Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
onvoorwaardelijk toewijzen. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden c.s.] (nu hij niet heeft betwist dat artikel 25.1 van de algemene bepalingen van toepassing is) de betaling van de huurpenningen niet had mogen opschorten, zal de kantonrechter [gedaagden c.s.] wel veroordelen om de achterstallige huurtermijnen uiterlijk op 7 december 2016 aan [eiser] te betalen. Ook dient [gedaagden c.s.] de toekomstige huurtermijnen tijdig te voldoen. Hij heeft ter zitting gesteld dat hij de huurtermijnen op een aparte rekening heeft gereserveerd, zodat ervan kan worden uitgegaan dat hij in staat is de achterstand in een keer in te lopen. Mocht [gedaagden c.s.] hier niet aan voldoen, dan is naar het oordeel van de kantonrechter zodanig aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, dat [eiser] op basis van dit vonnis reeds over zal kunnen gaan tot ontruiming.
600,00