Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
beschikking vervanging gecertificeerde instelling
in de zaak van
[naam] , hierna te noemen de vader,
[belanghebbende 1] ,hierna te noemen de GI,
[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,
Familie [belanghebbende 3] , hierna te noemen de pleegouders,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van belanghebbenden
groot-/pleegouders gevolgd in hun verzoek om aan [naam instelling 1] geen kopie te verstrekken van het dossier tot op heden. [naam instelling 1] heeft aangegeven het niet nodig te vinden om een persoonlijkheidsonderzoek naar de ouders te doen en daarom heeft de GI daartoe ook geen opdracht gegeven. Het enkele feit dat de vader dat wel noodzakelijk vindt, is in dit verband onvoldoende voor de GI. Het huidige voorlopige deelrapport wordt niet naar de vader gestuurd, omdat dit een voorlopig deelrapport is dat vooral over de moeder gaat en de moeder ook geen toestemming geeft voor toezending van de onderdelen in het voorlopige deelrapport die over haar gaan aan de vader. Met de vader is het erg lastig communiceren. Telefonische en mondelinge gesprekken zijn er niet vanwege grensoverschrijdende uitlatingen van de vader. De communicatie tussen de GI en de vader verloopt op dit moment via zijn advocaat.
De beoordeling
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1. van de Jeugdwet, uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.’