ECLI:NL:RBMNE:2016:5920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
5229371 AE VERZ
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de context van vertrek van de werknemer als bestuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer, die tevens bestuurder en aandeelhouder was van de werkgever. De werknemer verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, omdat de werkgever was gestopt met het betalen van loon. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht op zijn beurt om te verklaren dat er geen arbeidsovereenkomst was of dat deze op een eerdere datum was geëindigd. De procedure omvatte een aantal mondelinge behandelingen en correspondentie tussen partijen over de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst en de vertrekvergoeding.

De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer en de werkgever in 2015 een overeenkomst hebben gesloten waarbij de werknemer zijn aandelen in de moedermaatschappij heeft overgedragen en in ruil daarvoor een arbeidsovereenkomst is aangegaan. De werknemer stelde dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was, terwijl de werkgever betoogde dat deze voor bepaalde tijd was en reeds was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst in feite voor bepaalde tijd was, omdat deze was bedoeld om de vertrekvergoeding te betalen en van rechtswege eindigde na de afgesproken periode.

De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af, omdat de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2016 van rechtswege was geëindigd en de werkgever haar verplichtingen had nagekomen. De rechter verklaarde ook dat de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk werd ontbonden per 9 december 2016, voor het geval in hoger beroep zou blijken dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurde. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummers: 5229371 AE VERZ 16-79 WL/1132
5294101 AE VERZ 16-90
Beschikking van 9 november 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Dito,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.W. Kouwets.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het productieoverzicht met 15 producties van [verzoeker]
- het verweerschrift in conventie, tevens zelfstandige verzoeken in reconventie
- de akte houdende producties in conventie en reconventie van [verweerster]
- de pleitnota van [verzoeker] van 18 augustus 2016
- de pleitnota van [verweerster] van 18 augustus 2016
- de pleitnota van [verzoeker] van 24 oktober 2016
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2016
1.2.
Na de mondelinge behandeling van 18 augustus 2016 was de behandelend rechter wegens langdurige afwezigheid niet in staat om vonnis te wijzen. Partijen hebben daarop een nieuwe mondelinge behandeling bij de opvolgend rechter verzocht. Deze heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2016. Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is een onderneming die diensten en producten aanbiedt aan de retailsector. Tot 1 juli 2015 werd [verweerster] geleid door de broers [verzoeker] (hierna: [verzoeker] ) en [X] (hierna: [X] ), middels managementovereenkomsten tussen [verweerster] en hun respectieve persoonlijke vennootschappen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V.
2.2.
De aandelen in [verweerster] worden gehouden door [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) Tot 1 juli 2015 hielden [verzoeker] en [X] , middels hun persoonlijke vennootschappen, ieder 50% van de aandelen in [bedrijf 3] .
2.3.
Tussen [verzoeker] en [X] is op enig moment onenigheid bestaan, als gevolg waarvan is besloten om de zakelijke samenwerking te beëindigen. Per 1 juli 2015 zijn de aandelen in [bedrijf 3] die door [verzoeker] werden gehouden overgedragen aan [X] en is de managementovereenkomst met [bedrijf 1] B.V. beëindigd.
2.4.
Voorafgaande aan de totstandkoming van de koopovereenkomst hebben partijen gesproken over de voorwaarden daarvan. Bij e-mail van 16 juni 2016 stelt [X] , voor zover hier relevant, het volgende voor:
“ - In totaal inclusief (management-)vergoedingen, emolumenten etc. € 150.000,=
- Van dat totaal in ieder geval € 50.000,= op korte termijn ineens/ misschien een paar termijnen. […]
- Op korte termijn (1 juli) deels afzwaaien. Je kan dan werken aan je toekomst en aan wat klussen voor [bedrijf 3] / [verweerster] c.s. Verdeling van tijd nader in te vullen.
- Ik zie er geen heil in dat jij hier langere tijd nog verbonden bent. Voor mij niet, voor het bedrijf niet en voor jouzelf eigenlijk ook niet (zie hierboven) hoewel jij over dit laatste zelf gaat.
- Je managementcontract transformeren naar een loondienstverband kan uiteraard handig zijn voor de toekomstige hypotheek. Daar moeten we echter wel heel goed kijken naar juridische en financiële haken en ogen. Ik ben geen UWV en heb al helemaal geen zin in weer gezeik als we dit achter de rug hebben.”
2.5.
Bij e-mail van 23 juni 2016 reageert [verzoeker] als volgt:
“O.k. nog even nagevraagd en je hebt gelijk dat een contract voor onbepaalde tijd en de beëindiging daarvan voor [verweerster] een risico is. (Ervan uitgaande dat ik daar moeilijk over zou doen) Om dat op te lossen/ ergens te middelen wil ik dan voorstellen een arbeidscontract voor 2 jaar te doen. Dat eindigt dan van rechtswege na deze periode.
[…]
We moeten een paar dingen ontkoppelen; I prijs aandelen
II managementcontract / arbeidscontract waar of recht op zit en waar arbeid/inzet voor geleverd gaat worden.
Jij gooit het op een hoop, dat maakt het duur. Ik zal met deze 2-deling voor ogen mijn uitgangspunten bijstellen;
[…]
II
1 stopzetten van management contract +vergoeding van ca € 100.000 en omzetten naar arbeidscontract. Brutokosten blijven gelijk. (ik zal dat laten berekenen)
Het is arbeidsrechtelijk al uitgezocht en d’r staat niks in de weg. Arbeidscontractje door jou te tekenen.
Besparing t.o.v. afgelopen jaren is evident en belangrijk voor [verweerster] .
(Zoals je weet is besparing groter i.v.m. kosten/declaraties etc.)
Na 6 maanden verlagen we het contract met 30%. Na een jaar stop ik of als ik eerder iets anders heb."
2.6.
Diezelfde dag reageert [X] :
“Alles overwegende lijkt het me goed de deal als volgt te doen:
-
In totaal inclusief (management-)vergoedingen, emolumenten etc. € 185.000,=
-
€ 100.000,= voor de aandelen. € 50.000,= per z.s.m. (op basis van contract) in één keer te betalen en € 50.000,= per 1 januari 2016 en 1 maart 2016 (50/50) of zoveel eerder als haalbaar in alle gevallen als uitgestelde betaling. […]
-
€ 50.000,= managementvergoeding van 1/7/2015 tot 1/1/2016.
-
€ 35.000,= managementvergoeding van 1/1/2016 tot 1/7/2016
-
Voorgaande zijn de (bruto+werkgeverslasten-)bedragen op basis waarvan wij ook een arbeidscontract voor onbepaalde tijd aangaan. Dit om jou te faciliteren in toekomstige plannen. We zullen wel iets moeten verzinnen voor een dossier om zo goed mogelijk van elkaar af te komen. Dat is een kwestie van vertrouwen en daar wil ik een hand op hebben. Mocht jij op een gegeven moment rond zijn met je toekomstplannen dan kunnen we het ook weer eerder omzetten naar een contract voor bepaalde tijd of zelfs managementvergoeding als dat gunstig voor je is.”
2.7.
Daarop reageert [verzoeker] op dezelfde dag:
“Ik dacht dat we er bijna waren.
Je halveert de managementvergoeding. Die had ik al stevig teruggebracht i.v.m. de gewenste oplossing.
€ 50000,00 bruto en incl. werkgeverslasten is nog niet eens € 2000,00 netto! Dus dan heb ik in Juli al een probleem.
Daarmee is het onmogelijk een stuk financiering te krijgen.”
2.8.
Nog steeds op 23 juni 2015 antwoordt [X] :
“Lees ’t even goed. Het is € 50.000,- voor een half jaar. Dat is op jaarbasis de € 100.000, die jezelf noemde. Ik denk dus dat ’t klopt of zie ik iets over het hoofd?”
2.9.
Op 25 juni 2016 reageert [verzoeker] :
“Gisteren nog maar even besproken.
[…]
Met veel pijn in het hart moeten we het zo dan maar gaan doen.
Ik zorg voor een zo helder mogelijke overeenkomst van deze afspraken en zal vast wat dingen op touw gaan zetten voor een mogelijke afwikkeling.
2.10.
In de door partijen op 8 juli 2015 getekende koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
OVERWEGENDE DAT:
[…]
Arbeidsovereenkomst
Aan deze overeenkomst is de arbeidsovereenkomst gehecht tussen [verweerster] en [verzoeker] die in werking treedt met ingang van 1 juli 2015 nadat Verkoper niet langer statutair directeur is van de Vennootschap en de management overeenkomsten tussen Verkoper en [verweerster] en [bedrijf 4] en [bedrijf 5] met wederzijds goedvinden beëindigd zijn met ingang van 1 juli 2015.
d) Deze arbeidsovereenkomst vormt een onderdeel van deze koopovereenkomst.
[…]
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
[…]
Managementovereenkomsten
De managementovereenkomsten tussen [verweerster] B.V. [bedrijf 4] en [bedrijf 5] B.V. en Verkoper worden beëindigd met wederzijds goedvinden met ingang van 1 juli 2015. Daarvoor in de plaats treedt met ingang van 1 juli 2015 in werking een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [verweerster] B.V. en [verzoeker] .
2.11.
In genoemde arbeidsovereenkomst, gedateerd 1 juli 2015, is opgenomen dat de dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, tegen een salaris van € 7.595,00 bruto per maand, inclusief vakantietoeslag.
2.12.
Bij e-mail van 14 juli 2015 schrijft [X] aan [verzoeker] :
“Ik heb het even gecheckt en de € 1 ton inclusief werkgeverstoeslagen klopt.
Bijgaand 2 loonstroken. Eéntje zonder en ééntje met vakantietoeslag. […]”
2.13.
[verweerster] heeft het salaris voldaan tot en met 7 mei 2016. Nadien heeft zij geen loonbetalingen meer gedaan. Op 30 mei 2016 schrijf [verzoeker] aan [X] , voor zover hier relevant:
“We zijn een Koopovereenkomst overeen gekomen op 7 juli 2015. Onderdeel van deze koopovereenkomst is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst is in gegaan op 1 juli 2015. Het loon is bepaald en overeengekomen op € 7.595,00 bruto per maand.
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan alleen door opzegging door werknemer eindigen, dan wel door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Een derde en laatste optie is de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigen tegen een datum in de toekomst gelegen en met in acht neming van de opzegtermijn van werkgever (minimaal 1 maand) waardoor aansluitend voor werknemer een recht ontstaat op een WW uitkering.
Ik heb de arbeidsovereenkomst met [verweerster] B.V. tot nu aan toe niet opgezegd. Jij houd het er op dat jij/ [verweerster] B.V. klaar zou zijn met betalen van loon op 7 mei 2016, omdat jij met mij overeen zou zijn gekomen dat de werkgeverslasten voor mijn rekening komen. Dat zijn wij echter nimmer overeengekomen en dat wordt ook nimmer door een werknemer overeengekomen. Dat blijkt ook niet uit de koopovereenkomst en de arbeidsovereenkomst die wij op 1 juli 2015 hebben gesloten.
Jij hebt in de fase voor het sluiten van de definitieve overeenkomsten, koop en arbeidsovereenkomst, tijdens de onderhandelingen, voorafgaand aan het sluiten van de definitieve overeenkomsten, wel genoemd dat jij het redelijk vond dat de bijkomende werkgevers lasten uit het bedrag van € 91.140 bruto per jaar (het Jaarloon) zouden moeten worden betaald, maar ik heb jouw voorstellen in die richting, altijd en direct van de hand gewezen
2.14.
Op 31 mei 2016 reageert [X] per e-mail:
“Toeval of niet. Ik belde je vanochtend om dit uit de wereld te helpen. Dus voordat ik dit briefje kreeg.[…] Ik heb hier aangegeven dat het “linksom of rechtsom” opgelost moet worden. Daar zijn/waren best mogelijkheden voor. Ik had al op verschillende manieren aangegeven dat we eens om de tafel moeten. In de email en via [Y] . Waarom je dat niet doet begrijp ik niet helemaal.
Jouw schrijven doe ik af als een gemiste kans en een verkeerde weg. Je hebt niet één keer een consistent verhaal laten zien. Het is iedere keer weer anders. Afgelopen zaterdag was ’t weer een ander bedrag. Het arbeidscontract is door jezelf opgesteld en het bedrag is door jouzelf ingevuld. Daar had je waarschijnlijk zo je redenen voor. Voor mij verandert dat niets aan de afspraak die we gemaakt hadden. 100.000,= op jaarbasis (bruto+werkgeverslasten) 1e halfjaar 50.000,= + 50.000,- minus 30% (= je eigen voorstel). Vervolgens kon jezelf kiezen in welke hoogte het bedrag via een arbeidsovereenkomst betaald zou worden. Maar blijkbaar wil je meer geld dan we overeengekomen zijn. Althans dat is mijn stellige mening. Een gesprek had A) Duidelijkheid/begrip kunnen bieden en vervolgens B) een oplossing kunnen bieden.”
2.15.
Partijen zijn nadien nog herhaaldelijk is overleg getreden om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, zonder dat dit tot resultaat heeft geleid.

3.Het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671c lid 1 BW om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen vanwege gewichtige redenen met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Voorts verzoekt [verzoeker] om [verweerster] te veroordelen tot betaling van het verschuldigde loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging vanaf mei 2016 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, alsmede betaling van een billijke vergoeding van € 25.000,00.
3.2.
[verzoeker] heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerster] , doordat zij is opgehouden het loon te betalen, terwijl de arbeidsovereenkomst voortduurt.
3.3.
[verweerster] verzoekt op haar beurt een verklaring voor recht dat tussen partijen vanaf 1 juli 2015 geen arbeidsovereenkomst heeft gegolden en subsidiair verzoekt zij voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 7 mei 2016 dan wel met ingang van 1 juli 2016 is geëindigd.
Voorts verzoekt [verweerster] voorwaardelijk, voor het geval in deze of in hogere instantie mocht worden geoordeeld dat op dit moment een arbeidsovereenkomst van kracht is, ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 BW en artikel 7:669 lid 3 sub g en/of h BW.
3.4.
[verweerster] heeft daaraan - samengevat - primair ten grondslag gelegd dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Er was geen sprake van een gezagsverhouding, noch van de verplichting tot het verrichten van werk. Subsidiair heeft [verweerster] aangevoerd dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen, hetzij tot het overeengekomen budget van € 85.000,00 was bereikt, hetzij voor een periode van 12 maanden. Meer subsidiair geldt dat een verplichting tot doorbetaling van loon na hetzij 7 mei 2016, hetzij 1 juli 2016 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek heeft [verweerster] aangevoerd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en/of andere omstandigheden die maken dat van [verweerster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.5.
Partijen hebben over en weer gemotiveerd verweer gevoerd. Op hun stellingen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] in mei 2015 heeft besloten om [verweerster] te verlaten. Partijen zijn vervolgens in overleg getreden om dat vertrek vorm te geven. Daarbij diende enerzijds een aandelentransactie plaats te vinden tussen (de persoonlijke vennootschappen van) [verzoeker] en [X] , waarbij de aandelen die [verzoeker] hield in moedermaatschappij [bedrijf 3] werden overgedragen aan [X] . Dit deel van de transactie is geheel afgerond en vormt geen onderdeel van het onderhavige geschil, zodat deze in het vervolg buiten beschouwing zal worden gelaten.
4.2.
Aan de andere kant moest tussen (de persoonlijke vennootschap van) [verzoeker] en [verweerster] een regeling tot stand worden gebracht voor de afkoop van de managementovereenkomst. Hiertoe hebben partijen uiteindelijk de arbeidsovereenkomst gesloten. Tussen partijen is in geschil wat zij hierbij zijn overeengekomen ten aanzien van duur en beloning.
4.3.
Met de uiteindelijke totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen partijen hebben partijen uitvoering gegeven aan de overeenkomst die in bredere zin ten grondslag ligt aan het vertrek van [verzoeker] bij [verweerster] . Anders dan [verzoeker] lijkt te betogen, kan de kantonrechter zich bij de beoordeling van de verzoeken dan ook niet beperken tot de arbeidsovereenkomst als zodanig, maar zal deze en de bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst in de hiervoor geschetste context moeten worden bezien.
4.4.
Ten aanzien van wat partijen zijn overeengekomen, is de correspondentie zoals die hiervoor is aangehaald onder 2.4 tot en met 2.9 leidend. In die correspondentie hebben partijen immers over en weer verschillende keren een aanbod gedaan, totdat zij op 25 juni 2015 overeenstemming hebben bereikt (
“Met veel pijn in het hart moeten we het zo dan maar gaan doen.”). Daarbij is mede van belang dat hetgeen partijen in deze correspondentie zijn overeengekomen ten aanzien van de aandelentransactie ook ongewijzigd is overgenomen in de uiteindelijke koopovereenkomst.
4.5.
Voor zover tussen partijen in geschil is wie het initiatief heeft genomen om de vertrekvergoeding vorm te geven als een arbeidsovereenkomst geldt het volgende. In de eerste e-mail van [X] van 16 juni 2015 is een verwijzing opgenomen naar de arbeidsovereenkomst, waarin hij schrijft: “
Je managementcontract transformeren naar een loondienstverband kan uiteraard handig zijn voor de toekomstige hypotheek. Daar moeten we echter wel heel goed kijken naar juridische en financiële haken en ogen. Ik ben geen UWV en heb al helemaal geen zin in weer gezeik als we dit achter de rug hebben.”
Nu [verzoeker] dit in zijn hieropvolgende reactie niet heeft weersproken, en uit de bewoordingen voldoende blijkt dat het een verzoek van [verzoeker] betreft dat [X] bereid is in te willigen, staat vast dat [verzoeker] om hem moverende redenen heeft verzocht de vertrekvergoeding vorm te geven als een arbeidsovereenkomst. Voor zover [verzoeker] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog heeft betoogd dat hij op dat moment nog niet bezig was met een hypotheekaanvraag, vindt dat daarmee ook geen steun in de stukken.
4.6.
Uit de correspondentie volgt voorts dat het op een door [verzoeker] gewenste wijze uitbetalen van de vertrekvergoeding de belangrijkste (zo niet de enige) beweegreden voor partijen is geweest om de arbeidsovereenkomst te sluiten. Dat partijen het oog hebben gehad op een langdurig voortdurende betrokkenheid van [verzoeker] bij [verweerster] blijkt niet uit die correspondentie.
4.7.
Dat wil overigens niet zeggen dat er in het geheel geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, zoals door [verweerster] is betoogd. Tussen partijen staat immers vast dat [verzoeker] uit hoofde van zijn dienstverband werkzaamheden heeft verricht voor [verweerster] , al verschillen partijen van mening over de omvang daarvan. Ook was er sprake van een gezagsverhouding, hetgeen al volgt uit de omstandigheid dat [verweerster] [verzoeker] heeft opgedragen zijn “nodige werkzaamheden” zoveel mogelijk vanuit huis te doen.
4.8.
In de omstandigheid dat het sluiten van de arbeidsovereenkomst slechts een middel is om de overeengekomen vertrekvergoeding te betalen, ligt besloten dat partijen hebben beoogd om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten. Dit volgt uit de omstandigheid dat de afkoopsom over een periode van twaalf maanden zou worden betaald in de vorm van salaris. Met de betaling van de laatste termijn vervalt immers het bestaansrecht van die arbeidsovereenkomst. Nergens blijkt uit dat het de bedoeling van partijen is geweest dat na de uitvoering van deze betalingsregeling een regulier dienstverband tot stand zou komen. Daarbij is mede van belang dat uit de onderhandelingen blijkt dat partijen het er over eens zijn dat de betrokkenheid van [verzoeker] bij [verweerster] moet eindigen. Partijen hebben bij de onderhandelingen bovendien het risico voor [verweerster] van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ook benoemd en daarbij ook beide erkend dat de arbeidsovereenkomst na bepaalde tijd zou moeten eindigen.
4.9.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat partijen, anders dan zij in de schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben opgenomen, een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen. Het betreft daarbij een overeenkomst voor de duur van twaalf maanden, nu de overeengekomen vertrekvergoeding gedurende die periode diende te worden betaald. Deze arbeidsovereenkomst is dan ook per 1 juli 2016 van rechtswege geëindigd. De kantonrechter gaat voorbij aan het betoog van [verweerster] dat het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft tot 7 mei 2016, aangezien op dat moment het budget op was. Een dergelijke overeenkomst voor bepaalde tijd, waarbij de einddatum onzeker is en afhankelijk van de bij de werkgever beschikbare financiën, past niet binnen het stelsel van het Nederlandse arbeidsrecht. De in het zelfstandig tegenverzoek verzochte verklaring voor recht zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
4.10.
Daarmee resteert de vraag naar de omvang van de overeengekomen afkoopsom. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat partijen een bedrag van € 100.000,- zijn overeengekomen, terwijl dit volgens [verweerster] een bedrag van € 85.000,- betreft. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn partijen een bedrag van € 85.000,- overeengekomen. Dit volgt uit de correspondentie, waarin de betaling van de afkoopsom is uitgesplitst in twee termijnen van zes maanden. Daarbij is, zoals voorgesteld door [verzoeker] , op de tweede termijn van € 50.000,- 30% in mindering gebracht, hetgeen resulteert in een bedrag van € 35.000,-.
[verzoeker] heeft hier mee ingestemd.
4.11.
[verzoeker] heeft weliswaar ter onderbouwing van zijn standpunt nog verwezen naar de e-mail van 14 juli 2015, zoals hiervoor weergegeven onder 2.12, waarin [X] schrijft: “
Ik heb het even gecheckt en de € 1 ton inclusief werkgeverstoeslagen klopt.”, maar deze e-mail biedt onvoldoende grond voor zijn standpunt, nu daaruit niet blijkt wát [X] heeft gecheckt. Nu bij deze e-mail tevens de eerste loonstrook is gevoegd, wijst dit erop dat [X] hiermee bevestigt dat het op die loonstrook opgenomen maandsalaris correspondeert met een jaarsalaris van € 100.000,00.
4.12.
Daarmee staat vast dat partijen een afkoopsom van € 85.000,00 zijn overeengekomen. Door [verzoeker] is niet betwist dat dit bedrag is voldaan. Daarmee is [verweerster] haar verplichtingen nagekomen. Dat [verweerster] van 7 mei 2016 tot 1 juli 2016 geen salaris heeft voldaan maakt dat niet anders, nu zij vanaf 1 januari 2016 tot 7 mei 2016 een hoger salaris heeft voldaan dan waartoe zij gehouden was. Er is dan ook geen sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerster] . Nu bovendien de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd en het verschuldigde salaris is voldaan, zullen de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen.
4.13.
[verweerster] heeft voorts verzocht om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, voor het geval in rechte komt vast te staan dat er nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen van kracht is. Nu niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het hof in hoger beroep zal oordelen dat tussen partijen wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, heeft [verweerster] belang bij dit voorwaardelijk verzoek.
4.14.
Nu tussen partijen vast staat dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen en voldoende gebleken is dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, zal de verzochte voorwaardelijke ontbinding op grond van 7:669 lid 3 sub g worden toegewezen. De arbeidsovereenkomst zal (voorwaardelijk) worden ontbonden per 9 december 2016, gelet op de termijn als bepaald in artikel 7:671b lid 8 onder a BW.
4.15.
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoeker]
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen;
in het zelfstandig tegenverzoek van [verweerster]
5.3.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 1 juli 2016;
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 2 december 2016, voorwaardelijk, voor het geval in hoger beroep of cassatie bij beslissing met kracht van gewijsde mocht worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Reitsma, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016.