ECLI:NL:RBMNE:2016:5699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
C/16/411086 / HA ZA 16-178
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van (onder)aanneming met discussie over redelijke prijs en bewijsopdracht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, met betrekking tot openstaande facturen voor isolatiewerkzaamheden die door eiseres zijn uitgevoerd in opdracht van gedaagde. De werkzaamheden vonden plaats in een gebouw in Utrecht van oktober 2014 tot en met juli 2015. Eiseres heeft in totaal vijftien facturen verzonden ter hoogte van € 231.788,-, waarvan gedaagde slechts € 78.892,- heeft betaald. Eiseres heeft gedaagde in gebreke gesteld en vordert nu betaling van € 90.096,-, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde heeft verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingesteld, waarbij zij eiseres verzoekt om een bedrag van € 67.474,- of een in goede justitie te bepalen bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende stukken en de comparities van partijen. De kern van het geschil betreft de vraag of er een regieovereenkomst tot stand is gekomen en wat de redelijke prijs is voor de door eiseres verrichte werkzaamheden.

De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van eiseres dat de werkzaamheden in regie zijn uitgevoerd. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat er een regieovereenkomst is en stelt dat er een richtprijs van € 45.000,- is overeengekomen. De rechtbank heeft eiseres opgedragen bewijs te leveren van de door haar gehanteerde prijzen en het aantal geïsoleerde meters, evenals de redelijkheid van de extra mandagen die zij heeft gemaakt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/411086 / HA ZA 16-178
Vonnis van 2 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.V.C.F. Dingemans te Maarssen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Verbaas te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2016 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 15 augustus 2016;
  • een nadere toelichting aan de zijde van [eiseres] van 29 augustus 2016, met bijlagen;
  • een nadere toelichting aan de zijde van [gedaagde] van 30 augustus 2016, met producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 1 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft als aannemer in het kader van een renovatie werktuigbouwkundige installaties in het gebouw “ [gebouw] ” in Utrecht (hierna: het gebouw) verricht. [eiseres] heeft als onderaannemer in opdracht van [gedaagde] in de maanden oktober 2014 tot en met juli 2015 isolatiewerkzaamheden aan de binnenriolering, de waterinstallaties, de verwarmingsinstallaties en de koelinstallaties van het gebouw verricht. De isolatiewerkzaamheden zijn opgeleverd.
2.2.
[eiseres] heeft voor haar isolatiewerkzaamheden (inclusief de levering van materialen) in de periode van 31 oktober 2014 tot en met 29 juli 2015 vijftien facturen met een totaalbedrag van € 231.788,- aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft hiervan een bedrag van € 78.892,- betaald.
2.3.
[eiseres] en haar advocaat hebben [gedaagde] in juni en juli 2015 schriftelijk in gebreke gesteld en haar gesommeerd om de openstaande facturen te betalen.
2.4.
Na veroordeling daartoe door de voorzieningenrechter op 9 oktober 2015 heeft [gedaagde] een voorschot op betaling van de openstaande facturen ter hoogte van € 62.800,- alsmede een bedrag van € 1.749,33 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] voldaan.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiseres] heeft – samengevat – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 90.096,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de vervaldata van de openstaande facturen. Daarnaast vordert [eiseres] nog een bedrag van € 1.675,96 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[gedaagde] heeft – samengevat – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen binnen een week na vonnis aan haar te betalen een bedrag van € 67.474,- dan wel € 32.477,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 20 april 2016. Tot slot vordert [gedaagde] veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie

5.1.
Nu de eis in reconventie van [gedaagde] voortvloeit uit haar verweer tegen de vordering in conventie, zullen beide vorderingen gezamenlijk behandeld worden.
5.2.
Vaststaat dat [eiseres] het haar opgedragen werk tot stand heeft gebracht en heeft opgeleverd. In deze zaak staat de vraag centraal welke prijs [gedaagde] hiervoor dient te voldoen.
5.3.
Een deel van de vijftien door [eiseres] verzonden facturen heeft [gedaagde] niet betwist en voldaan, te weten acht facturen met een totaalbedrag van € 39.292,-. Deze facturen en de grondslag daarvan zal daarom in deze zaak buiten beschouwing blijven. Zeven facturen met een totaalbedrag van € 192.496,- betwist [gedaagde] wel. In eerste instantie heeft [gedaagde] hiervan twee facturen met een totaalbedrag van € 39.600,- betaald. Na veroordeling daartoe door de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] nog een bedrag van € 62.800,- voldaan. Ondanks betaling heeft [gedaagde] vastgehouden aan haar betwisting van alle zeven facturen, zodat bepaald moet worden of [gedaagde] verplicht is tot betaling hiervan.
5.4.
[eiseres] heeft gesteld dat zij de gefactureerde werkzaamheden in regie heeft uitgevoerd in die zin dat ten behoeve van dit project is overeengekomen dat materiaalkosten en manuren afzonderlijk zouden worden gefactureerd. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiseres] dat zij vanwege het ontbreken van de benodigde gegevens en tekeningen niet in staat was om van tevoren een offerte uit te brengen. Desondanks heeft [gedaagde] vervolgens opdracht tot (onder)aanneming van de werkzaamheden gegeven. Dat betekent volgens [eiseres] dat het werk in regie is verricht. Bovendien zijn de in de facturen gehanteerde prijzen naar eigen zeggen in overeenstemming met het in de branche geldende prijsniveau en marktconform, zodat [gedaagde] alle facturen dient te voldoen. Gelet op de betalingen van [gedaagde] resteert nog een vordering van € 90.096,-, aldus [eiseres] .
5.5.
[gedaagde] heeft hierop gemotiveerd betwist dat een regieovereenkomst tot stand is gekomen. Uit de door haar overgelegde correspondentie blijkt volgens [gedaagde] dat zij [eiseres] meerdere malen heeft verzocht om een prijsopgave teneinde een vaste aanneemsom overeen te komen. Ondanks de aanwezige tekeningen heeft [eiseres] geen offerte of prijsopgave toegezonden. Vervolgens heeft [gedaagde] een inkooporder van € 35.000,- voor isolatie van de binnenriolering en de waterinstallaties aan [gedaagde] verzonden. Rekeninghoudend met de overig overeengekomen isolatiewerkzaamheden aan de verwarmingsinstallaties en de koelinstallaties is een richtprijs van ongeveer € 45.000,- overeengekomen. Gelet op deze gang van zaken is [gedaagde] op grond van artikel 7:752 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een redelijke prijs verschuldigd is. Mede gelet op de genoemde richtprijs kunnen de zeven facturen met een totaalbedrag van € 192.496,- niet als een redelijke prijs worden aangemerkt, aldus [gedaagde] .
5.6.
Op basis van de stellingen van partijen oordeelt de rechtbank dat van een regieovereenkomst niet is gebleken. In het proces-verbaal van de zitting van 15 augustus 2016 is wellicht ten onrechte de indruk gewekt dat de stelling van [eiseres] dat is overeengekomen dat materiaalkosten en manuren afzonderlijk zouden worden gefactureerd, al vast staat. Zoals [gedaagde] ook in haar toelichting van 30 augustus 2016 naar voren heeft gebracht en zoals blijkt uit het voorgaande, heeft zij deze stelling juist gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft mede gezien die betwisting onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit een afspraak tot facturatie op basis van regie blijkt. [eiseres] baseert dit slechts op het feit dat geen vaste aanneemsom tot stand is gekomen, maar een dergelijke omstandigheid betekent niet automatisch dat partijen een regieovereenkomst zijn overeengekomen. Het is immers ook mogelijk dat partijen een overeenkomst van (onder)aanneming van werk zijn overeengekomen, waarbij de prijs niet van tevoren is bepaald. Het feit dat geen vaste aanneemsom is overeengekomen, vormt dan ook geen onderbouwing voor de stelling dat een regieovereenkomst tot stand is gekomen.
5.7.
Nu ook overigens niet is gebleken dat partijen een prijs hebben bepaald, heeft [eiseres] op grond van artikel 7:752 BW recht op een redelijke prijs voor het door haar verrichte werk.
Hoogte redelijke prijs
5.8.
De volgende vraag is wat de redelijke prijs is voor het door [eiseres] het in de zeven facturen gedeclareerde werk. Hierbij dient geen rekening te worden gehouden met de door [gedaagde] gestelde richtprijs van € 45.000,-, nu – mede gezien de betwisting door [eiseres] – hiervan onvoldoende is gebleken. Uit het feit dat [gedaagde] een inkooporder ten bedrage van € 35.000,- voor een deel van de werkzaamheden heeft verzonden, kan niet worden afgeleid dat een richtprijs van € 45.000,- voor alle werkzaamheden is bepaald. Weliswaar heeft [gedaagde] vervolgens een bedrag aan € 45.000,- in haar begroting heeft opgenomen, maar hieruit blijkt – zonder nadere toelichting – niet dat dit is gebaseerd op een door [eiseres] verstrekte prijsopgave of prijsindicatie die als richtprijs kan worden aangemerkt. [gedaagde] heeft juist gesteld dat [eiseres] ondanks haar verzoeken juist geen prijsopgave heeft gedaan. [gedaagde] heeft haar stellingen op dit punt dan ook onvoldoende onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
5.9.
Ook is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] ter zake van de vermoedelijke prijs andere verwachtingen heeft gewekt, zodat de hoogte van de redelijke prijs hierdoor evenmin wordt beïnvloed.
Gewoonlijk bedongen prijzen
5.10.
Bij bepaling van de redelijke prijs dient blijkens artikel 7:752 BW wel rekening te worden gehouden met de prijzen die [eiseres] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedong voor een werk als het onderhavige. Niet is betwist dat de prijzen die zijn opgenomen in de prijslijst van [eiseres] (die als productie 23 door [gedaagde] is overgelegd) kunnen worden aangemerkt als gewoonlijk door [eiseres] bedongen prijzen en in beginsel redelijk zijn.
5.11.
Voor de door [eiseres] gehanteerde prijs voor Sonocool geldt evenwel het volgende. In de prijslijst van [eiseres] was dit product niet opgenomen. [eiseres] heeft in de toelichting van 29 augustus 2016 alsnog de door haar gehanteerde prijzen voor Sonocool verstrekt, op basis waarvan zij – in het kader van de schikkingsonderhandelingen – een totaalbedrag van € 55.140,46 voor de geïsoleerde meters Sonocool heeft gerekend. [gedaagde] heeft echter gemotiveerd betwist dat de door [eiseres] gehanteerde prijzen voor Sonocool redelijk zijn, nu volgens haar andere leveranciers veel lagere prijzen hanteren die ongeveer overeenkomen met de prijzen voor Combiac. Daarom is [gedaagde] in de berekening bij haar toelichting van 30 augustus 2016 uitgegaan van de prijzen van [eiseres] voor Combiac, zodat zij slechts een totaalbedrag van € 38.753,75 voor de geïsoleerde meters Sonocool verschuldigd is. Volgens [eiseres] is Combiac evenwel een geheel ander product en is de kwaliteit daarvan niet vergelijkbaar met de kwaliteit van Sonocool.
5.12.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] staat nog niet vast dat de door [eiseres] gehanteerde prijzen voor Sonocool redelijk zijn. [eiseres] zal daarom worden opgedragen bewijs hiervan te leveren. [eiseres] dient in dat verband te bewijzen dat de door haar gewoonlijk gehanteerde prijzen voor Sonocool niet zodanig afwijken van de in de branche gangbare prijzen dat deze als buitensporig moeten worden aangemerkt.
Aantal geïsoleerde meters buisleidingen
5.13.
Om vervolgens de prijs van het werk op basis van de prijslijst van [eiseres] alsmede op basis van de na bewijslevering bepaalde redelijke prijs voor Sonocool te berekenen, dient blijkens de stellingen van partijen vast te staan hoeveel meter buisleidingen [eiseres] heeft geïsoleerd. [gedaagde] heeft evenwel ook het aantal door [eiseres] in de facturen vermelde meters buisleidingen betwist. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] aanzienlijk meer meters buisleidingen opgegeven dan er daadwerkelijk door [gedaagde] was ingekocht en door haar in het gebouw is geïnstalleerd. [eiseres] heeft blijkens de betwiste facturen bijvoorbeeld 5467 meters aan stalen buisleiding gedeclareerd. Volgens [gedaagde] heeft zij echter slechts 1932 meter stalen buisleidingen in het gebouw aangevoerd. Daarnaast bevinden zich volgens [gedaagde] geen buisleidingen met DN maat 10 en DN maat 15 in het gebouw, terwijl [eiseres] stelt 1056 meter respectievelijk 859 meter van dergelijke buisleidingen te hebben geïsoleerd.
5.14.
[eiseres] heeft hierop het door haar gestelde aantal meters gehandhaafd. Volgens [eiseres] is er verwarring over het aantal meters geïsoleerde buisleidingen ontstaan, doordat haar facturatiesysteem bij de eerste vijf facturen een foutieve benaming aan een deel van de geïsoleerde buisleidingen heeft gegeven. Het door [gedaagde] genoemde aantal meters van 1932 betreft slechts de dikwandige stalen leidingen. De overige door [eiseres] gefactureerde meters hebben volgens [eiseres] betrekking op de isolatie van dunwandige stalen leidingen, kunststof leidingen en koperen leidingen in het gebouw. Verder geldt dat er inderdaad geen dikwandige stalen buisleidingen met de genoemde DN maten zijn geïsoleerd, maar wel dunwandige stalen en kunststof buisleidingen met diezelfde maten. Ook deze verwarring is veroorzaakt door de foutieve vermelding van het facturatiesysteem van [eiseres] . Rekening houdend met de andersoortige buisleidingen is het in de facturen vermelde aantal van 10.355 meters aan geïsoleerde buisleidingen dus wel correct, aldus [eiseres] .
5.15.
Hoewel [gedaagde] ook ter comparitie het aantal meters geïsoleerde buisleidingen heeft betwist, heeft zij erkend dat het gestelde aantal van 1932 slechts dikwandige stalen leidingen betreft. Verder heeft [gedaagde] – mede gezien de door [eiseres] overgelegde foto’s – onvoldoende betwist dat er naast deze dikwandige stalen leidingen tevens dunwandige stalen leidingen, kunststof leidingen en koperen leidingen in het gebouw geïsoleerd dienden te worden, die qua maat overeenkwamen met de gefactureerde meters. Deze leidingen zijn niet als zodanig vermeld in de facturen, terwijl vaststaat dat deze wel degelijk door [eiseres] zijn geïsoleerd. [gedaagde] heeft naar aanleiding van de aannemelijke toelichting van [eiseres] haar betwisting van het aantal door [eiseres] gestelde meters vervolgens niet onderbouwd met bijvoorbeeld cijfers over de door [gedaagde] aangevoerde dunwandige stalen, kunststof en koperen leidingen. [gedaagde] heeft volstaan met een blote ontkenning. Gezien het voorgaande zal de rechtbank bij bepaling van de redelijke prijs daarom uitgaan van het aantal meters aan geïsoleerde buisleidingen zoals door [eiseres] gesteld.
Extra manuren
5.16.
[eiseres] heeft tot slot nog gesteld dat – ook wanneer wordt uitgegaan van de gewoonlijk door haar bedongen prijzen van de prijslijst en van de redelijke prijs voor Sonocool – rekening moet worden gehouden met 178 extra mandagen die zij heeft moeten maken. Dit komt volgens [eiseres] overeen met een bedrag van afgerond € 57.000,- (€ 320,- per mandag). Volgens [eiseres] zijn deze extra mandagen veroorzaakt door – samengevat – de volgende omstandigheden:
de werkruimte in het toilet was een strook van minder dan 20 cm, waardoor de isolatieschalen in zes stukken moesten worden gesneden en telkens moesten worden doorgeschoven (5 mandagen extra);
de leidingen van het kinderdagverblijf waren slechts via een luchtkanaal te bereiken dat vervolgens door [eiseres] ondersteund moest worden (0,5 mandag extra);
[eiseres] moest kleine stukjes leidingen op de begane grond, 1e en 2e verdieping opnieuw isoleren, omdat het bedrijf Firejob deze voor haar eigen werkzaamheden had verwijderd. Dit kostte veel tijd en weinig materiaal; het isoleren van één stukje leiding neemt net zoveel tijd in beslag als het isoleren van een strekkende meter (39 mandagen extra);
[eiseres] moest diverse malen terug om een klein stukje leiding alsnog te isoleren, omdat [gedaagde] de leidingen en radiatoren niet (volledig af)gemonteerd had en zij tussentijds diverse aanpassingen in het leidingsysteem deed. Ook diende de isolatie in segmenten te worden verricht vanwege het feit dat er slangen in lange (flauwe) bochten zaten (52 mandagen extra);
doordat de plafonneur de aangebrachte isolatie in de kantine had verwijderd, moest [eiseres] deze isolatiewerkzaamheden opnieuw verrichten (0,5 mandag extra);
vanwege het slopen van leidingen in cv-kasten diende de isolatie opnieuw te worden aangebracht (1 mandag extra);
doordat plafonneurs en de vloerenfirma voorrang kregen alsmede omdat bepaalde leidingen nog niet afgeperst waren, moest [eiseres] haar werk in het verlaagde plafond vaak onderbreken of stopzetten, zodat dit extra tijd heeft gekost (80 mandagen extra).
5.17.
[gedaagde] betwist dat 178 extra mandagen nodig waren, nu het volgens haar een standaardproject in een groot pand was met een normale doorlooptijd. De door [eiseres] beschreven extra werkzaamheden worden door [gedaagde] ook niet herkend. Bovendien betekent het aantal van 178 extra mandagen een percentage van 42,5% van het totale aantal verrichte manuren. Dit is volgens [gedaagde] niet geloofwaardig. Verder heeft [gedaagde] betwist dat het redelijk is dat de gestelde extra mandagen aanvullend in rekening worden gebracht. Immers, de door [eiseres] gehanteerde prijzen zijn inclusief arbeid en [eiseres] heeft nagelaten haar te waarschuwen voor het feit dat zij aanvullende mandagen in rekening wenste te brengen. Bovendien is het door [eiseres] gehanteerde tarief van € 320,- per mandag niet redelijk, omdat een uurtarief van € 30,- gebruikelijk is.
5.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de gewoonlijk door [eiseres] bedongen prijzen ook de kosten van de benodigde arbeid zijn verdisconteerd. In beginsel factureert [eiseres] de kosten van de gemaakte mandagen dus niet separaat. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat het redelijk is dat bepaalde mandagen wel aanvullend in rekening worden gebracht. Het moet dan gaan om mandagen die zijn veroorzaakt door ongebruikelijke omstandigheden van het project en die buiten de verantwoordelijkheid of schuld van [eiseres] zijn ontstaan. Dergelijke omstandigheden komen voor rekening en risico van [gedaagde] als hoofdaannemer, zodat het in beginsel redelijk is dat de daardoor veroorzaakte extra mandagen worden meegenomen bij bepaling van de redelijke prijs.
5.19.
[gedaagde] heeft evenwel betwist dat er ongebruikelijke omstandigheden waren waardoor extra manuren moesten worden gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde] het aantal door [eiseres] gestelde mandagen gemotiveerd betwist. [eiseres] zal daarom conform haar bewijsaanbod worden opgedragen te bewijzen dat zij extra mandagen heeft gemaakt wegens ongebruikelijke omstandigheden die buiten haar verantwoordelijkheid of schuld zijn ontstaan alsmede het precieze aantal daarvan. Mocht [eiseres] bewijzen dat zij de gestelde 178 extra mandagen heeft gemaakt, dan is het overigens de vraag of het redelijk is dat al deze mandagen in rekening worden gebracht. Zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, is dit namelijk een substantieel deel van het totale aantal mandagen van 416,5, te weten ruim 42%. Uitgaande van het feit dat de kosten van de mandagen normaal gesproken in de gewoonlijk bedongen prijzen van [eiseres] zijn inbegrepen, kan – mede gelet op het ontbreken van een voorafgaande melding over die extra mandagen aan [gedaagde] – worden getwijfeld aan de redelijkheid van het aanvullend in rekening brengen van een dergelijk substantieel aantal mandagen. Hiervan is slechts sprake als tevens komt vast te staan dat [eiseres] deze extra mandagen in redelijkheid oftewel als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot heeft gemaakt. Dit vereiste is daarom eveneens onderdeel van de bewijsopdracht van [eiseres] .
5.20.
[gedaagde] heeft daarnaast de redelijkheid van de door [eiseres] gehanteerde prijs van € 320,- per mandag gemotiveerd betwist. [eiseres] dient daarom – net als in geval van de prijs van Sonocool – te bewijzen dat de prijs van € 320,- voor een mandag redelijk is oftewel niet zodanig afwijkt van de in de branche gangbare prijs daarvoor dat deze als buitensporig moeten worden aangemerkt.
Vervolg
5.21.
Mocht [eiseres] slagen in haar eerste bewijsopdracht (5.12), dan zal er vanuit worden gegaan dat de door haar berekende prijzen voor Sonocool zoals blijkt uit de bijlagen van haar toelichting van 29 augustus 2016 redelijk zijn. In dat geval dient de redelijke prijs voor alle geïsoleerde meters Sonocool op het door [eiseres] berekende bedrag van € 55.140,46 te worden gesteld. Indien [eiseres] er niet in slaagt om te bewijzen dat de door haar gehanteerde prijzen voor Sonocool redelijk zijn, zal de rechtbank deze op basis van de gebleken gangbare prijzen voor Sonocool zelf bepalen waarna de redelijke prijs voor het aantal geïsoleerde meters Sonocool zal worden vastgesteld.
5.22.
Nu de overige prijzen en berekening op basis van de prijslijst zoals voortvloeit uit (de bijlagen van) de toelichting van [eiseres] van 29 augustus 2016 niet door [gedaagde] zijn betwist, zal hiervan worden uitgegaan. Dat betekent dat [gedaagde] voor het overige een redelijke prijs van € 80.442,19 (€ 135.582,65 minus € 55.140,46) verschuldigd is.
5.23.
Mocht [eiseres] er tevens in slagen om te bewijzen dat zij een redelijk aantal extra mandagen heeft moeten maken wegens ongebruikelijke omstandigheden die buiten de verantwoordelijkheid of schuld van [eiseres] zijn ontstaan (5.19), dan zullen deze mandagen bij berekening van de redelijke prijs worden meegenomen. De redelijke prijs van deze mandagen zal worden bepaald naar aanleiding van de uitkomst van de derde bewijsopdracht (5.20).
5.24.
Op de aldus totaal berekende redelijke prijs voor het in de zeven facturen gedeclareerde werk dient het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 102.400,- (€ 39.600,- plus € 62.800,-) in mindering te worden gebracht. Mocht er een bedrag resteren, dan zal de in conventie gevorderde hoofdsom tot dit bedrag worden toegewezen en de eis in reconventie worden afgewezen. Indien uit deze berekening blijkt dat [gedaagde] meer dan de redelijke prijs heeft voldaan, zal de vordering in conventie integraal worden afgewezen en de gevorderde hoofdsom in reconventie tot dat meerdere bedrag worden toegewezen.
5.25.
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van de bewijslevering zoals vermeld onder 5.12, 5.19 en 5.20 worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat:
de door haar gewoonlijk gehanteerde prijzen voor geïsoleerde meters Sonocool redelijk zijn;
zij in redelijkheid extra mandagen heeft gemaakt wegens ongebruikelijke omstandigheden die buiten haar verantwoordelijkheid of schuld zijn ontstaan alsmede het precieze aantal daarvan;
de door haar gewoonlijk gehanteerde prijs van € 320,- voor een mandag redelijk is;
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 november 2016 voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct op de rol van 30 november 2016 in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij
getuigenwil laten horen, de verhinderdata van de getuigen, de partijen en hun advocaten in de maanden december 2016 tot en met maart 2017 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. L.M.G. de Weerd in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukken– voor zover nog niet overgelegd – aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016. [1]

Voetnoten

1.type: FHU/4813