ECLI:NL:RBMNE:2016:5786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
425946 / HA RK 16-257
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 31 oktober 2016 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A. van Dijk, de behandelend rechter in een civiele procedure met zaaknummer 5176118 MV EXPL 16-99. Verzoeker stelde dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2016 kritische opmerkingen had gemaakt, dat zijn repliek niet was meegenomen omdat deze te laat was ingediend, en dat de rechter te instemmend had geknikt naar onware uitspraken van de advocaat van de wederpartij. Verzoeker meende dat er een duidelijke hang naar de tegenpartij was, wat hem deed besluiten tot het indienen van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in acht genomen, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat het wrakingsverzoek is ingediend nadat de rechter al een eindbeslissing had genomen in de zaak, wat volgens de wet niet mogelijk is. De griffie had de beslissing per abuis niet direct aan verzoeker verzonden, maar dit deed niets af aan de ontvankelijkheid van het verzoek.

Daarom heeft de wrakingskamer besloten het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om de beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechter en de voorzitter van de afdeling civielrecht en bestuursrecht.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 425946 / HA RK 16-257
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
31 oktober 2016
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beslissing van de kantonrechter van 26 oktober 2016;
- de e-mail van verzoeker van 26 oktober 2016.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A. van Dijk als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 5176118 MV EXPL 16-99. Verzoeker voert aan dat er door de rechter (naar de wrakingskamer begrijpt: tijdens de mondelinge behandeling van 24 oktober 2016) kritische opmerkingen jegens hem zijn gemaakt, terwijl de oorzaak niet bij hem ligt. Verder zou zijn ingezonden repliek niet zijn meegenomen omdat deze te laat was ingediend. Tot slot werd er te instemmend geknikt naar aanleiding van onware uitspraken door de advocaat van de wederpartij. Verzoeker meent dat er een duidelijke hang is naar de tegenpartij. Daarom wraakt hij de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
In het tweede lid van artikel 39 Rv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.3.
In dit geval ziet de wrakingskamer aanleiding om - in afwijking van het in
artikel 39 lid 2 Rv neergelegde uitgangspunt- uitspraak te doen over het door verzoeker
ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe
wordt als volgt overwogen.
3.4.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. De rechter heeft op 26 oktober 2016 eindbeslissing gegeven in de zaak met zaaknummer 5176118 MV EXPL 16-99. Deze beslissing is vervolgens op 26 oktober 2016 om 8.12 uur per fax verzonden aan de eiser in die zaak. Verzoeker is de gedaagde. Per abuis heeft de griffie de beslissing niet direct verzonden aan verzoeker. Verzoeker heeft vervolgens op 26 oktober 2016 om 9.11 uur het wrakingsverzoek ingediend. Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek is ingediend nadat de rechter de eindbeslissing heeft genomen. Daarom kan verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, de andere betrokken partij, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civielrecht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. Koene, voorzitter, en mr. P. Bender en mr. M.J. Slootweg als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.