In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster, op 6 april 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin zij verzoekt om de beëindiging van de alimentatieverplichting van de man, verweerder, per 24 oktober 2017, of per de ingangsdatum van haar AOW-uitkering. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante feiten, waaronder de echtscheiding van partijen in 1990 en eerdere beschikkingen met betrekking tot de alimentatieverplichting. De rechtbank overweegt dat de alimentatieverplichting van de man is vastgesteld in een overeenkomst die dateert van vóór de inwerkingtreding van de Wet Limitering Alimentatie na scheiding (WLA). De rechtbank stelt vast dat de vrouw haar verzoek heeft ingetrokken om de man te verplichten tot verlenging van een depotovereenkomst, en dat de wijziging van omstandigheden, namelijk de latere ingangsdatum van de AOW-uitkering, niet voldoende is om de alimentatieverplichting te verlengen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af, omdat de eerdere beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de alimentatieverplichting eindigt op een vaste datum, niet kan worden gewijzigd. De rechtbank concludeert dat de vrouw niet kan aantonen dat de wijziging van omstandigheden zo ingrijpend is dat deze een verlenging van de alimentatieverplichting rechtvaardigt.