[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft aan zijn verweer het navolgende ten grondslag gelegd.
De feiten en omstandigheden uit de jaren 2001 tot en met 2015 kunnen geen gronden opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aangezien deze toendertijd voor [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ook geen reden waren om de arbeidsovereenkomst te willen ontbinden.
[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is niet ongeschikt om zijn werkzaamheden te verrichten.
[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is nimmer aangesproken op zijn functioneren, een aantal van de door [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] overgelegde gespreksverslagen herkent hij niet en uit de overige verslagen blijkt niet dat sprake was van disfunctioneren. De waarschuwing die in 2010 is gegeven, is aan alle medewerkers van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] gegeven en heeft geen betrekking op het functioneren van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in het bijzonder. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft ieder jaar salarisverhogingen en bonussen ontvangen omdat hij goed functioneerde. Bovendien heeft [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] nimmer een deugdelijk en constructief verbetertraject aangeboden, terwijl dit wel van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] verwacht had mogen worden. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is aldus, als al sprake was van disfunctioneren, niet in de gelegenheid gesteld zijn functioneren te verbeteren. Adequate scholing en een coachingstraject zijn evenmin aangeboden.
Van een verstoorde arbeidsverhouding is geen sprake. Voor zover er al sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding, is dat een beleving van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en heeft [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] niets gedaan om dit ongedaan te maken. Het had op de weg van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] gelegen om hierover met [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in gesprek te gaan en al dan niet mediation te beproeven.
Verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] wordt evenmin aannemelijk gemaakt door [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . Uit niets blijkt dat daarvan sprake is en dat dit dan ook zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
Dat herplaatsing in een andere functie niet mogelijk zou zijn, wordt door [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] op geen enkele wijze onderbouwd.
In het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, dan maakt [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] aanspraak op de wettelijke transitievergoeding, nu van ernstig verwijtbaar handelen aan zijn zijde geen sprake is.
Tevens maakt [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in dat geval aanspraak op een billijke vergoeding, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst enkel het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.