ECLI:NL:RBMNE:2016:6188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
16/659687-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met diefstal en witwassen met betrekking tot voertuigen

Op 22 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor diefstal en witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die een verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 49.050,- had ingediend. De verdediging stelde dat de vordering op nihil moest worden gesteld, omdat de verdachte geen wederrechtelijk voordeel zou hebben genoten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn strafbare feiten voordeel heeft genoten, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgevoerd, waarbij verschillende voertuigen zijn meegenomen in de beoordeling. De totale opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen voertuigen werd geschat op € 41.050,-. Na aftrek van de opbrengst van de verkoop van de Range Rover, die € 25.001,- opleverde, resteerde een betalingsverplichting van € 16.049,- voor de verdachte.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2016, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659687-15 (ontneming)
Vonnis van de rechtbank d.d. 22 november 2016
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [1949]
wonende aan de [adres] [woonplaats]

1.Deprocedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/659687-15, waaruit blijkt dat veroordeelde op
22 november 2016 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van diefstal en witwassen, tot de in die uitspraak vermelde straf;
- de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2016 zijn de officier van justitie, veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, gehoord.

2.De beoordeling

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 49.050,-.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moet worden op € 49.050,- en dat de veroordeelde verplicht dient te worden tot betaling van een bedrag van € 24.049,- aan de Staat.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie op nihil dient te worden gesteld nu veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
2.3.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Veroordeelde is op 22 november 2016 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld ter zake van diefstal en witwassen. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde door middel van die feiten voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- veroordeelde heeft op 7 april 2015 € 8.250,- op zijn rekening ontvangen, hetgeen de opbrengst betreft van de verkoop van de gestolen Yamaha [2] ;
- veroordeelde heeft op 8 april 2015 € 10.000,- contant op zijn rekening gestort [3] , hetgeen de opbrengst betreft van de verkoop van de gestolen Fiat [4] ;
- veroordeelde heeft op 15 april 2015 € 8.000,- ontvangen op zijn rekening, hetgeen de opbrengst betreft van de verkoop van de gestolen Mitsubishi [5] ,
- veroordeelde en zijn mededader hebben op 15 april 2015 de gestolen Rolls Royce verkocht voor € 8.000,-, echter omdat de mededader een Jaguar wilde die bij de koper stond, is de ruil met de Jaguar met gesloten beurzen afgehandeld [6] ; de rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de mededader degene is geweest die daadwerkelijk het voordeel heeft genoten uit deze transactie nu de Jaguar op zijn naam is gezet en dat veroordeelde geen voordeel heeft behaald uit deze transactie;
- veroordeelde heeft op 11 mei 2015 € 14.800,- op zijn rekening ontvangen, hetgeen de opbrengst betreft van de verkoop van de gestolen Mercedes [7] .
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Verkoop Fiat (kenteken [kenteken] ): € 10.000,-
Verkoop Mercedes S 600 (kenteken [kenteken] ): € 14.800,-
Verkoop Mitsubishi (kenteken [kenteken] ): € 8.000,-
Verkoop Rolls Royce (kenteken [kenteken] ): € 0,-
Verkoop Yamaha (kenteken [kenteken] ):
€ 8.250,-
Totaal:
€ 41.050,-
Vaststelling van de betalingsverplichting
De onder veroordeelde in onderhavige zaak in beslag genomen Range Rover is door het Openbaar Ministerie verkocht en dit heeft een bedrag opgeleverd van € 25.001,-. [8]
De rechtbank zal de opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen Range Rover op de betalingsverplichting in mindering brengen, zodat een bedrag van
€ 16.049,-resteert.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van € 41.050,- en de betalingsverplichting op € 16.049,-.
Niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde naar redelijke verwachting (ook) in de toekomst niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 41.050,-.
Legt aan veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 16.049,-ter ontneming van het door hem genoten wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en M.H.M. Collombon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0900-2015166964, genummerd van pagina 1 tot en met 260 (met een aantal documenten los bijgevoegd na pagina 260), in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen, opgenomen op pagina 119.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen, opgenomen op pagina 119.
4.Proces-verbaal van terechtzitting van 8 november 2016.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen, opgenomen op pagina 165.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgenomen op pagina 61.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen, opgenomen op pagina 162.
8.Proces-verbaal van terechtzitting van 8 november 2016.