Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de akte na tussenvonnis van 23 december 2015, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie van TVM c.s.
- de antwoordakte van 20 januari 2016 van TVM c.s.
- de antwoordakte van 20 januari 2016 van [gedaagde 1] c.s.
2.De verdere beoordeling
De rechtbank wijst het verzoek van TVM om terug te komen op het tussenvonnis dan ook af.
Indiendoor verzekeringnemer van TVM verzekeringen hulp wordt gevraagd via het TVM Schade-alarmnummer, zal een doorverbinding tot stand worden gebracht naar de alarmcentrale van Insurance Europe-Service.”. In de artikelen 1, 3 en 5 van de overeenkomst worden de hulpverlening, voorfinanciering en doorbelasting niet afhankelijk gesteld van een melding via het alarmnummer, maar van het optreden van “een calamiteit en/of een stranding” van een verzekeringnemer van TVM Verzekeringen. Dat [gedaagde 4] alleen volledige dekking voor haar incassorisico zou genieten als de melding via het alarmnummer zou zijn gelopen, wordt dus niet door de inhoud van de overeenkomst bevestigd. In de overeenkomst wordt op dit punt alleen onderscheid gemaakt tussen casco en niet-casco verzekerde motorrijtuigen. Alleen in het eerste geval vindt de financiële afwikkeling rechtstreeks tussen partijen plaats (artikel 4.1 van de overeenkomst). Over de gevolgen van het volledig ontbreken van verzekeringsdekking bevat de overeenkomst geen regeling anders dan dat TVM Verzekeringen “mede in het belang van Insurance Europe-Service” zo snel mogelijk het bestaan van dekking controleert (artikel 3.3).
lagerdan in de voorafgaande periode. Gelet hierop volgt de rechtbank [gedaagde 4] niet in haar stelling dat de geëxtrapoleerde commissie over de periode 2000-2007 met 25% moet worden verminderd ten opzichte van de gemiddelde commissie die is ontvangen in de periode 2008-2014. Om dezelfde reden is er evenmin aanleiding voor een verlaging wegens “het langzaam op gang komen” van het betalen van commissie.
€ 38.000,00 bij zijn cliënt in rekening heeft gebracht, terwijl de werkzaamheden van PwC zich beperkten tot verificatie van dat overzicht. De rechtbank wijst de kosten dan ook als onvoldoende onderbouwd af.
aan de zijde van TVMop basis van het toegewezen bedrag op:
1.776,25(2,5 punten × tarief € 1.421,00 x 50%)
de heer en mevrouw [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3]hebben TVM c.s. als de in het ongelijk gestelde partij te gelden. De kosten aan de zijde van eerstgenoemden worden begroot als volgt:
2.131,50(2 punten × tarief € 1.421,00 x 75%)
2.500,00(2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 2.000,00)