In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man uit Utrecht, die in een periode van zeven jaar meer dan €500.000 aan crimineel geld zou hebben gewitgewassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Zijn 28-jarige vrouw is vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de vrouw op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een significant verschil is tussen de legale contante inkomsten van de man en zijn uitgaven. Hij heeft met het criminele geld onder andere dure auto’s en een appartement in Marokko aangeschaft. De rechtbank legt een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, waarbij rekening is gehouden met straffen in vergelijkbare zaken. De voorwaardelijke straf is opgelegd om te voorkomen dat de man opnieuw in de fout gaat.
De vrouw is vrijgesproken omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat zij wist of had moeten vermoeden dat het geld van criminele oorsprong was. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie en de verdediging zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten.