Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
400,00(2 punten x tarief € 200,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de curator van de failliete besloten vennootschap [bedrijf] B.V. betaling van een bedrag van € 3.932,50 van de gedaagde, [gedaagde] B.V., wegens een vermeende betalingsverplichting die voortvloeit uit een overeenkomst van opdracht voor het plaatsen van een advertentie. De curator stelt dat in maart 2014 een prijs van € 3.250,- exclusief BTW is overeengekomen voor de advertentie, maar dat [gedaagde] niet heeft betaald. De gedaagde betwist de betalingsverplichting en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat zij pas in april 2014 met [bedrijf] heeft gesproken over de advertentie en dat er een voorwaarde was voor betaling via verrekening met kantoorartikelen.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere de dagvaarding, producties en een comparitie van partijen zijn behandeld. De curator heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een orderbevestiging en een factuur, die de gedaagde niet tijdig heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de overeenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde] een betalingsverplichting heeft. De rechtbank wijst de vordering van de curator toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. F.A. Hut op 2 november 2016, waarbij de rechtbank de vordering van de curator toewijst en de gedaagde verplicht om de gevorderde bedragen te betalen, vermeerderd met rente en kosten.