Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- de fax van 8 augustus 2016 van [verzoekster] inhoudende een wijziging van het verzoek
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
Arbeidssituatie
Vraag 3
g.
Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical
ellebooghanteren wij tabel 15-4, pag. 398. Bursitis olecrani: klasse 1, 2% default.
hand: wij hanteren tabel 15-2, pag. 393. Er was sprake van een fissuur van de falanx: er zijn geen restverschijnselen. Derhalve klasse 0: 0% invaliditeit.
knie: wij hanteren de invaliditeit op basis van de door de operateur gevonden stervormige afwijking, welke zeker kan zijn ontstaan na de kneuzing. Er was geen kraakbeenverlies. Wij hanteren tabel 16-3 pag. 509, contusie.
2%invaliditeit voor de bovenste extremiteit en
1%invaliditeit voor de gehele persoon.’
Conclusie en beleid
bijlage 1zend ik u het expertiserapport van dr. [F] van 7 januari 2015, alsmede de medische adviezen van beide partijen die nadien zijn gewisseld.
bijlage 2zend ik u de vragenlijst die cliënte heeft ingevuld bij de [naam kliniek] op 16 februari 2015. De beperkingen zijn niet wezenlijk veranderd ten opzichte van de beperkingen ten tijde van uw eerste rapport.
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
‘De beperkingen zijn niet wezenlijk veranderd ten opzichte van de beperkingen ten tijde van uw eerste rapport.’
ervarenbeperkingen. Volgens [verweerster] is dit in strijd met de gedragscode van arbeidsdeskundigen. Op grond daarvan is het juist de taak van de arbeidsdeskundige om op basis van een objectief beperkingenprofiel een rapport op te stellen. Dat is een basisprincipe voor arbeidskundigen, zo stelt [verweerster] . [verzoekster] heeft aangevoerd dat hier juist een afspraak tussen partijen aan ten grondslag ligt, die tijdens de bespreking in [vestigingsplaats] is gemaakt. Het feit dat [D] in zijn rapport de objectieve beperkingenlijst ook daadwerkelijk niet heeft betrokken, vormt het bewijs van deze afspraak, aldus [verzoekster] . [verweerster] heeft het bestaan van een afspraak gemotiveerd betwist. Ongeacht een dergelijke afspraak is het nog steeds aan de arbeidsdeskundige om een rapport op te stellen dat uitgaat van het voor handen zijnde objectieve beperkingenprofiel. De gedragscode schrijft dat dwingend voor, aldus nog steeds [verweerster] .
‘onduidelijk pijnsyndroom, waarbij geen objectiveerbare afwijkingen aantoonbaar zijn, noch op MRI en noch bij klinisch onderzoek.’Tussen partijen staat vast dat [D] deze stukken niet in zijn rapport heeft betrokken. [verweerster] heeft onweersproken gesteld dat het in een arbeidskundigenrapport uitgaan van de beperkingen van het slachtoffer, in plaats van een door een deskundige vastgesteld objectieve beperkingenprofiel, in strijd is met de voor arbeidskundigen geldende gedragscode, en dat die gedragscode – zo begrijpt de rechtbank uit de stellingen van [verweerster] – de objectiviteit van een arbeidskundige rapportage waarborgt. Dat leidt ertoe dat het rapport naar het oordeel van de rechtbank niet is opgesteld op basis van objectieve gegevens en daardoor niet aan de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, zodat dit alleen daarom al niet gebruikt kan worden als uitgangspunt voor de schadebegroting.
klachtentussen partijen niet in geschil is, zodat [verzoekster] geen belang heeft bij dit onderdeel van haar verzoek. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat [verweerster] het causaal verband tussen het ongeval en de ervaren
beperkingennooit heeft erkend. Gelet hierop moet verzoek sub 1, het eerste deel, worden afgewezen.
knieklachtenheeft [verzoekster] , gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor in 4.13. heeft overwogen, hier geen belang meer bij. Waar dit onderdeel ziet op de
beperkingenoverweegt de rechtbank als volgt. Partijen hebben op gezamenlijk verzoek orthopedisch chirurg [F] aangesteld om de beperkingen van [verzoekster] als gevolg van het ongeval objectief vast te stellen. Volgens [verweerster] volgt uit zijn rapport van 7 januari 2015 dat niet alle beperkingen die verzoekster naar eigen zeggen ondervindt, ongevalsgevolg zijn. [verweerster] meent dat partijen gebonden zijn aan de inhoud van het rapport van [F] , zodat voor de afwikkeling van de schade, dient te worden uitgegaan van enkele lichte tot matige beperkingen. Uit de stellingen van [verzoekster] volgt dat zij vasthoudt aan de door haar ervaren beperkingen als opgegeven in de vragenlijst van de [naam kliniek] . Volgens haar komt aan het rapport van [F] ter zake de knieklachten en -beperkingen weinig waarde toe, omdat [F] mogelijk verkeerde foto’s van de kijkoperatie heeft gekregen. De rechtbank stelt vast dat de door [verzoekster] ervaren “kniebeperkingen” niet gelijk zijn aan de door de onafhankelijke deskundige [F] vastgestelde ongevalsgerelateerde kniebeperkingen. Het causaal verband tussen de door [verzoekster] ervaren beperkingen en het ongeval staat dus niet vast. Om die reden moet ook dit onderdeel van het verzoek onder sub 1 worden afgewezen.