen hebben enige jaren een relatie gehad en hebben samengewoond in een flat. Na de breuk heeft [eiser] beslag gelegd op bepaalde spullen die in de flat zijn achtergebleven. Hij vordert in conventie een verklaring voor recht dat deze spullen aan hem toebehoren, terwijl [gedaagde] in reconventie betaling van € 25.000 vordert, als bijdrage in de kosten van de huishouding en voor bedragen die zij aan [eiser] heeft voorgeschoten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de mondelinge afspraken die partijen hebben gemaakt over het delen van de kosten. De rechter oordeelt dat de vordering van [eiser] tot afgifte van de in beslag genomen spullen, met uitzondering van een rugzak van het merk Mammoth, wordt toegewezen. Wat betreft de vordering van [gedaagde] tot betaling van € 25.000, oordeelt de rechter dat er onvoldoende bewijs is voor de gemaakte afspraken, maar dat er wel een duidelijke afspraak is over een betaling van € 2.500, die [eiser] moet voldoen.
De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft het vonnis op 30 november 2016 uitgesproken, waarbij de rechter de gerechtelijk bewaarder heeft bevolen om de spullen aan [eiser] af te geven, met uitzondering van de rugzak, indien deze aanwezig is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.