ECLI:NL:RBMNE:2016:5490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
C/16/420511 / JE RK 16-1417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging gecertificeerde instelling en geschillenregeling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) die de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam] uitvoert. De vader van [voornaam] heeft verzocht om de GI te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, omdat hij meent dat de GI vooringenomen is en niet naar zijn visie luistert. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft zich achter de GI geschaard en benadrukt dat er een lopend onderzoek is naar de toekomstige verblijfsplaats van [voornaam]. De GI heeft aangegeven dat alle beslissingen in samenspraak met een team worden genomen en dat er geen sprake is van vooringenomenheid.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI op een neutrale en objectieve wijze handelt en dat de vader in het verleden niet altijd heeft meegewerkt aan het onderzoek. De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat een andere GI een verbetering zou opleveren. De vader heeft ook een subsidiair verzoek gedaan om ervoor te zorgen dat hij alsnog betrokken wordt bij het onderzoek van [naam instelling 1]. Dit verzoek is eveneens afgewezen, omdat de kinderrechter van oordeel is dat de huidige situatie niet in het belang van [voornaam] zou zijn.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI niet vervangen hoeft te worden en dat de verzoeken van de vader om betrokkenheid bij het onderzoek niet kunnen worden ingewilligd. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de kinderrechter de rol van de vader in het leven van [voornaam] en de huidige woonsituatie bij de grootouders van vaderszijde in overweging heeft genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/420511 / JE RK 16-1417 (vervanging gecertificeerde instelling)
zaakgegevens : C/16/424327 / JE RK 16-1755 (geschillenregeling artikel 1:262b Burgerlijk Wetboek).
datum uitspraak: 17 oktober 2016

beschikking vervanging gecertificeerde instelling

in de zaak van

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,
betreffende
[naam], geboren op [2011] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
[belanghebbende 1] ,hierna te noemen de GI,
wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

Familie [belanghebbende 3] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de zijde van de vader van 27 juli 2016, ingekomen bij de griffie op 28 juli 2016;
- de brief van de zijde van de vader van 17 augustus 2016, ingekomen bij de griffie op 17 augustus 2016;
- de brief van de zijde van de GI van 28 september 2016, ingekomen bij de griffie op 29 september 2016.
Op 3 oktober 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. P.C. Smit,
- de vader, bijgestaan door mr. R.F. Ronday,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 8 januari 2016 is [voornaam] onder toezicht gesteld tot 15 januari 2017.
Bij beschikking van 13 juli 2016 is de machtiging uithuisplaatsing verlengd tot 15 januari 2017.
[voornaam] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders vaderszijde.

Het verzoek

De vader heeft de kinderrechter verzocht om de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, danwel een door de rechtbank aan te wijzen gecertificeerde instelling.
Later is per brief d.d. 17 augustus 2016 een subsidiair verzoek gedaan om de GI te gelasten de vader alsnog te betrekken in het onderzoek dat aan [naam instelling 1] is opgedragen omtrent de verblijfplaats van [voornaam] .
De vader heeft aan het primaire verzoek ten grondslag gelegd dat de GI vooringenomen is. De GI werkt alleen aan een terugplaatsing bij de moeder en luistert niet naar de visie van de vader op dit punt. Verder heeft de vader gevraagd om het onderzoek door [naam instelling 1] uit te breiden met een persoonlijkheidsonderzoek naar beide ouders. Telefonisch heeft de vader van [naam instelling 1] begrepen dat zij dat zouden kunnen doen als de GI daartoe opdracht geeft. De GI heeft dit echter geweigerd. Ook heeft de vader meerdere keren gevraagd om het rapport van [naam instelling 1] , maar dit krijgt de vader niet. Hij mist veel informatie en heeft het gevoel dat hij buitengesloten wordt.
De vader heeft aan het subsidiaire verzoek ten grondslag gelegd dat de GI weigert om opdracht te geven aan [naam instelling 1] om de vader te betrekken bij het onderzoek. Volgens de vader is er geen sprake van een afgerond en goed onderbouwd advies van de zijde van [naam instelling 1] als de vader niet bij dit onderzoek wordt betrokken.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft – mede middels haar advocaat – ter zitting naar voren gebracht dat zij het eens is met de GI. Er loopt een onderzoek naar de toekomstige verblijfsplaats van [voornaam] . Dit onderzoek is nog niet afgerond en derhalve is het alleen al daarom belangrijk dat er geen wijziging van de GI komt. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de vader merkt de moeder middels haar advocaat op dat de vader steeds wisselende standpunten inneemt en meerdere keren zijn medewerking niet heeft verleend aan het onderzoek. De verzoeken van de vader dienen dan ook afgewezen te worden.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat de vooringenomenheid bij de GI niet wordt herkend. Alle beslissingen aangaande [voornaam] worden in samenspraak met een team genomen en niet alleen door een gezinsvoogd. Het niet akkoord gaan met vaders voorwaarden, wil niet zeggen dat de GI niet objectief kan beslissen inzake [voornaam] . De GI heeft vader en de
groot-/pleegouders gevolgd in hun verzoek om aan [naam instelling 1] geen kopie te verstrekken van het dossier tot op heden. [naam instelling 1] heeft aangegeven het niet nodig te vinden om een persoonlijkheidsonderzoek naar de ouders te doen en daarom heeft de GI daartoe ook geen opdracht gegeven. Het enkele feit dat de vader dat wel noodzakelijk vindt, is in dit verband onvoldoende voor de GI. Het huidige voorlopige deelrapport wordt niet naar de vader gestuurd, omdat dit een voorlopig deelrapport is dat vooral over de moeder gaat en de moeder ook geen toestemming geeft voor toezending van de onderdelen in het voorlopige deelrapport die over haar gaan aan de vader. Met de vader is het erg lastig communiceren. Telefonische en mondelinge gesprekken zijn er niet vanwege grensoverschrijdende uitlatingen van de vader. De communicatie tussen de GI en de vader verloopt op dit moment via zijn advocaat.
Ten aanzien van de verdere verzoeken van de vader merkt de GI op dat zij daar niet op voorhand van op de hoogte was, zodat zij beperkt wordt in haar mogelijkheden om verweer te voeren. De GI is niet bereid om de vader alsnog in het onderzoek te laten betrekken. Vader wilde niet meewerken omdat niet werd voldaan aan zijn voorwaarde dat [naam instelling 1] bij de beide ouders een persoonlijkheidsonderzoek zou doen. Ook heeft hij lange tijd geen toestemming gegeven om [voornaam] te laten onderzoeken door [naam instelling 1] , waardoor het onderzoek nu al erg lang loopt. Gelukkig is die toestemming er nu wel en kan [voornaam] worden onderzocht, waarna het onderzoek kan worden afgerond. Bij de weigering van de GI speelt ook een rol dat de vader in het verleden – net als bij dit onderzoek – voor veel vertraging heeft gezorgd. De vader heeft toen in eerste instantie niet meegewerkt, daarna deels en vervolgens gebruik gemaakt van zijn blokkaderecht.

De beoordeling

Ten aanzien van het primaire verzoek
In artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de kinderechter de GI kan vervangen door een andere GI.
De vader heeft verzocht om vervanging van de GI door een andere gecertificeerde instelling nu de vader van mening is dat de GI vooringenomen is. De vader heeft een andere visie over het functioneren van de moeder dan de GI. De vader wil een persoonlijkheidsonderzoek naar beide ouders, maar dit wordt niet nodig geacht door [naam instelling 1] en daarom gaat de GI niet mee in dit verzoek van de vader. Dat is een begrijpelijk en juist standpunt. Daarvoor is ook redengevend dat het beeld dat de vader heeft van de moeder gedateerd is.
De kinderrechter is van oordeel dat de GI op een neutrale en objectieve wijze beslissingen neemt. Zo is bijvoorbeeld gebleken dat zij geen informatie uit het verleden hebben gestuurd naar [naam instelling 1] , nu de vader en de groot-/pleegouders dit hadden verzocht. Het gaat hier om een vrij ongebruikelijke tegemoetkoming aan met name de vader.
Een vooringenomenheid kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat de vader geen kopie krijgt van een door [naam instelling 1] afgegeven voorlopig deelrapport. Er is nog geen definitief rapport waarover de vader kan beschikken. Vooralsnog is er alleen een voorlopig deelrapport over met name de moeder en het is juist dat de GI dit voorlopige deelrapport niet aan de vader stuurt, bij gebreke van toestemming van de moeder.
Hoewel vast staat dat de communicatie tussen de GI en de vader nogal beperkt is, is ook dat onvoldoende reden om de GI te vervangen, nu de kinderrechter een nieuwe GI in dit kwetsbare systeem niet in het belang van [voornaam] vindt. Daarbij vraagt de kinderrechter zich af of een andere GI een verbetering in de situatie zal opleveren als die niet doet wat volgens de vader nodig is.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek
De vader heeft subsidiair verzocht om de GI op te dragen om ervoor te zorgen dat de vader alsnog in het onderzoek van [naam instelling 1] wordt betrokken. De kinderrechter verstaat dit verzoek als een verzoek in de zin van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 1:262b BW luidt als volgt: ‘
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1. van de Jeugdwet, uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
Tussen betrokkenen staat vast dat de vader – ook al is de GI aan zijn wens tegemoetgekomen door [naam instelling 1] geen dossier over [voornaam] te sturen met alle onderzoeken en verwikkelingen in het verleden – in eerste instantie heeft gekozen om niet mee te werken aan het onderzoek. De reden daarvoor was dat niet werd voldaan aan zijn eis dat [naam instelling 1] ook een persoonlijkheidsonderzoek zou doen bij de ouders. Daarnaast heeft de vader in eerste instantie ook geen toestemming gegeven om [voornaam] te laten onderzoeken door [naam instelling 1] . Nu vaststaat dat er een onderzoek nodig is om de toekomst van [voornaam] te kunnen bepalen, is dat niet in het belang van [voornaam] . Gelukkig heeft de vader die toestemming inmiddels wel gegeven, maar het onderzoek heeft door de opstelling van de vader ernstige vertraging opgelopen. De opstelling van de vader rechtvaardigt dat de GI in dit stadium het onderzoek niet verder wil belasten door de vader daar alsnog in te laten betrekken met de daarbij behorende gesprekken met vader en dergelijke. Daarbij is ook relevant dat [voornaam] woont bij de grootouders van vaderszijde. Deze zijn wel in het onderzoek betrokken. Verder speelt de vader een beperkte rol in het leven van [voornaam] in de zin dat hij [voornaam] wekelijks maximaal drie uur ziet onder begeleiding van [naam instelling 2] . Dat betekent dat de kinderrechter dit subsidiaire verzoek eveneens zal afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.F.M. de Jong-den Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2016.