ECLI:NL:RBMNE:2016:5689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
16/701955-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van meer dan €500.000,- door een man uit Utrecht en vrijspraak van zijn vrouw

Op 26 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man uit Utrecht, die in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 oktober 2013 meer dan €500.000,- heeft gewitgewassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Zijn 28-jarige vrouw werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de vrouw op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De man had met het criminele geld onder andere dure auto’s en een appartement in Marokko aangeschaft. De rechtbank stelde vast dat er een aanzienlijk verschil was tussen de legale inkomsten en de contante uitgaven van de man, wat leidde tot het vermoeden van witwassen. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, waarbij rekening werd gehouden met straffen in soortgelijke zaken. De man kreeg een deels voorwaardelijke straf om te voorkomen dat hij opnieuw in de fout zou gaan. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet kon worden veroordeeld, omdat er geen bewijs was dat zij de criminele herkomst van het geld kende of moest vermoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701955-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2015, 11 mei 2016 en 12 oktober 2016. Bij de inhoudelijke behandeling op 12 oktober 2016 is de verdachte in persoon verschenen en heeft hij zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 oktober 2013 (in vereniging) meerdere goederen en geldbedragen heeft witgewassen en hier een gewoonte van heeft gemaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde, te weten gewoontewitwassen van de ten laste gelegde voorwerpen, wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Van het onderdeel “verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is van de Mercedes B180” dient volgens haar vrijspraak te volgen nu sprake is van een gezamenlijke huishouding en het op naam van medeverdachte [medeverdachte] stellen van deze auto daarom geen verhullende handeling is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een witwasvermoeden. Voor zover de rechtbank hieraan voorbij mocht gaan betoogt de verdediging dat verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld en de goederen heeft gegeven. Deze zijn volgens de raadsman dus niet uit enig misdrijf afkomstig. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Vermoeden van witwassenDoor de financiële recherche is onderzoek verricht naar de legale contante inkomsten- en vermogensbronnen van verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte] , en hun contante uitgaven in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013. [2] Hierbij is een verschil tussen de legale contante inkomsten en contante uitgaven geconstateerd van € 615.509,31. Het vermoeden is gerezen dat dit verschil van een andere dan legale bron van inkomsten afkomstig is. [3]
BeginsaldoMet het beginsaldo contant geld wordt bedoeld het bedrag waarover verdachten aan contanten, afkomstig uit legale bron, de beschikking hadden aan het begin van de onderzoeksperiode, te weten op 1 januari 2006. Uit de gevorderde bankafschriften van verdachten blijken geen contante opnamen vlak voor de start van de onderzoeksperiode. [4] Door verdachten is bij de Belastingdienst geen opgave gedaan van het bezit van contant geld op 1 januari 2006. [5] Als uitgangspunt wordt dan ook genomen dat het contante beginsaldo uit legale bron per 1 januari 2006 € 0,- bedroeg. [6]
Legale contante inkomstenUit onderzoek is gebleken van de volgende legale contante ontvangsten van verdachten in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013.
Contante inkomsten [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam]Verdachte is eigenaar van een tweetal zonnestudio’s beide gevestigd te Utrecht. Verdachte is op 27 februari 2007 de [bedrijfsnaam] gestart samen met [A] . De [bedrijfsnaam] is op 1 april 2012 opgericht door verdachte samen met [B] . [7]
De administratie van de [bedrijfsnaam] is in beslag genomen. De totale omzet bestaat uit omzet per pin voldaan en omzet contant voldaan. De contante omzet is bepaald door de gepinde omzet af te trekken van de totale omzet, zoals bekend bij de Belastingdienst. [8] De totale contante omzet over de jaren 2007 tot en met 30 juni 2013 voor de [bedrijfsnaam] en de [bedrijfsnaam] is € 965.872,59. [9]
Contante opnamen in Nederland en MarokkoVerdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn getrouwd en wonen samen met hun twee kinderen in Utrecht. Zij vormen samen een duurzame huishouding en kunnen worden gezien als een economische eenheid. [10] De verdachten beschikken over vijf Nederlandse bankrekeningen, op naam van de [bedrijfsnaam] , de [bedrijfsnaam] , [verdachte] en [medeverdachte] (2x). De bankrekeningen zijn voor zowel zakelijke als privé-uitgaven gebruikt. Daarnaast beschikte verdachte over een creditcard. [11] Uit de afschriften van deze bankrekeningen en creditcard blijkt dat in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2012 contante opnamen hebben plaatsgevonden ter hoogte van € 241.260,- in Nederland [12] en € 27.743,21 in Marokko. Daarnaast is gebleken dat verdachte ook over een bankrekening beschikte bij de BMCE bank te [plaats] (Marokko), waarvan twee opnamen hebben plaatsgevonden op 18 juli 2012 en 12 juni 2013 van – omgerekend – respectievelijk € 1.816,70 en € 5.229,23. [13] In totaal is van de rekeningen van verdachten in de ten laste gelegde periode een geldbedrag van € 276.049,14 contant opgenomen.
Ontvangen moneytransfersDoor het Grens Wissel Kantoor, Western Union, Surichange, MoneyGram en De Nederlandse Bank zijn gegevens verstrekt betrekking hebbende op verzonden en ontvangen contante geldbedragen middels moneytransfers door verdachten. In de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 zijn door hen 16 transacties verricht waarbij zij betrokken waren als ontvanger van gelden, zijnde in totaal een bedrag van € 6.454,-. [14]
Verdachte heeft ter zitting voornoemde contante ontvangsten bevestigd. [15]
Inbreng compagnon [A] in de [bedrijfsnaam]
[A] heeft verklaard vanaf 2007 (mede)eigenaar te zijn geweest van de [bedrijfsnaam] en hier een bedrag in te hebben gestopt van € 45.000,- tot € 50.000,-. Dit geldbedrag heeft hij in termijnen ingebracht, waarvan één keer een bedrag van € 15.000,- tot € 20.000,-. Dit heeft hij contant opgenomen en aan verdachte gegeven. [16] Ook verdachte heeft verklaard dat [A] vanaf het begin in 2007 geld heeft ingebracht in de zonnestudio. [17]
Blijkens de afschriften van de bankrekeningen van [A] en zijn vrouw is in de jaren 2007 tot en met 2011 een totaalbedrag van € 100.680,- contant opgenomen waarvan op 17 juli 2009 een bedrag van € 20.000,-. [18]
Inbreng compagnon [B] in de [bedrijfsnaam]Verdachte heeft verklaard dat zijn compagnon [B] contant geld heeft ingebracht in de [bedrijfsnaam] . [19] Ook [B] heeft verklaard dat hij twee bedragen heeft ingebracht in de zaak, in totaal € 32.000,-. Hij zegt de bedragen in delen te hebben ingebracht om betalingen te verrichten voor de zaak. [20]
Lening [C]Verdachte verklaarde op 24 juli 2013 dat hij bij de start van de [bedrijfsnaam] in 2007 geld heeft geleend van zijn zus. In 2009 heeft hij nog een keer geld geleend. De eerste lening was € 15.000,-. Dit geld heeft hij contant ontvangen. [21] Zijn zus heet [C] . [22] Ook [C] verklaart twee keer geld te hebben geleend aan verdachte, in totaal € 30.000,-. Dit geld heeft zij contant aan hem gegeven. Verdachte heeft inmiddels € 2.000,- terugbetaald. [23]
Door [C] is in het kader van een boekenonderzoek aan de Belastingdienst overgelegd een schuldbekentenis voor de lening van € 30.000,- en rekeningafschriften met betrekking tot contante opnamen van haar bankrekening. [24] Uit de balans en winst- en verliesrekeningen van de beide [bedrijfsnaam] blijkt van (enkel) deze schuld aan [C] . [25]
Lening [D]heeft verklaard in 2010 een geldbedrag van € 42.000,- aan verdachte te hebben geleend. Dit bedrag heeft hij opgenomen van zijn bankrekening en contant aan verdachte gegeven. Hij kon dit bedrag uitlenen omdat hij dat jaar een gouden handdruk had ontvangen van het bedrijf waar hij werkte. [D] en verdachte hebben de lening schriftelijk vastgelegd. [26] Ter onderbouwing heeft [D] overgelegd een loonstrook van 22 september 2010 met daarop een uitkering van € 45.000,-, een bewijs van contante opname van € 42.000,- op 4 oktober 2010 en een overeenkomst van geldlening van 5 oktober 2010 op naam van [D] en verdachte. [27]
Ter terechtzitting heeft verdachte ook verklaard dit geldbedrag van [D] te hebben geleend. Hij heeft het geld contant bij [D] opgehaald in Duitsland. [28]
Contante uitgavenUit onderzoek is gebleken van de volgende contante uitgaven van verdachten in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013.
Contante stortingen op de Nederlandse bankrekeningenUit de afschriften van de bankrekeningen en creditcard van verdachten blijkt dat in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2012 contante stortingen hebben plaatsgevonden ter hoogte van € 782.847,-. [29]
Verzonden moneytransfersDoor het Grens Wissel Kantoor, Western Union, Surichange, MoneyGram en De Nederlandse Bank zijn gegevens verstrekt betrekking hebbende op verzonden en ontvangen contant geldbedragen middels moneytransfers door verdachten. In de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 zijn door hen 27 transacties verricht waarbij zij betrokken waren als verzender van gelden, zijnde in totaal een bedrag van € 29.900,-. De kosten voor het verzenden hiervan bedroegen € 60,-. [30]
Contante betalingen [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam]Teneinde inzicht te krijgen in de contant betaalde facturen van beide zonnestudio’s is gebruik gemaakt van de administratie van de [bedrijfsnaam] en de afschriften van de vijf rekeningen van verdachten. In de fysieke boekhouding is gekeken welke facturen contant betaald zijn. In de digitale boekhouding is met name de grootboekrekening kas, privé en kruisposten beoordeeld op contante uitgaven. Zowel bij de fysieke als de digitale boekhouding heeft controle plaatsgevonden van de betaalde en verwerkte facturen met de afschriften van de bankrekeningen. [31] Geconcludeerd is dat, afgezien van contante betalingen aan JK Nederland (zie hierna), in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2013 in totaal € 284.816,38 contant is betaald met betrekking tot de [bedrijfsnaam] en de [bedrijfsnaam] . [32]
Contante betaling reizenUit het paspoort van verdachte is gebleken dat hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 meerdere reisbewegingen heeft gemaakt van en naar Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten. [33] De reisbewegingen en kosten hiervan zijn, ook aan de hand van door de Marokkaanse autoriteiten verstrekte reisgegevens van verdachten, nader beoordeeld. Hierbij is ook beoordeeld of de reizen contant of per bank zijn betaald. Geconcludeerd is dat in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 in totaal minimaal € 11.610,- contant is betaald met betrekking tot reizen naar Marokko en één reis naar Dubai. [34]
Terugstorting notarisVerdachte heeft een bankrekening bij de BMCE bank in Marokko, geopend op 18 juli 2012. Op deze bankrekening vond op 12 september 2012 een storting van MAD 300.000,- plaats. Deze storting is verricht door [notaris] ten gunste van verdachte. [35] De verzender (de rechtbank begrijpt: degene die de storting heeft verricht) betreft een notaris in [plaats] . Gelet op de wisselkoers op dat moment betreft dit een bedrag van € 27.682,93. [36]
[E] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij verdachte hielp met zijn (zakelijke) projecten in Marokko. Volgens [E] heeft verdachte een contant geldbedrag van MAD 300.000,- op de rekening van een notaris gestort voor de aankoop van een appartement. Deze koop is niet doorgegaan. [E] heeft van verdachte begrepen dat verdachte die MAD 300.000,- teruggekregen heeft. [37]
Verdachte heeft ter zitting voornoemde contante uitgavenposten bevestigd. [38]
Contante betalingen JK NederlandVerdachte heeft de zonnebanken en cabines voor de zonnestudio’s geleased. Hij betaalde de leasemaatschappij hiervoor maandelijks een bedrag, vaak contant. [39] Door de leasemaatschappij, JK Nederland BV, zijn debiteurenoverzichten en kwitanties verstrekt van de [bedrijfsnaam] en de [bedrijfsnaam] over de jaren 2007 tot en met 2013. Hieruit is opgemaakt welke gefactureerde bedragen zijn voldaan en op welke wijze. In totaal is er in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 juli 2013 een bedrag van € 391.267,63 contant betaald aan JK Nederland. [40]
Contante betalingen privé-aankopen in NederlandBij de doorzoeking van de woning van verdachten en de bedrijfspanden van de [bedrijfsnaam] op 23 juli 2013 zijn diverse facturen aangetroffen waarop stond vermeld dat deze contant zijn voldaan. Daarnaast is bij enkele bedrijven waarvan facturen zijn aangetroffen navraag gedaan over de manier van betaling. Op basis van de aangetroffen facturen is vastgesteld dat contante betalingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 ter hoogte van € 47.389,52. [41]
Contante aan- en verkoop voertuigenUit de kentekenregistratie van de RDW blijkt dat verdachte vanaf 4 juni 2010 tot en met 6 juni 2013 tenaamgestelde was van een Mercedes S500 voorzien van kenteken [kenteken] . Na verdachte is [F] de tenaamgestelde van deze Mercedes geworden. [42] Verkoper [G] heeft verklaard deze auto voor € 48.500,- te hebben verkocht aan [verdachte] , waarvan € 20.000,- contant is betaald. [43] Verdachte bevestigt de Mercedes voor € 48.000,- te hebben gekocht waarbij hij € 20.000,- contant heeft aanbetaald. [44] Daarnaast heeft hij een AMG pakket op deze auto gezet ter waarde van € 5.000,-. [45] Hij verklaart de auto te hebben verkocht voor € 40.000,-. Dit bedrag heeft hij contant ontvangen van de koper. Deze verkoop is volgens verdachte op schrift gesteld. [46] Koper [F] heeft verklaard de auto te hebben gekocht voor € 41.000,-, voldaan in contanten, en verwijst naar de schriftelijke koopovereenkomst hieromtrent. [47] Door de boekhouder van verdachte is een koopovereenkomst verstrekt gedateerd 6 juni 2013 inhoudende de verkoop van voornoemde Mercedes voor een bedrag van € 41.000,-. [48]
Vervolgens is verdachte vanaf 25 juni 2013 de tenaamgestelde geworden van een Porsche Panamera met kenteken [kenteken] . [49] Zowel door de verkoper als door verdachte wordt verklaard dat hij deze auto heeft gekocht voor een totaalbedrag van € 90.000,- waarvan een gedeelte is gefinancierd, een gedeelte contant is voldaan en een gedeelte per bank is voldaan. [50] [51] Door Alphera Financial Services is € 40.000,- gefinancierd en op de bankafschriften is te zien dat € 14.000,- giraal is betaald. [52] Verdachte heeft € 36.000,- contant voldaan. [53]
Verder is bij de doorzoeking van de woning van verdachte een koopovereenkomst aangetroffen betreffende een Mercedes B180 voor € 6.000,-. Door verkoper [H] is getekend voor de contante betaling hiervan. Blijkens het kentekenregister is medeverdachte [medeverdachte] de tenaamgestelde geweest van een Mercedes B180 met kenteken [kenteken] van 21 oktober 2011 tot 19 november 2012. De eerdere tenaamgestelde was [H] . [54] Verdachte verklaart deze auto te hebben betaald. [55]
Aankoop Audemars Piguet horloge
Bij de doorzoeking van de woning van verdachten op 23 juli 2013 is een horloge van het merk Audemars Piguet aangetroffen. Op de bankrekeningen van verdachte zijn geen betalingen zichtbaar voor de aanschaf van dit horloge. [56] Volgens het hoofdkantoor van Audemars Piguet is dit horloge op de markt gekomen in 2007. De (gangbare) verkoopkoopprijs van dit type horloge op de Nederlandse markt was in 2007 € 23.260,. [57]
Aankoop appartement “ [naam] ” in [plaats] (Marokko)Op 15 en 16 december 2011 heeft verdachte middels een notariële akte [58] een appartement genaamd “ [naam] ” appartementnummer [nummer] in [wijk] te [plaats] (Marokko) aangekocht voor MAD 2.700.000,-, omgerekend € 242.959,-. Het appartement is op 2 oktober 2013 geschonken [59] aan zijn broer [I] . Deze schenking heeft plaatsgevonden via de oom van verdachte middels een machtiging, geregistreerd op 1 oktober 2013. De aansluiting voor elektriciteit en water voor het appartement staat op naam van verdachte. [60] Het aankoopbedrag van € 242.959,- is niet per bank voldaan. [61]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dit appartement te hebben gekocht. De betaling van de woning is in delen voldaan. Verdachte verklaart de eerste betaling van € 60.000,- à € 70.000,- zelf contant te hebben verricht. [62]
Contante uitgaven in MarokkoUit de afschriften van de bankrekeningen en creditcard van verdachten blijkt dat zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 juli 2013 in Marokko contant geld hebben opgenomen ter hoogte van € 34.789,12. [63] Bij de doorzoekingen op 23 juli 2013 zijn geen Marokkaanse dirhams of andere contante geldbedragen aangetroffen. [64]
In de woning van verdachte is wel een factuur aangetroffen van 11 juni 2012 van de aanschaf van een airco bij [naam] in [plaats] (Marokko) voor een bedrag van MAD 5.000, omgerekend € 452,69. [65] Verdachte heeft deze contante uitgavepost ter zitting bevestigd. [66]
Verdachte heeft verder verklaard de volgende contante uitgaven te hebben gedaan ten behoeve van het appartement in [plaats] . Hij heeft de beheerder van het appartementencomplex MAD 15.000,- betaald voor servicekosten. [67] De beheerder [beheerder] heeft verklaard dat verdachte dit bedrag op 4 januari 2013 contant heeft voldaan. [68] Daarnaast heeft verdachte de binnenhuisarchitect in totaal MAD 110.000,- betaald. Dit bedrag is contant voldaan namens verdachte door [E] . [69] De binnenhuisarchitect [naam] heeft verklaard dat hij in juli 2012 de opdracht heeft verkregen tot het verrichten van werkzaamheden voor verdachte. [70] Hij heeft twee contante betalingen ontvangen van MAD 60.000,- en MAD 50.000,-. [71] Omgerekend betreffen deze twee uitgavenposten bedragen van respectievelijk € 1.348,55 en € 9.945,75. [72]
4.3.2
De bewijsoverwegingenDe rechtbank stelt vast dat op basis van de door de financiële recherche opgemaakte eenvoudige kasopstelling geconcludeerd is tot een verschil tussen de legale contante inkomsten en contante uitgaven door verdachten in de ten laste gelegde periode van € 615.509,31. Gelet op de bevindingen van de recherche is de rechtbank van oordeel dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Nu geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld.
Een dergelijke verklaring dient voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van zo een verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, in de verklaring van de verdachte gestelde, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (zie: gerechtshof Amsterdam 11 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481).
Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen en de opgemaakte eenvoudige kasopstelling is door verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van het contante geld. Aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tijdens de onderzoeksperiode sprake is geweest van legale contante ontvangsten en van contante uitgaven. De hoogte hiervan berekent de rechtbank als volgt. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat op 1 januari 2006 geen sprake was van enig beginsaldo. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hiervan wel sprake was. Gelet echter op voornoemde bewijsmiddelen en het feit dat verdachte hier niet eerder dan op 12 oktober 2016 over heeft verklaard acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk.
Legale contante inkomsten
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte tijdens de onderzoeksperiode de volgende legale contante geldbedragen heeft ontvangen:
Inkomsten [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam] € 965.872,59
Contante opnamen in Nederland en Marokko € 276.049,14
Ontvangen moneytransfers € 6.454,-
Inbreng compagnon [A] € 45.000,-
Inbreng compagnon [B] € 32.000,-
Lening [C] € 39.000,-
Lening [D] € 42.000,-
Totaal € 1.406.375,73
Met betrekking tot de verklaring afgelegd door verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte stelt dat zijn compagnon in de [bedrijfsnaam] , [B] , meer contant geld heeft ingebracht dan het bewezenverklaarde bedrag van € 32.000,-. De rechtbank acht deze verklaring echter onvoldoende concreet en verifieerbaar. Het horen van [B] als getuige wordt niet noodzakelijk geacht en de rechtbank wijst het verzoek van de verdediging hiertoe af.
Ten aanzien van de [bedrijfsnaam] aan de [adres] stelt de rechtbank vast dat zowel verdachte als zijn compagnon [A] hebben verklaard dat [A] geld heeft ingebracht. Deze verklaring is enigszins concreet en verifieerbaar. Beiden verklaren dat [A] vanaf 2007 in termijnen geld in de onderneming heeft gestopt. Dat hij over contant geld kon beschikken blijkt ook uit de opnamen te zien op zijn bankafschriften. De rechtbank acht het bovendien in algemene zin ook aannemelijk dat door een compagnon geld wordt ingebracht in een startende onderneming. De rechtbank sluit aan bij het door [A] genoemde minimale totaalbedrag van € 45.000,-. Dat meer is ingebracht, is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie wil voorbijgaan aan zelfs ook de genoemde € 45.000, waarbij zij er kennelijk belang aan hecht dat verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2016 bevestigend heeft geantwoord op de vraag van de officier van justitie of deze inbreng heeft plaatsgevonden in 2007. Dit zou niet overeenkomen met de contante opnamen te zien op de bankafschriften van [A] . De rechtbank gaat evenwel aan deze verklaring van verdachte ter terechtzitting voorbij nu de officier van justitie daaraan voorafgaand verdachte heeft voorgehouden dat hij bij de politie zelf heeft verklaard dat de inbreng
in 2007had plaatsgevonden, terwijl de rechtbank constateert dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat de inbreng had plaatsgevonden
vanaf het begin in 2007.
Wat betreft de gestelde leningen het volgende. Verdachte verklaart dat hij contante geldbedragen heeft geleend van [C] , [D] en [J] . De lening van [C] is opgenomen in de boekhouding van de [bedrijfsnaam] en voldoende (objectief) onderbouwd. Dit is anders voor de andere twee leningen; deze zijn niet opgenomen in de bedrijfsadministratie en verdachte heeft pas in een laat stadium van het onderzoek verklaard over het bestaan hiervan. Met name ten tijde van de latere verhoren in 2015 had het op de weg van verdachte gelegen om hier een verklaring over af te leggen. Dat dit niet is gebeurd maakt de stelling van legale herkomst minder geloofwaardig en met name minder verifieerbaar. De verklaring van [D] – dat hij een contant geldbedrag heeft uitgeleend – wordt evenwel ondersteund door overgelegde stukken waaruit blijkt dat hij op dat moment over een dergelijk geldbedrag kon beschikken. Nu hiermee het bestaan van dit geldbedrag concreet en objectief is onderbouwd en de verklaringen van verdachte en [D] over de lening overeen komen, zal de rechtbank er in het voordeel van verdachte van uitgaan dat dit geldbedrag ook aan hem ter beschikking is gesteld. Dit geldt echter niet voor de gestelde lening van [J] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte over deze geldlening onvoldoende concreet en verifieerbaar.
De verklaring van verdachte over legale ontvangsten uit de handel in olijfolie, luzerne en tweedehandsauto’s in Marokko wordt beoordeeld als onvoldoende concreet en verifieerbaar. In eerste instantie heeft de verdediging gesteld dat alle uit deze familiehandel voortvloeiende inkomsten aan verdachte toekomen ondanks het collectieve karakter hiervan, te weten ruim € 350.000,- gedurende de ten laste gelegde periode. Ter zitting heeft verdachte anders verklaard over de verdeling hiervan, zonder hierin overigens erg concreet te worden. Evidente kostenposten (personeel, transport) zijn bovendien helemaal niet meegenomen. Door de onderbouwing van verdachte is geen geldstroom zichtbaar geworden. Wat verklaard wordt over de handel en de verdeling van de inkomsten hiervan is niet te verifiëren. De rechtbank heeft pas twee weken voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling kennis genomen van deze stelling van verdachte. Nu hij pas in zo’n laat stadium heeft verklaard hierover – hoewel hij hiertoe eerder de mogelijkheid heeft gehad – kan van het Openbaar Ministerie niet verlangd worden daarnaar nog voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling onderzoek te doen. Uit deze verklaring kan daarom geen legale herkomst blijken van enig contant geldbedrag. De rechtbank zal deze gestelde inkomsten dus niet meenemen. Om deze reden kan in het midden blijven of deze, als ze in aanmerking zouden zijn genomen, wel als legaal zouden kunnen worden aangemerkt, gegeven dat verdachte heeft aangegeven hiervan geen aangifte te hebben gedaan bij de Belastingdienst, in Nederland of in Marokko. Het horen van [K] en [I] als getuigen wordt niet noodzakelijk geacht en de rechtbank wijst het verzoek van de verdediging hiertoe af.
Ten slotte acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de inkomsten uit de kamerverhuur aan [L] hoogst onwaarschijnlijk, in aanmerking genomen het moment waarop deze verklaring tot stand is gekomen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hun woning niet het vaste verblijfsadres was van haar broer [L] maar dat hij deze gebruikte als postadres (zie pagina 5848 van het dossier).
Contante uitgaven
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de volgende contante uitgaven heeft verricht tijdens de onderzoeksperiode:
Contante stortingen in Nederland € 782.847,-
Verzonden moneytransfers € 29.960,-
Contante betalingen [bedrijfsnaam] € 284.816,38
Contante betaling reizen € 11.610,-
Terugstorting notaris € 27.682,93
Contante betalingen JK Nederland € 391.267,63
Contante betalingen privé-aankopen € 47.389,52
Contante aan- en verkoop voertuigen € 26.000,-
Aankoop Audemars Piguet horloge € 23.260,-
Appartement “ [naam] ” in [plaats] € 242.959,-
Contante uitgaven in Marokko € 46.536,13
Totaal € 1.914.328,59
De verdediging heeft zich ten aanzien van de uitgaven betreffende de Mercedes S500, JK Nederland, de privé‑aankopen en het appartement in [plaats] ter zitting op het standpunt gesteld dat hoewel sprake is geweest van contante uitgaven, deze bedragen lager zijn geweest dan volgens de recherche uit zijn onderzoek is gebleken.
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat zowel verdachte als getuige [F] meteen bij aanvang van het opsporingsonderzoek onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat de Mercedes S500 is verkocht voor een bedrag van € 40.000 respectievelijk € 41.000,-. Beiden verklaren dat [F] dit bedrag contant heeft voldaan en verwijzen naar de opgemaakte koopovereenkomst waarin eveneens een bedrag van € 41.000,- is genoemd. De rechtbank vindt deze verklaring voldoende concreet en verifieerbaar en sluit aan bij laatstgenoemd bedrag als verkoopprijs van de Mercedes.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 oktober 2016 benoemd dat enkele facturen van JK Nederland door een ander dan door hemzelf feitelijk zijn betaald. Hij trekt daaruit de conclusie dat deze betalingen niet aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank stelt vast dat de kasopstelling ervan uitgaat dat alle contante betalingen aan JK Nederland door verdachte zijn verricht. Dat de betaling feitelijk door een ander persoon heeft plaatsgevonden sluit niet uit dat dit geldbedrag wel uit het vermogen van verdachte afkomstig is. Nu het een schuld van verdachte betreft is het aannemelijk dat het zijn geld is dat wordt afgedragen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank de enkele omstandigheid dat een kwitantie niet op de naam van verdachte is uitgeschreven onvoldoende om aan te nemen dat de betaling niet vanuit het vermogen van verdachte plaatsvindt. De enkele suggestie van verdachte (pas) op de terechtzitting van 12 oktober 2016 dat deze betalingen niet in de onderzoeksperiode ten laste van zijn (contante) vermogen zijn gekomen acht de rechtbank, mede gelet op het late moment waarop verdachte deze suggestie heeft gedaan, onvoldoende aannemelijk.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting aangegeven enkele facturen van privé-aankopen niet te herkennen. Volgens hem is het mogelijk dat deze facturen van iemand anders zijn, in één van zijn zonnestudio’s lagen en door hem per ongeluk zijn meegenomen naar zijn woning. De rechtbank acht dit niet aannemelijk en gaat hieraan voorbij nu deze stelling niet voldoende concreet is en in dit stadium van het proces niet meer te verifiëren is.
Ten slotte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hijzelf de eerste betaling voor het appartement in [plaats] heeft verricht van € 60.000,- à € 70.000. De aankoopsom is volgens verdachte voor het overige in termijnen voldaan door zijn broer [I] uit een lening. Deze lening zou afkomstig zijn van [M] . [M] verklaart echter anders wat betreft zowel de datum als het doel van verstrekking van de geldlening (zie pagina 7283 van het dossier). [I] heeft hier – hoewel bevraagd – niet over verklaard. Uit deze verklaring kan daarom geen alternatieve herkomst van het geldbedrag blijken. De rechtbank acht aannemelijk dat het aankoopbedrag contant is voldaan door verdachte zelf. Het horen van [I] als getuige wordt niet noodzakelijk geacht en de rechtbank wijst het verzoek van de verdediging hiertoe af.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige posten – voor zover wordt afgeweken van het uitgangspunt van de officier van justitie en/of de verdediging – als volgt.
Ten aanzien van de verzonden moneytransfers heeft verdachte gesteld dat dit geen contante uitgaven zouden zijn omdat dit betalingen binnen de familie betreffen. Dit standpunt maakt echter de uitgaande contante geldstroom niet anders.
De verklaring van verdachte met betrekking tot het Audemars Piguet horloge is niet voldoende concreet of verifieerbaar. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat dit een nep horloge was dat hijzelf had gekocht (zie pagina 5754). Later heeft hij verklaard dit horloge als borg te hebben ontvangen van iemand (zie pagina 5811). Meer heeft hij echter niet willen verklaren over deze persoon.
Wat betreft de contante uitgaven na opname van de bankrekeningen in Marokko heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat de opgenomen contante geldbedragen mogelijk zijn gewisseld in euro’s en/of vervolgens zijn uitgegeven aan andere posten opgenomen in de kasopstelling. De rechtbank stelt vast dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij dit geld wel degelijk in ieder geval deels aanwendde voor uitgaven ter plaatse. Hoewel hij ook heeft verklaard dit geld wel eens om te hebben gewisseld in euro’s heeft verdachte niet concreet aangegeven dat hij dit vervolgens heeft uitgegeven aan één van de andere uitgavenposten. De rechtbank acht de enkele stelling dat mogelijk sprake zou kunnen zijn van een dubbeltelling dan ook onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Over de kosten voor de verbouwing van het appartement in [plaats] heeft verdachte ter zitting verklaard dat deze zijn voldaan uit de opbrengst van de verhuur van dat appartement. De rechtbank is echter van oordeel dat voor zover deze verklaring al als voldoende concreet kan worden aangemerkt deze – mede in aanmerking nemend het moment van afleggen van de verklaring – niet onderbouwd en overigens niet verifieerbaar is.
Ten slotte is in de eenvoudige kasopstelling een uitgavenpost opgenomen voor de reservering van een tafel in een nachtclub voor de jaarwisseling van 2011-2012. De rechtbank stelt echter vast dat niet kan worden bewezen dat verdachte een dergelijk tafeltje heeft gehuurd. Voor zover hij hiernaar is gevraagd heeft hij dit niet expliciet bevestigd. De verklaring van getuige [E] is, ook gelet op de hoogte van de door hem genoemde prijs, hiervoor niet voldoende. De rechtbank neemt deze uitgavenpost daarom niet mee in de berekening van de totale contante uitgaven van verdachte.
Het voorgaande leidt ertoe dat alle argumenten (van de verdediging en van de officier van justitie) die ertoe strekken dat van andere posten en/of bedragen moet worden uitgegaan dan die welke aan het begin van deze paragraaf zijn opgenomen, worden verworpen.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat sprake is van een verschil in contante uitgaven van verdachte en zijn legale contante ontvangsten van € 507.952,86 (= € 1.914.328,59 -/- € 1.406.375,73). Nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit contant uitgegeven geldbedrag een legale herkomst heeft, kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden. Verdachte heeft dit contante geldbedrag, dat – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig was, voorhanden gehad en hiermee handelingen verricht. Verdachte heeft de werkelijke herkomst van een geldbedrag van 300.000 MAD (omgerekend € 27.682,93) verhuld, immers heeft hij voornoemd geldbedrag contant betaald en vervolgens giraal ontvangen. Ook heeft verdachte het appartement in [plaats] met contant geld aangekocht en vervolgens op naam van zijn broer laten stellen terwijl hij hiervan zelf feitelijk eigenaar was en bleef. Door op deze manier te handelen heeft hij zowel de werkelijke financiële herkomst van het appartement verhuld als verhuld wie de rechthebbende van het appartement is.
Overeenkomstig de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het op naam van medeverdachte [medeverdachte] stellen van de Mercedes B180 geen verhullende handeling is nu zij een gezamenlijke huishouding voeren. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het onderdeel “verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is van de Mercedes B180”. Verdachte wordt ook partieel vrijgesproken van het onderdeel onder A1, eerste gedachtestreepje: “de werkelijke aard en/of herkomst verhuld van de personenauto’s”. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat met verhullen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht wordt gedoeld op het (zonder redelijke economische grond) met geld schuiven op een manier die geschikt is het spoor aan de waarneming te onttrekken. De ondoorzichtigheid van (vaak opeenvolgende) transacties brengt mee dat de werkelijke aard of herkomst buiten beeld blijft. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de enkele aankoop van personenauto’s met contant geld van illegale herkomst niet leidt tot verhulling van de werkelijke aard of herkomst maar veeleer gekwalificeerd dient te worden als een witwasgedraging genoemd in het eerste lid, onder b, van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte de bewezenverklaarde handelingen in nauwe en bewuste samenwerking met iemand anders heeft verricht, zal hij worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel medeplegen. Gelet op de duur van de periode waarin verdachte contante geldbedragen uit misdrijf afkomstig heeft uitgegeven en de hoeveelheid uitgaven is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 oktober 2013, in Nederland en in Marokko,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, telkens
A.1) van onderstaande voorwerpen, de werkelijke herkomst verhuld, te weten:
- een geldbedrag van 300.000 MAD (omgerekend 27.682,93 euro), immers heeft hij voornoemd geldbedrag contant betaald en vervolgens giraal ontvangen en
- een appartement (genaamd “ [naam] ” appartement [nummer] in [wijk] , gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door tussenkomst van een ander) dit appartement geschonken aan [I] ,
en
A.2) verhuld wie de rechthebbende van onderstaand voorwerp is, te weten:
- een appartement (genaamd “ [naam] ” appartement [nummer] in [wijk] , gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door tussenkomst van een ander) dit appartement geschonken aan [I] ,
en
B) onderstaande voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, te weten:
- een groot contant geldbedrag van in totaal 507.952,86 euro en
- een Mercedes S500, voorzien van het kenteken [kenteken] en een Porsche Panamera, voorzien van het kenteken [kenteken] en een Mercedes B180, voorzien van het kenteken [kenteken] en
- een geldbedrag van 300.000 MAD (omgerekend 27.682,93 euro), immers heeft hij voornoemd geldbedrag contant betaald en vervolgens giraal ontvangen en
- een appartement (genaamd “ [naam] ” appartement [nummer] in [wijk] , gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door tussenkomst van een ander) dit appartement geschonken aan [I] ,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Gewoontewitwassen
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen aansluiting kan worden gezocht bij de strafmaat voor een eventueel gronddelict, nu hiervan niet is gebleken. Verdachte en zijn medeverdachte zijn belast met de zorg over hun jonge kinderen. Daarnaast heeft verdachte twee bedrijven. De raadsman heeft verzocht om, bij een eventuele strafoplegging, te komen tot oplegging van een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van ruim € 500.000,-, gedurende een periode van bijna zeven jaar. Verdachte heeft met van misdrijf afkomstig geld onder meer (dure) auto’s en een appartement in Marokko aangeschaft. Hij heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dit witwassen heeft hij de onderliggende criminaliteit ondersteund. Zijn gedragingen vormen een ernstige aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juli 2016, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Gelet op de ernst van het feit, de duur van de bewezenverklaarde periode en de hoogte van het witgewassen geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafoplegging dan een gevangenisstraf voor langere duur. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Hierbij is in aanmerking genomen de strafmaat in soortgelijke zaken, de LOVS oriëntatiepunten betreffende fraude (die weliswaar niet rechtstreeks van toepassing zijn op witwassen maar hier wel van enige betekenis zijn) en ook het oordeel dat een deels voorwaardelijke straf noodzakelijk is om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om door te gaan met of opnieuw op dergelijke wijze te handelen.
Alles overziend acht de rechtbank passend en geboden oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – met betrekking tot de voorafgaand aan de zitting overgelegde beslaglijst – ter terechtzitting verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen horloges gevorderd, op de lijst voorwerpen 1 en 2. De overige goederen kunnen wat haar betreft worden geretourneerd aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen. Nu het onder 1 genoemde horloge – het Audemars Piguet horloge – een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, acht de rechtbank dit vatbaar voor verbeurdverklaring. De overige in beslag genomen voorwerpen acht de rechtbank vatbaar voor teruggave aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Gewoontewitwassen
StrafbaarheidVerklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
StafopleggingVeroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
12 maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
BeslagVerklaart verbeurd:
1. Horloge: Audemars Piquet Royal Oak
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G940085
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. Horloge: 2 stuks, Enzo Tempo Milan
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1172786
3. Diverse documenten
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1644008
4. Diverse schriftelijke bescheiden
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1643988
5. 1 kleine doos met inhoud
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1643915
6. 2 dozen bedrijfsadministratie
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1643861
7. 1 doos met o.a. 3 mappen
voorwerpnummer: PL0900-2013161731-G1644689
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter,
mrs. G.A. Bos en J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 oktober 2013,
te Utrecht, althans in Nederland en/of in Marokko,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers
heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens)
A.1) van onderstaande voorwerpen, de werkelijke aard en/of de herkomst
verhuld, te weten:
- een of meer personenauto('s) (waaronder een Mercedes S500, voorzien van het
kenteken [kenteken] en/of een Porsche Panamera, voorzien van het kenteken
[kenteken] en/of een Mercedes B180, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een geldbedrag van 300.000 MAD (omgerekend 27.682,93 euro), immers heeft hij
voornoemd geldbedrag contant betaald en vervolgens giraal ontvangen en/of
- een appartement/woning (genaamd " [naam] " appartement [nummer] in [wijk]
, gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door
tussenkomst van een ander) dit appartement/deze woning geschonken aan [I]
,
en/of
A.2) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van onderstaande voorwerpen
is of wie onderstaande voorwerpen voorhanden heeft, te weten:
- een (personen)auto (merk: Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een appartement/woning (genaamd " [naam] " appartement [nummer] in [wijk]
, gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door
tussenkomst van een ander) dit appartement/deze woning geschonken aan [I]
,
en/of
B) onderstaande voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, althans van genoemde voorwerpen gebruik gemaakt, te weten:
- een (groot) (contant) geldbedrag van in totaal (ten minste) 615.509,31 en/of
- een of meer personenauto('s) (waaronder een Mercedes S500, voorzien van het
kenteken [kenteken] en/of een Porsche Panamera, voorzien van het kenteken
[kenteken] en/of een Mercedes B180, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een geldbedrag van 300.000 MAD (omgerekend 27.682,93 euro), immers heeft hij
voornoemd geldbedrag contant betaald en vervolgens giraal ontvangen en/of
- een appartement/woning (genaamd " [naam] " appartement [nummer] in [wijk]
, gelegen in [plaats] , Marokko), immers heeft verdachte (door
tussenkomst van een ander) dit appartement/deze woning geschonken aan [I]
,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. 2013161731 (onderzoek 09POB315), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 9317) en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen (pagina 1 tot en met 828). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 82.
3.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 115.
4.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 12.
5.Het proces-verbaal verstrekking Belastingdienst 2006 (AH-121), pagina 2948.
6.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 12.
7.Het proces-verbaal algemeen dossier, pagina 22.
8.Het proces-verbaal van bevindingen contante omzet (AH-61), pagina 1524.
9.Het proces-verbaal van bevindingen contante omzet (AH-61), pagina 1525.
10.Het proces-verbaal algemeen dossier, pagina 20.
11.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 84.
12.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 91.
13.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 92.
14.Het proces-verbaal van bevindingen moneytransfers (AH-32), pagina 989.
15.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [A] op 8 juli 2014 (GE10-01), pagina 5933.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 26 mei 2015 (VE01-06), pagina 5779.
18.Het proces-verbaal van bevindingen inbreng [A] (AH-126), pagina 2999.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 1 augustus 2013 (VE01-04), pagina 5766.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [B] op 1 augustus 2013 (GE06-01), pagina 5896.
21.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 24 juli 2013 (VE01-02), pagina 5742.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 25 juli 2013 (VE01-03), pagina 5754.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige [A] op 6 augustus 2013 (GE07-01), p. 5905.
24.Het proces-verbaal van bevindingen lening [C] (AH-89), pagina 2364.
25.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 88.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [I] door de rechter-commissaris op 23 juni 2016, pagina 2 en 4 (opgenomen bij de RC stukken).
27.Een geschrift, zijnde de vertaling van de Duitse stukken overgelegd door de getuige, middels de rechter in Duitsland, ambtsgericht Düsseldorf (opgenomen bij de RC stukken).
28.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
29.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 95.
30.Het proces-verbaal van bevindingen moneytransfers (AH-32), p. 989 en p. 991.
31.Het proces-verbaal van bevindingen kasadministratie [bedrijfsnaam] (AH-76), pagina 1679.
32.Het proces-verbaal van bevindingen kasadministratie [bedrijfsnaam] (AH-76), pagina 1684.
33.Het proces-verbaal van bevindingen paspoort [verdachte] (AH-04), pagina 510.
34.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 104.
35.Het proces-verbaal van bevindingen dossier Rechtshulpverzoek (RHV), pagina 6081 en 6083.
36.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 111.
37.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Marokkaans opgesteld proces-verbaal van verhoor van getuige [E] op 29 mei 2014 (RHV 5), pagina 6915.
38.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
39.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 24 juli 2013 (VE01-02), pagina 5742/5743.
40.Het proces-verbaal van bevindingen JK (AH-10), pagina 533.
41.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 97. Zie ook: AH-13, pagina 659; AH-24, pagina 940; AH-33, pagina 994; AH-38, pagina 1045; AH-84, pagina 1975.
42.Het proces-verbaal bevindingen aankoop/verkoop auto’s (AH-116), pagina 2770.
43.Het proces-verbaal van verhoor getuige [G] op 30 juli 2013 (GE04-01), pagina 5881.
44.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 25 juli 2013 (VE01-03), pagina 5748.
45.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 26 mei 2015 (VE01-06), pagina 5781.
46.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 23 juli 2013 (VE01-01), pagina 5738.
47.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [F] op 25 juli 2013 (GE01-01), pagina 5852.
48.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullend aan-/verkoop auto’s (AH-116a), p. 2785 en 2787.
49.Het proces-verbaal bevindingen aankoop/verkoop auto’s (AH-116), pagina 2770 en 2771.
50.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [N] op 26 juli 2013 (GE02-01), pagina 5861.
51.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 23 juli 2016 (VE01-01), pagina 5738.
52.Het proces-verbaal bevindingen aankoop/verkoop auto’s (AH-116), pagina 2772.
53.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
54.Het proces-verbaal bevindingen aankoop/verkoop auto’s (AH-116), pagina 2772.
55.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 26 mei 2015 (VE01-06), pagina 5782.
56.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 106.
57.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek horloge (AH-112), pagina 2558.
58.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Frans opgestelde notariële akte van 15 en 16 december 2011 (RHV 2), pagina 6639.
59.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Frans opgestelde notariële akte van 2 oktober 2013 (RHV 2), pagina 6652.
60.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 107.
61.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 110.
62.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
63.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 92.
64.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 111.
65.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 112.
66.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
67.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
68.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Marokkaans opgesteld proces-verbaal van verhoor van getuige [beheerder] op 28 mei 2014 (RHV 5), pagina 6906.
69.De verklaring van verdachte ter zitting van 12 oktober 2016.
70.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Marokkaans opgesteld proces-verbaal van verhoor van getuige [O] op 27 mei 2014 (RHV 5), pagina 6930.
71.Een geschrift, zijnde een vertaling van een in het Marokkaans opgesteld proces-verbaal van verhoor van getuige [O] op 27 mei 2014 (RHV 5), pagina 6931.
72.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen (ZD-01), pagina 113.