ECLI:NL:RBMNE:2016:5477

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
423351 / HA RK 16-217
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 14 september 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.M. Berendsen, de behandelend kantonrechter in een civiele procedure tussen verzoeker en Famed B.V. Het wrakingsverzoek werd op 27 september 2016 openbaar behandeld door de wrakingskamer, waarbij verzoeker en de gewraakte rechter niet aanwezig waren. Verzoeker stelde dat de rechter zijn verzoek om het proces-verbaal te ondertekenen had afgewezen, wat volgens hem een reden voor wraking was. De rechter verdedigde zijn handelen door te stellen dat de procedure correct was gevolgd en dat er geen sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Na beoordeling van de feiten concludeerde de wrakingskamer dat er geen objectieve redenen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter partijdig zou zijn. Daarom werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard. De beslissing werd op 11 oktober 2016 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier. Er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 423351 / HA RK 16-217
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 11 oktober 2016op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Ter rolzitting van 14 september 2016 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. R.M. Berendsen, behandelend kantonrechter (verder te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 5324140 LC EXPL 16-3279. De procedure in de hoofdzaak betreft de vordering van de besloten vennootschap Famed B.V. (hierna: de belanghebbende) tot betaling van een geldsom aan haar door verzoeker. Van hetgeen ter zitting van 20 september 2016 is voorgevallen, is proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 27 september 2016 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker niet verschenen en is de rechter met bericht van verhindering niet verschenen.
De belanghebbende is niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter zijn verzoek om ter zitting van 14 september 2016 samen met de rechter het proces-verbaal te tekenen, heeft afgewezen.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie heeft hij toegelicht dat ter zitting van de rolrechter (verschenen) gedaagden in de gelegenheid worden gesteld verweer te voeren tegen de door de eisende partij ingestelde vordering. Van dat verweer wordt door de griffier aantekeningen gemaakt aan de hand waarvan, na afloop van de rolzitting, door de griffier proces-verbaal wordt opgemaakt in de vorm van een conclusie van antwoord. De rechter heeft ter zitting aan verzoeker meegedeeld dat na afloop van de rolzitting proces-verbaal zal worden gemaakt. Deze handelwijze is volgens de rechter niet partijdig en geeft ook geen aanleiding te vrezen voor partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
De wrakingskamer overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 82 lid 2 Rv een conclusie van antwoord in een kantonzaak ook mondeling ter terechtzitting kan worden genomen. Ingevolge artikel 84 lid 3 Rv stelt de griffier in dat geval, als de wederpartij of haar gemachtigde niet ter zitting aanwezig is geweest, een weergave van de zakelijke inhoud van de conclusie van antwoord op en zendt die aan de wederpartij of aan haar gemachtigde.
3.5.
In dit geval heeft de rechter verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn standpunt mondeling toe te lichten, dat wil zeggen: mondeling een “conclusie van antwoord te nemen” als bedoeld in artikel 84 lid 3 Rv. Zoals de rechter heeft uiteengezet, heeft de griffier aantekeningen gemaakt van deze mondelinge toelichting. Vervolgens is na de zitting, aan de hand van de aantekeningen van de griffier, een zakelijke weergave opgesteld van deze mondelinge toelichting in de vorm van een proces-verbaal. Uitganspunt is dat een proces-verbaal wordt getekend door de rechter en de griffier. Dat is ook in dit geval gebeurd. De handelwijze van de rechter is in overeenstemming met de wet en het mede ondertekenen van het proces-verbaal door verzoeker was niet aan de orde.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de wrakingskamer tot het oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die er toe leiden dat een vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gezien gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 5324140 LC EXPL 16-3279 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. N.E.M. Kranenbroek als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.