Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure in de hoofdzaak en in het incident
- het tussenvonnis van 14 oktober 2015 in de hoofdzaak en het incident alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de door [gedaagde cs] op 30 november 2015 toegezonden productie 8;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen in de hoofdzaak van 7 december 2015;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de pleitnota in het incident van [gedaagde cs] ;
- de pleitnota in het incident van Rabobank;
- de akte van [gedaagde cs] van 3 februari 2016, met producties;
- de akte fusie/naamswijziging tevens antwoordakte van Rabobank van 13 april 2016, met producties;
- de akte van [gedaagde cs] van 22 juni 2016;
- het bezwaar van Rabobank tegen de lengte en inhoud van de door [gedaagde cs] genomen akte van 22 juni 2016.
2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident
3.Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
hoofdzaak: in conventie
- Primair: hoofdelijke veroordeling van [gedaagde cs] tot betaling van € 485.599,95, te vermeerderen met de contractuele rente van 4,9% per jaar vanaf 25 oktober 2010 minus de reeds voldane rente van € 7.291,69;
- Subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [gedaagde cs] tot betaling van € 250.000,-, te vermeerderen met de contractuele rente van 5% per jaar vanaf 25 oktober 2010 minus de reeds voldane rente van € 7.291,69;
- Meer subsidiair:
Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [gedaagde cs] tot betaling van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover en inclusief de beslag- en nakosten.
4.De beoordeling in de hoofdzaak en in het incident
Fusie Rabobank
“Over en weer zullen u en de bank elkaar niet (verder) aansprakelijk stellen uit welke hoofde ook wegens de verstrekte financiering met betrekking tot [de woning] en de daarover gemaakte afspraken en zien af van mogelijke verdere procedures/klachten”. Gezien de stellingen van partijen dient in de eerste plaats te worden vastgesteld hoe die bepaling moet worden uitgelegd. Voor de beantwoording van de vraag hoe een schriftelijke afspraak moeten worden uitgelegd, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogeheten Haviltex-maatstaf; HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). De Haviltex-maatstaf brengt mee dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van bepalingen van dat contract.
7.740,00(3,0 punten × tarief € 2.580,00)