ECLI:NL:RBMNE:2016:5986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
C/16/385413 / HA ZA 15-146
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypothecaire geldlening en geschil over rentevaste periode en percentages

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en SNS Bank N.V. over de voorwaarden van een hypothecaire geldlening. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Hellingman, vorderde onder andere een verklaring voor recht over de overeengekomen rentevaste periode en rentepercentages. SNS Bank, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.P. Richel, voerde verweer en stelde dat de hypothecaire geldlening was gebaseerd op de eerste offerte, terwijl de eiser zich beriep op de tweede offerte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat SNS Bank in 2001 een hypothecaire geldlening heeft verstrekt aan [eiser], die was gesplitst in twee leningdelen. De eerste offerte, ondertekend door beide partijen, bevatte een rentepercentage van 6,8% voor Lening I en 4,9% voor Lening II met een rentevaste periode van 20 jaar. Een tweede offerte, die de eerste zou vervangen, werd ook ondertekend, maar de rechtbank oordeelde dat de tweede offerte onvoldoende bewijs bood voor de stelling van de eiser dat de afspraken zoals daarin zijn neergelegd, tussen partijen zijn overeengekomen.

De rechtbank concludeerde dat de eerste offerte, als een onderhandse akte, dwingende bewijskracht heeft en dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Daarom werden alle vorderingen van de eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van SNS Bank, die op € 4.591,00 werden begroot. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 16 november 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/385413 / HA ZA 15-146
Vonnis van 16 november 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C. Hellingman te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.P. Richel te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en SNS Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 25 mei 2016
  • de akte uitlating producties, tevens houdende akte uitlating wijziging van eis van SNS Bank van 8 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SNS Bank heeft in 2001 een hypothecaire geldlening verstrekt aan [eiser] (hierna: “de hypothecaire geldlening”). De geldlening is gesplitst in twee leningdelen, te weten Lening I voor een bedrag van fl. 1.078.000,00 en Lening II voor een bedrag van fl. 1.695.000,00. Lening I is aangegaan voor een duur van 30 jaar en Lening II voor onbepaalde duur. Op de hypothecaire geldlening zijn de Algemene Voorwaarden van de bank, de Algemene Voorwaarden van Geldlening en Hypotheekverlening van de bank als vastgesteld bij akte op 30 december 1994 en de Personeelsgids van SNS Bank van toepassing.
2.2.
In aanloop naar de overeenkomst tot hypothecaire geldlening heeft SNS Bank op 25 januari 2001 een offerte uitgebracht met offertenummer [nummer X] (hierna: “de eerste offerte”). In deze offerte is het rentepercentage voor Lening I 6,8% en voor Lening II 4,9%. De rentevaste periode (voor beide leningdelen) bedraagt volgens de eerste offerte 20 jaar. De eerste offerte is zowel door SNS Bank als door [eiser] ondertekend.
2.3.
Op 7 februari 2001 heeft SNS Bank de notaris geïnstrueerd een hypotheekakte op te maken op basis van de in de eerste offerte opgenomen gegevens.
2.4.
In een schrijven van [A] van SNS Bank aan het notariaat van SNS Bank Hypotheken van 13 februari 2001 schrijft zij onder meer:
“Bijgesloten een aangepaste offerte onder nummer [nummer Y] die in de plaats treedt van offerte onder nummer [nummer X] . Een en ander in verband met een wijziging van de rentevaste periode. Deze situatie reeds met een collega besproken over het te volgen traject.
De stukken zijn al bij de notaris. De aktepasseerdatum is 27 februari 2001. De stukken zouden aangepast worden en opnieuw verzonden naar de notaris.
De heer [eiser] biedt zijn oprechte excuses aan voor de overlast. Hij hoopt dat een en ander nog op tijd geregeld kan worden.”
2.5.
Op 14 februari 2001 heeft SNS Bank een tweede offerte uitgebracht aan [eiser] met offertenummer [nummer Y] (hierna: “de tweede offerte”). De tweede offerte is eveneens door beide partijen ondertekend. In deze offerte is voor Lening I een rentepercentage van 6,3% en voor Lening II een rentepercentage van 4,62% opgenomen. De rentevaste periode voor beide leningdelen bedraagt volgens de tweede offerte 10 jaar. Voorts is in de tweede offerte de volgende bepaling opgenomen:
Bijzondere bepalingen. Deze offerte vervangt de offerte onder nummer [nummer X] i.v.m. wijziging rentevaste periode en looptijd van de lening.”
2.6.
Bij notariële akte van 27 februari 2001, heeft [eiser] ten gunste van SNS Bank een recht van hypotheek en een pandrecht verleend ter meerdere zekerheid van huidige en toekomstige vorderingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening tussen [eiser] als geldlener en SNS Bank als geldgever. Volgens de hypotheekakte bedraagt de rente voor Lening I 6,8% per jaar en voor Lening II 4,9% per jaar. In de hypotheekakte is voorts opgenomen dat de rentevaste periode voor beide leningdelen eindigt 10 jaar na de laatste dag van de maand waarin de akte is gepasseerd.
2.7.
In een op 19 april 2001 opgemaakte “akte van schuldbekentenis” (hierna: “de aanvullende overeenkomst”) verklaart [eiser] dat hij van SNS Bank een aanvullende lening heeft ontvangen van fl. 42.000,00 (hierna: “Lening III”). In deze akte is voorts opgenomen dat alle voorwaarden en bedingen zoals in de onder 2.6 genoemde hypotheekakte zijn opgenomen, van toepassing zijn op deze aanvullende lening. In de aanvullende overeenkomst is voorts de volgende bepaling opgenomen:
“Bijzondere bepalingen: Over het opgenomen gedeelte wordt een rente berekend van 6,8% vast tot 1 juni 2021. De einddatum van de hoofdsom is 1 juni 2021. (..)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - samengevat:
1. verklaring voor recht dat
  • i) partijen voor de hypothecaire geldlening een rentevaste periode van 10 jaar zijn overeengekomen;
  • ii) dat partijen voor Lening I een rentepercentage van 6,3% en voor Lening II een rentepercentage van 4,62% zijn overeengekomen; en
  • iii) dat [eiser] in de periode vanaf 1 maart 2011 tot de datum van dit vonnis telkens een rentevaste periode van één jaar heeft gekozen tegen het daarvoor geldende door SNS gepubliceerde tarief;
2. veroordeling van SNS Bank tot
  • i) betaling van € 45.995,15 aan teveel betaalde rente in de periode van 27 februari 2001 tot en met 28 februari 2011;
  • ii) terugbetaling van de teveel betaalde hypotheekrente vanaf 1 maart 2011 tot aan de datum van het vonnis;
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het teveel betaalde tot aan de datum der algehele voldoening;
3. veroordeling van SNS Bank tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 14 februari 2001, waaronder de verplichting één maand voor het verstrijken van de rentevaste termijn een rentewijzigingsvoorstel te doen inhoudende de rentevaste periodes met daarbij behorende gepubliceerde rentepercentages, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding te vermeerderen met € 10.000,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 250.000,00;
4. indien de vorderingen van [eiser] op SNS Bank zijn verjaard, verklaring voor recht dat [eiser] bevoegd is de verjaarde vorderingen te verrekenen met uitstaande schulden aan SNS Bank;
5. veroordeling van SNS Bank tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.541,00 voor de kosten van zijn financieel adviseur en een bedrag van € 4.731,51 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met omzetbelasting, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6. veroordeling van SNS Bank in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
SNS Bank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In de kern draait het geschil tussen partijen om de vraag op basis van welke offerte de hypothecaire geldlening tot stand is gekomen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de hypothecaire geldlening tot stand is gekomen op basis van de tweede offerte. Volgens SNS Bank is de hypothecaire geldlening gebaseerd op de eerste offerte.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de door partijen gemaakte afspraken over de voorwaarden van de hypothecaire geldlening zijn opgenomen in de hypothecaire akte van geldlening. Alhoewel deze akte een authentieke akte is in de zin van het tweede lid van artikel 156 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: “Rv”) en daarmee dwingend bewijs levert tegen een ieder, hebben partijen zich beiden op het standpunt gesteld dat de door hen gemaakte afspraken onjuist in de hypotheekakte zijn opgenomen. Gelet hierop zal de hypotheekakte niet als onderbouwing of bewijs kunnen dienen van hetgeen partijen zijn overeengekomen met betrekking tot de voorwaarden voor de hypothecaire geldlening.
4.3.
Het is vervolgens de vraag wat partijen wel zijn overeengekomen met betrekking tot de rentepercentages en de rentevaste periode. Volgens [eiser] zijn de afspraken tussen partijen vastgelegd in de tweede offerte. In de tweede offerte zijn rentepercentages van 6,3% en 4,62% opgenomen en een rentevaste periode van 10 jaar. Daarnaast is in de tweede offerte opgenomen dat deze offerte de eerste offerte vervangt.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de tweede offerte door beide partijen is ondertekend en dat deze de door partijen gemaakte afspraken weergeeft. Deze tweede offerte is daarmee een onderhandse akte in de zin van artikel 156 Rv en heeft dan ook dwingende bewijskracht tussen partijen. Gelet hierop is de rechtbank verplicht om - behoudens tegenbewijs - de inhoud van deze akte als waar aan te nemen.
4.5.
SNS Bank heeft in het kader van tegenbewijs onder meer aangevoerd dat [eiser] ter comparitie heeft verklaard dat hij Lening III wat betreft de voorwaarden wilde laten aansluiten op de voorwaarden van Lening I en Lening II. In de overeenkomst die [eiser] op 19 april 2001 met SNS heeft gesloten voor Lening III is een rentevaste periode van 20 jaar en een rentepercentage van 6,8% opgenomen. Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden zoals deze in de eerste offerte voor Lening I zijn neergelegd. Daarnaast heeft SNS Bank aangevoerd dat uit haar administratie volgt dat de tweede offerte is geannuleerd als gevolg waarvan partijen zijn teruggevallen op de eerste offerte. Het kan niet anders dan dat de tweede offerte is geannuleerd door [eiser] , aldus SNS Bank.
4.6.
[eiser] heeft betwist dat de tweede offerte op zijn verzoek is geannuleerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de aanvullende overeenkomst met betrekking tot Lening III niet goed heeft gelezen omdat hij ervan uitging dat SNS Bank de voorwaarden voor de aanvullende lening correct zou hebben verwerkt. De administratie van SNS Bank levert volgens [eiser] geen bewijs voor enige stelling nu uit deze administratie niet volgt op wiens verzoek en om welke reden de tweede offerte zou zijn geannuleerd.
4.7.
Bij de beoordeling van de vraag of SNS Bank is geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de juistheid van de tweede offerte acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang. De aanvullende overeenkomst is op 19 april 2001 door [eiser] en SNS Bank getekend. De voorwaarden voor Lening III zoals in de aanvullende overeenkomst opgenomen, komen overeen met de voorwaarden zoals deze in de eerste offerte zijn opgenomen, te weten een looptijd van 20 jaar tegen een (hogere) rente van 6,8%. De overeenkomst is nog geen twee maanden na de hypothecaire akte met betrekking tot Lening I en Lening II gesloten. [eiser] heeft verklaard dat hij had afgesproken dat hij de aanvullende lening zou sluiten onder dezelfde condities als de hypothecaire geldlening. [eiser] heeft bij het aangaan van Lening III geen opmerkingen gemaakt over de looptijd van 20 jaar en de rente van 6,8%, terwijl deze expliciet in de aanvullende overeenkomst zijn opgenomen en de aanvullende overeenkomst slechts één pagina beslaat. Nu de aanvullende overeenkomst door [eiser] is getekend minder dan twee maanden nadat de hypothecaire akte voor Lening I en Lening II is verleden, acht de rechtbank de stelling van [eiser] dat het hem niet is opgevallen dat de voorwaarden niet overeenkwamen met hetgeen was overeengekomen, niet geloofwaardig. [eiser] heeft immers zelf twee maanden eerder SNS Bank verzocht om in afwijking van de eerste offerte met daarin een rentevaste periode van 20 jaar met bijbehorende rentepercentages een nieuwe offerte op te maken uitgaande van een rentevaste periode van 10 jaar. Dit betekent dat [eiser] zich op dat moment bewust was van de verschillen tussen de looptijden en bijbehorende rentepercentages en hij daarin bewuste keuzes maakte. Hij moet twee maanden later nog hebben geweten welke keuze hij uiteindelijk voor de looptijd van Lening I en Lening II had gemaakt. Als [eiser] had gekozen voor een looptijd van 10 jaar en een rentepercentage van 6,3% zou hij bij het ondertekenen van de aanvullende overeenkomst geageerd hebben. Dit heeft hij niet gedaan. Gelet op deze omstandigheden, in samenhang met de administratie van SNS Bank waaruit volgt dat de eerste offerte is geannuleerd, is SNS Bank naar het oordeel van de rechtbank geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de juistheid van de in de tweede offerte neergelegde voorwaarden.
4.8.
Dit betekent dat de tweede offerte onvoldoende is om als bewijs te dienen voor de stelling van [eiser] dat de afspraken zoals daarin zijn neergelegd tussen partijen zijn overeengekomen. Naast de tweede offerte heeft [eiser] ter onderbouwing van zijn stelling dat partijen een looptijd van 10 jaar en rentepercentages van 6,3% en 4,62% zijn overeengekomen niet nader onderbouwd. Dit had wel op de weg van [eiser] gelegen nu SNS Bank deze stelling gemotiveerd heeft betwist onder verwijzing naar de eerste offerte. De rechtbank overweegt dat de eerste offerte een getekende overeenkomst is die de afspraken tussen beide partijen weergeeft. De eerste offerte is daarmee ook een onderhandse akte, waarvan de juistheid tussen partijen vaststaat, behoudens tegenbewijs. [eiser] heeft als tegenbewijs tegen de juistheid van de eerste offerte alleen gewezen op het feit dat in de hypotheekakte een termijn van 10 jaar is opgenomen en op de tweede offerte. Uit hetgeen onder 4.2 en 4.7 is overwogen volgt dat de hypotheekakte en de tweede offerte niet als bewijs van de afspraken tussen partijen kunnen dienen. Deze stellingen zijn om die reden onvoldoende om [eiser] te laten slagen in het leveren van tegenbewijs tegen de juistheid van de afspraken zoals opgenomen in de eerste offerte.
4.9.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] zijn stelling dat partijen een looptijd van 10 jaar en rentepercentages van 6,3% en 4,62% zijn overeengekomen onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Nu alle vorderingen van [eiser] zijn terug te voeren tot deze stelling, zal de rechtbank deze vorderingen afwijzen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS Bank worden begroot op:
- griffierecht € 1.909,00
- salaris advocaat
2.682,00(3,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 4.591,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SNS Bank tot op heden begroot op € 4.591,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer en in het openbaar uitgesproken op
16 november 2016. [1]

Voetnoten

1.type: VH (4355)