Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
- een F9-formulier van 21 september 2016 van de zijde van de vrouw met producties;
- een F9-formulier van 29 september 2016 van de zijde van de man met producties.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2.Vaststaande feiten
[minderjarige], geboren op [2011] te [geboorteplaats] .
3.Beoordeling van het verzochte
de overheidsondersteuning is dan ook daarop gericht: met het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop is beoogd de verzorgende ouder, respectievelijk de verzorgende alleenstaande ouder, inkomensondersteuning te bieden om in de behoefte van zijn kind of kinderen te voorzien (zie hiervoor in 3.3.2). Deze tegemoetkomingen verhogen dan ook de draagkracht van die ouder“.De rechtbank leidt hieruit af dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop niet moeten worden gezien als tegemoetkomingen die enkel aan het kind ten goede moeten komen, maar ook een voor de verzorgende ouder inkomensondersteunend effect hebben. Het effect van de in de richtlijn voorgestane rekenwijze is inderdaad dat een deel van het kindgebondenbudget en de alleenstaande ouderkop niet direct voor het kind hoeft te worden aangewend, maar dit acht de rechtbank op zichzelf in lijn met de hiervoor vermelde intentie achter deze ondersteunende maatregelen van de overheid. De rechtbank volgt de man dan ook niet in zijn standpunt dat om die reden afgeweken moet worden van de richtlijn van de Expertgroep.