ECLI:NL:RBMNE:2016:607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
16-659291-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met scherp voorwerp in Lelystad

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot doodslag. De verdachte heeft op 11 april 2015 in Lelystad met een mes en een kapot geslagen fles de slachtoffers, aangeduid als aangever 1 en aangever 2, in de nek en het hoofd gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de levens van beide aangevers te beroven, maar dat de uitvoering van deze misdrijven niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van een gebrek aan bewijs en de stelling dat de verdachte handelde uit zelfverdediging. De rechtbank heeft deze verweren verworpen en geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de pogingen tot doodslag. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de aangevers, die door de rechtbank zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659291-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1967] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende [adres] ,
thans verblijvende P.I. Nieuwegein.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting laatstelijk plaatsgevonden op 15 januari 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G. Wiebes, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Tanghe en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 april 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever 1] (meermalen) met een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek, althans in het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 april 2015 te gemeente [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 1] (meermalen) met een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek, althans in het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
Primair
hij op of omstreeks 11 april 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever 2] (meermalen) met een mes en/of een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek, althans in het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 april 2015 te gemeente [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 2] (meermalen) met een mes en/of een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek, althans in het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2.
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] zijn consistent en vinden ondersteuning in andere bewijsmiddelen, zoals het bij aangevers geconstateerde letsel, het aangetroffen bloed en de afgebroken flessenhals. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van aangevers, aangezien door het steken in het hoofd en de hals/nek de aanmerkelijke kans bestaat op het overlijden nu zich daar belangrijke (slag)aders bevinden.
Het standpunt van de verdediging
Algemeen.
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, vanwege ernstige tekortkomingen in het politieonderzoek. Het politieonderzoek was vrijwel uitsluitend gericht op het daderschap van verdachte. De politie heeft alternatieve scenario’s niet onderzocht en aldus is sprake van tunnelvisie. Tegenover de verklaring van verdachte staan de verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] . Daarbij komt dat de mate van het letsel bepalend lijkt te zijn geweest, waarbij op voorhand werd aangenomen dat verdachte dit aan aangevers had toegebracht.
Feit 1 en 2.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Er is geen sprake van twee onafhankelijke bronnen en daarbij komt dat de verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] onbetrouwbaar zijn. Voorts heeft de raadsman bepleit dat bij verdachte het opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbrak.
Ten aanzien van feit 1 komt daarbij dat verdachte enkel (ter zelfverdediging) voorwerpen heeft gegooid en dat dit niet kan leiden tot bewezenverklaring van een poging doodslag dan wel zware mishandeling. Tevens is het letsel niet zodanig dat hieruit voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid.
Ten aanzien van feit 2 komt daarbij dat bij [aangever 2] enkel sprake was van oppervlakkig letsel.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Algemeen.
De rechtbank is van oordeel dat het politieonderzoek mogelijk uitvoeriger had kunnen zijn, maar dat dit niet zodanig beperkt is geweest dat vrijspraak van de ten laste gelegde feiten dient te volgen. De raadsman heeft in de aanloop naar de zitting overigens op geen enkel moment verzocht om nader onderzoek. Uit het dossier blijkt voorts dat zowel verdachte als beide aangevers [aangever 1] en [aangever 2] aanvankelijk door de politie als verdachten zijn aangemerkt en zijn aangehouden. Beide aangevers hebben hun eerste verklaring tegenover de politie dan ook afgelegd als verdachte. De gestelde tunnelvisie is reeds om die reden niet aannemelijk geworden.
Feit 1 en 2.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het bewijsminimum voorschrijft dat sprake dient te zijn van twee onafhankelijke getuigenverklaringen verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman, aangezien dit vereiste noch uit de wet noch uit bestendige jurisprudentie volgt.
Verklaring aangever [aangever 1] .
Uit de verklaring van aangever op 11 april 2015 blijkt dat hij op die dag op [woonplaats] was. Aangever was met [aangever 2] en verdachte in een woning. Verdachte sloeg aangever met een fles. De fles brak in stukken. Vervolgens stak verdachte met de hals van de fles aangever tweemaal in zijn nek. Aangever en [aangever 2] brachten verdachte naar buiten. Verdachte verzette zich en sloeg hen. Later gaan aangever en [aangever 2] naar de binnenplaats. Daar sloeg verdachte [aangever 2] met een scherp voorwerp. [2]
Op 13 april 2015 doet aangever aangifte tegen verdachte onder verwijzing naar zijn eerder genoemde verklaring d.d. 11 april 2015. Tevens heeft aangever verklaard dat hij twee grote hechtingen in zijn hoofd heeft naast en achter zijn linker oor. [3]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende aangever blijkt dat het volgende letsel is geconstateerd, te weten een grillig verlopende onderbreking van de huid achter het linker oor met scherpe wondranden en meerdere hechtingen, passend bij een winkelhaakvormige snijwond met zijden van 4 centimeter hoog en 2 centimeter breed. [4]
Uit de verklaring van aangever d.d. 14 april 2015 blijkt dat verdachte een fles stuk had geslagen op een glazen tafel. Vervolgens heeft verdachte met de hals van de fles aangever tweemaal in zijn nek, achter zijn linkeroor, gestoken. Vervolgens hebben aangever en [aangever 2] verdachte uit het huis gezet. [5] Later zijn zij naar verdachte gegaan. Op het binnenhofje werd [aangever 2] door verdachte gestoken met iets scherps op zijn hoofd. [6]
Uit de verklaring van aangever tegenover de rechter-commissaris blijkt eveneens dat verdachte aangever met een fles in zijn nek heeft geslagen. Later is [aangever 2] buiten door verdachte met iets scherps in zijn hoofd gesneden. [7]
Verklaring aangever [aangever 2] .
Uit de verklaring van aangever op 11 april 2015 blijkt dat hij in zijn woning op [woonplaats] was met [aangever 1] en verdachte. Verdachte sloeg een drankfles kapot op aangevers tafel. Vervolgens stak verdachte met de fles [aangever 1] in zijn nek. Aangever heeft de fles uit handen van verdachte gerukt, waardoor aangever gewond is aan zijn hand. [8] Vervolgens hebben aangever en [aangever 1] verdachte de woning uitgeduwd. Later gaat aangever naar buiten. Daar steekt verdachte met een scherp voorwerp op aangevers hoofd. [9]
Op 13 april 2015 doet aangever aangifte tegen verdachte onder verwijzing naar zijn eerder genoemde verklaring d.d. 11 april 2015. Tevens heeft aangever verklaard dat hij achter zijn linker- en rechteroor meerdere wonden en hechtingen heeft en een snee op zijn hand. [10]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende aangever blijkt het volgende letsel bij hem te zijn geconstateerd, te weten meerdere wonden achter het rechter- en linkeroor passend bij snijwonden en wonden op de linker- en rechterhand en op de handrug van de linkerhand passend bij snijwonden. [11]
Op 13 april 2015 heeft aangever wederom verklaard dat verdachte een fles kapot sloeg en vervolgens [aangever 1] meermalen met de kapotte fles sloeg. Aangever wilde verdachte stoppen, waardoor aangever gewond raakte aan zijn hand. Later, toen aangever buiten was, werd hij vastgehouden door verdachte, waardoor aangever verwondingen aan zijn hoofd en oren opliep. [12]
Uit de verklaring van aangever tegenover de rechter-commissaris blijkt dat verdachte een fles brak en daarmee [aangever 1] in zijn hals sloeg. Aangever wilde ingrijpen waardoor verdachte in zijn hand sneed. Later, buiten, stak verdachte aangever achter zijn oor. [13]
Overige bewijsmiddelen.
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat hij op 10 april 2015 bij [aangever 2] was. In de woning waren beide aangevers alsook verdachte. Verdachte begon over het geloof. De getuige verklaarde dat hij en aangevers christenen zijn. [14]
Ook uit de verklaringen van aangevers [aangever 1] [15] en [aangever 2] [16] blijkt dat zij telkens verklaren dat er een gesprek was omtrent het geloof en dat zij christenen zijn en verdachte moslim en dat verdachte daarna overging tot geweldshandelingen.
Uit sporenonderzoek blijkt dat buiten in het gras, aan de zijde van de Reiger, een deel van een fleshals van een Smirnoff wodkafles lag met daarop op bloed gelijkende sporen. [17] In de woning van [aangever 2] zijn flesstukken van een drankfles van het merk Smirnoff aangetroffen. [18]
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] op belangrijke punten eensluidend en gedetailleerd zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Daarbij komt dat het letsel van aangevers past bij de door hen geschetste gang van zaken. De verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] vinden tevens (gedeeltelijk) steun in de verklaring van getuige [getuige] het aantreffen van glasstukken in de woning van [aangever 2] en het aantreffen van een fleshals van hetzelfde merk op de binnenplaats.
De rechtbank stelt, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, vast dat verdachte aangever [aangever 1] (meermalen) met een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek heeft gestoken en/of gesneden en aangever [aangever 2] (meermalen) met een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek heeft gestoken en/of gesneden.
Opzet.
De handelingen van verdachte, te weten het steken/snijden met een scherp voorwerp in de hoofd/hals/nek van slachtoffers, roepen de aanmerkelijke kans in het leven dat dat de slachtoffers daardoor komen te overlijden, omdat zich in dat gebied vitale (slag)aders bevinden. Dat is een algemene ervaringsregel, zodat eenieder – en dus ook verdachte – wetenschap heeft van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het steken door verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van de dood, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangevers zouden komen te overlijden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Primair
hij op 11 april 2015 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever 1] (meermalen) met een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
Primair
hij op 11 april 2015 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever 2] (meermalen) een (kapot geslagen) fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals/nek heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair en feit 2 primair, telkens:
Poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde bepleit dat er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces en derhalve de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Verdachte werd in zijn visie immers aangevallen door aangevers.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het verweer feitelijke grondslag mist en er zich geen noodweersituatie heeft voorgedaan.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 15 januari 2016 verklaard dat hij in de woning van [aangever 2] is aangevallen en dat naast hemzelf en aangevers [aangever 1] en [aangever 2] nog twee andere mannen aanwezig waren. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij daarna (buiten op de binnenplaats) op zijn hoofd is gestoken en dat het bij aangevers [aangever 1] en [aangever 2] geconstateerde bloed van hem afkomstig was.
Deze verklaring van verdachte vindt geen steun in overige bewijsmiddelen. Verbalisanten hebben tevens geen letsel bij verdachte waargenomen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verdachte zich telkens in een situatie bevond waarin hij zich ten aanzien van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding. Dit betekent dat ook het beroep op noodweerexces niet kan slagen. De rechtbank verwerpt deze verweren.
Verdachte is strafbaar, aangezien ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die aan zijn strafbaarheid in de weg staan.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft overwogen dat een gevangenisstraf van 36 maanden passend is, maar hij een lagere straf heeft gevorderd vanwege de door hem ingeschatte verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte nu hij er van uitgaat verdachte is getraumatiseerd door oorlog in zijn land van herkomst.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest. Daartoe heeft hij aangevoerd dat aangevers tevens een aandeel hadden in de gebeurtenissen en heeft hij de persoonlijke belangen van verdachte bij behoud van zijn uitkering en woning naar voren gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door beide aangevers meteen scherp voorwerp in de hals/nek dan wel het hoofd te steken/snijden. Het toegebrachte letsel had een fatale afloop kunnen hebben. Dat dit niet het geval is geweest, is puur toeval en niet te danken aan verdachte. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangevers. Doodslag is een van de ernstigste misdrijven in het Wetboek van Strafrecht. Het handelen van verdachte heeft een grote impact gehad op aangevers. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat aangevers door hetgeen is gebeurd zowel fysiek als mentaal leed hebben ondervonden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 november 2015 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een geweldsdelict.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 26 mei 2015 opgesteld door J. Mertens, reclasseringswerker van GGZ Victas te Utrecht blijkt het volgende. Verdachte is in 2007 naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in zijn thuisland Somalië. In deze oorlog is hij meerdere broers en zussen verloren. In Nederland is hij alleen. De Nederlandse taal is hij enigszins machtig. Hij werkt in de plantsoenendienst en heeft een huurwoning. Om zijn oorlogstrauma’s te hanteren drinkt hij dagelijks alcohol. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, aangezien er geen eerdere veroordelingen zijn voor strafbare feiten. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf. Behandeling en reclasseringstoezicht is niet mogelijk vanwege het gegeven dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is.
De rechtbank is in dit geval, vanwege de ernst van de feiten, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verdachte (volledig) toerekeningsvatbaar. Er zijn geen rapportages van deskundigen die zich een oordeel omtrent de persoon van verdachte hebben gevormd en de toerekenbaarheid van zijn handelen. Dit betekent niet dat de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat hij een traumatisch verleden heeft gehad in zijn land van herkomst als gevolg van de oorlog. De rechtbank kan evenwel niet op basis daarvan zondermeer een causaal verband vaststellen tussen deze oorlog en de toerekenbaarheid van verdachtes handelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij zich omtrent de persoon van verdachte voldoende voorgelicht acht en geen aanleiding ziet om nadere rapportages omtrent de persoon van verdachte te doen opstellen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.

9.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben respectievelijk [aangever 1] en [aangever 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte respectievelijk onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van respectievelijk € 1.200,00 en € 1.200,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van beide vorderingen van de benadeelde partijen vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien hij vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman eveneens de niet-ontvankelijkheid van de vorderingen bepleit, aangezien de gestelde psychische gevolgen niet rijmen met het strafdossier. Daarnaast is de aangehaalde uitspraak niet vergelijkbaar met deze strafzaak.
Het oordeel van de rechtbank
[aangever 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van deze schade stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 800,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere te worden afgewezen.
[aangever 2]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 800,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere te worden afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partijen. Tevens hebben de benadeelde partijen de wettelijke rente gevorderd. De rechtbank zal de vorderingen derhalve toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partijen werd gepleegd, te weten 11 april 2015, tot die van de voldoening.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[aangever 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] , wonende te [woonplaats] , van een bedrag van € 800,00 (zegge: achthonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 11 april 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 800,00 ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
[aangever 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] , wonende te [woonplaats] , van een bedrag van € 800,00 (zegge: achthonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 11 april 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 800,00 ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] voor wat betreft het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. van Heffen, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het doorgenummerde dossier met het nummer 2015111698.
2.Pagina 219.
3.Pagina 225.
4.Pagina 229.
5.Pagina 236.
6.Pagina 238.
7.Een proces-verbaal verhoor getuige [aangever 1] , op 28 oktober 2015 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
8.Pagina 326.
9.Pagina 327.
10.Pagina 335.
11.Pagina 345.
12.Pagina 350.
13.Een proces-verbaal verhoor getuige [aangever 2] , op 28 oktober 2015 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
14.Pagina’s 1048 en 1049.
15.Pagina’s 218, 219, 236 en een proces-verbaal verhoor getuige [aangever 1] , op 28 oktober 2015 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
16.Pagina’s 326, 349 en een proces-verbaal verhoor getuige [aangever 2] , op 28 oktober 2015 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
17.Pagina 1009.
18.Pagina 314.